Gewasbescherming: do or don’t?

Als teler wil je het gewas optimaal laten groeien: een hoge opbrengst met een goede kwaliteit. Ziekten, plagen en onkruiden kunnen het gewas bedreigen. Om die te bestrijden is chemische bescherming en bestrijding soms noodzakelijk. De maatschappij heeft daar echter een eigen mening over. Hebben ze een punt, of zijn we als sector gewoon goed bezig?

Tekst: Tom de Jong
Illustratie: Henk van Ruitenbeek

Nederlandse boeren en tuinders zijn voorlopers in de wereldwijde land- en tuinbouw. Zo is ons land ’s werelds grootste exporteur in de sierteelt en nummer twee in de export van agrarische producten. Daarmee levert de sector een essentiële bijdrage aan de Nederlandse economie. Om dit te bereiken moeten planten optimaal kunnen groeien. Hier is de natuur voor nodig. Maar in deze natuur hebben we ook bedreigingen als klimaatinvloeden, insecten, onkruiden, schimmels en slakken. Met een slimme rassenkeuze, bedrijfshygiëne, klimaatbeheersing in kassen, gebruik van biologische middelen of met mechanische bewerkingen kunnen deze bedreigingen worden afgewend. Helaas is dit niet altijd afdoende en moet er chemisch gecorrigeerd worden.

Voedselvoorziening

Een belangrijk deel van de gewassen wordt voor de voedselvoorziening geteeld. Dit wordt steeds belangrijker. Zo groeit de wereldbevolking de komende jaren fors terwijl het areaal landbouwgrond stabiliseert. Om alle monden in de wereld te kunnen voeden moet de productie per hectare omhoog. Volgens Arjan Ausma, sectormanager akkerbouw bij Rabobank Nederland, is ons land op dit vlak een voorloper van hoe het in de wereld zou moeten. “Op wereldschaal lijkt de productiestijging die nodig is niet te worden gehaald”, aldus Ausma. “Gewasbescherming is hierbij onmisbaar.”

Middelengebruik

Door politieke en maatschappelijke druk heeft de sector grote slagen gemaakt in het verminderen van het middelengebruik. Zo is de afzet van chemische middelen fors gedaald. Dit is met name te danken aan het verminderde gebruik van grondontsmettingsmiddelen. Begin februari verscheen in de media het bericht dat het chemische middelengebruik in Nederland tussen 2000 en 2012 licht is gestegen. Volgens Jo Ottenheim van Nefyto, de brancheorganisatie van middelenfabrikanten, worden hier appels met peren vergeleken. “Je kan niet simpelweg naar de hoeveelheid gebruikte gewasbeschermingsmiddelen kijken. We gebruiken nu heel andere middelen dan vijftien jaar geleden. De huidige gewasbeschermingsmiddelen zijn veiliger en de milieubelasting is sterk verlaagd. Ook zijn de hectareopbrengsten hoger”, aldus Ottenheim. Om een goede vergelijking te kunnen maken pleit Ottenheim ervoor om te kijken naar het middelengebruik per kilogram land- en tuinbouwproduct.
Milieubelasting
Naast de afhankelijkheid van middelen stond de sector ook voor de opdracht om de milieubelasting door gewasbeschermingsmiddelen fors terug te schroeven. Door de jaren heen is de belasting van oppervlaktewater afgenomen met 85 procent. Deze milieuwinst is onder andere gerealiseerd dankzij een minder milieubelastend middelenpakket, driftreductie en teeltvrije zones langs de slootkanten. In de glastuinbouw is druppelirrigatie geïntroduceerd. Een middel kan zo gericht worden toegepast. Verder kunnen plagen op planten worden gevolgd, het zogenaamde scouten.  Mocht het nodig zijn, dan kan de plaag op het juiste moment worden aangepakt.

Schoon water

De waterkwaliteit moet nog beter. Vanaf 2023 moet al het water aan de milieunormen voldoen en mogen er nagenoeg geen overschrijdingen van de normen meer plaatsvinden. Over drie jaar moet het aantal overschrijdingen al zijn gehalveerd ten opzichte van 2013. Om dit te bereiken hebben LTO Nederland, Unie van Waterschappen en Nefyto de ‘Toolbox emissiebeperking’ ontwikkeld. Deze Toolbox bestaat uit een set van zeventien informatiekaarten. Op deze kaarten staan praktische maatregelen voor telers om emissie van gewasbeschermingsmiddelen naar het oppervlaktewater te verminderen. Een voorbeeld is het bepalen van het ideale spuitmoment.

Toekomst gewasbescherming

Ondanks alle genomen maatregelen blijft gewasbescherming actueel in de politiek. Staatssecretaris Dijksma is verantwoordelijk voor het gewasbeschermingsbeleid in Nederland. In de Tweede Kamer heeft ze haar inzet duidelijk gemaakt: “Chemische gewasbescherming blijft nodig voor de voedselproductie. We moeten echter wel kijken of we problemen met de teelt anders kunnen oplossen.” Dit kan door gebruik van resistente rassen, biologische bestrijding, vruchtwisseling of betere spuitdoppen. “Als het niet anders kan, dan komen chemische middelen in beeld”, aldus Dijksma. Geïntegreerde gewasbescherming wordt verplicht. Hierbij worden biologische, mechanische en chemische maatregelen gecombineerd.

Groene middelen

Een actuele ontwikkeling in de gewasbescherming zijn de groene (biologische) middelen. Dit zijn onder meer preparaten met bacteriën of virussen, feromonen (lokstoffen), plantenextracten, maar ook natuurlijk zout als natriumbicarbonaat, dat wordt gebruikt tegen schimmelziekten. Middelenfabrikanten richten zich steeds meer op biologische middelen omdat het een goede aanvulling kan zijn op de chemische middelen. Vanwege mogelijke risico’s voor mens en milieu moeten biologische middelen dezelfde toelatingsprocedure doorlopen als chemische middelen. Dijksma wil toewerken naar een vergroening van het middelenpakket. Daarom wil ze inzetten op een eenvoudiger of snellere toelatingsprocedure voor deze middelen.

Verwachtingen consument

De consument stelt hoge eisen aan het product dat ze kopen. Dat begint met het uiterlijk van het product. Zo mogen bloemen geen vlekjes hebben en moeten tomaten, paprika’s en komkommers hun karakteristieke vorm tonen. Dit koopgedrag van consumenten kan veel invloed hebben op het gebruik van middelen en de milieubelasting. De maatschappij is kritisch naar de teler, maar eenmaal in de supermarkt denken ze als consument vaak in euro’s.

Residuen

Met het oog op gezondheidsrisico’s zijn residuen van gewasbeschermingsmiddelen ook een belangrijk consumentenitem. Europa stelt hoge eisen aan de maximale hoeveelheid residu in een product. Sommige retailers gaan nog verder. Dit kan ertoe leiden dat telers zich focussen op residuverlaging en minder op mogelijke milieurisico’s.