Bodem boert achteruit

Geen grote verrassing, de uitkomsten van het onderzoek naar de bodemvruchtbaarheid in Flevoland, uitgevoerd door de Wetenschappelijke Raad voor Integrale Duurzame Landbouw en Voeding (RIDLV). De resultaten liggen in lijn met de zorgen die onder boeren en tuinders al langer leven en met wat wij al aanvoelden: de kwaliteit van onze bodem neemt structureel af.

Voor een buitenstaander moet het onbegrijpelijk zijn, we zijn namelijk zelf schuldig aan deze trend. De meest vruchtbare gronden van Europa, verantwoordelijk voor ons dagelijks inkomen, de productiefactor van onze bedrijven, ze worden systematisch gedegenereerd. Door ons, wij boeren, omdat wij een inkomen willen genereren.

En dat is dan ook precies de reden waarom het gebeurt: om ons inkomen te kunnen blijven behouden zijn wij boeren genoodzaakt een bouwplan toe te passen dat voldoende inkomen genereert voor het benodigde bedrijfsrendement. Steeds meer agrariërs komen in een spanningsveld tussen gewin op korte termijn en lange termijn. Volgens RIDLV is dit versterkt door hoge grondprijzen, de sinds 2007 verdubbelde pachtprijzen en steeds kortere pachtperioden.

Dit spanningsveld moet doorbroken worden. Snel bovendien, voordat de structuur van onze gronden zwaar vernield is. Een optimale bodemvruchtbaarheid is in het belang van een duurzame voedselvoorziening, voedselzekerheid en groenblauwe diensten zoals waterhuishouding en ecologische functies. Uitgemergelde gronden zijn het zwartste scenario. Geen boer die daar van kan leven, een verpachter trouwens ook niet. Wellicht schuilt daarin dus ons gemeenschappelijk belang. Zowel pachters als verpachters zullen bang moeten zijn voor een toekomstbeeld dat er zo uit zal zien.

Dat de overheid niet het goede voorbeeld geeft helpt niet. De korte geliberaliseerde pachtcontracten die RVB aanbiedt stellen de verkeerde standaard die door andere verpachtende organisaties wordt overgenomen. Onze polders zijn ingericht voor voedselproductie. Het is in mijn ogen ook juist de taak van de overheid om de blik op de lange termijn te houden, namelijk duurzame voedselproductie. Het past niet bij een overheid om te gaan voor winstmaximalisatie op de korte termijn. In het mestbeleid ontbreekt het langetermijnperspectief bijvoorbeeld ook. Een bodemgericht mestbeleid zou meer oog hebben voor het belang van mest voor de bodemvruchtbaarheid. Het besef dat onze bodem een gemeenschappelijk goed is, voor ons allemaal van levensbelang, wordt nu door de overheid onvoldoende erkend, en dus geborgd.

RIDLV lijkt nu de noodklok te luiden. Dat ze dat nu doen is natuurlijk geen toeval. Dit is het jaar van de bodem, het moment! En de discussie over het nieuwe pachtstelsel is in volle gang. We hebben nu, zoals de Engelsen het noemen, een ‘window of opportunity’. Het moment waarop alles samenkomt en verandering in gang kan worden gezet.

Het schetsen van onze duistere toekomst alleen is echter niet voldoende om verandering te bewerkstelligen. Probleem, bewijs, dialoog en oplossing vormen samen de vensters van onze ‘window’. En die oplossingsrichtingen zijn er. Nieuwe pachtvormen en een pachtprijs gebaseerd op het agrarisch verdienvermogen, zoals bij reguliere pacht, kunnen ervoor zorgen dat de noodzaak om voor het korte gewin te gaan wordt weggenomen. Bij zowel pachter als verpachter. Op de korte termijn levert dit voor de verpachter minder op. Dat is niet in lijn met het economisch motief van de verpachter en zal dus niet meteen op enthousiasme kunnen rekenen. Dat is begrijpelijk en niet onrechtmatig. De winst op lange termijn maakt dat echter dubbel en dwars goed. De rekensom is met het rapport van RIDLV in de hand goed te maken. Dat gegeven moet de verpachters wèl aanspreken. In plaats van onze verschillen kunnen we dan nu het gesprek aangaan over datgene wat we willen delen: toekomstperspectief.

Eric Pelleboer
voorzitter NAJK