Landjepik en voedselzekerheid

Doordat de mondiale vraag naar voedsel stijgt, klimaatverandering doorzet, water schaarser wordt en gewassen voor biobrandstoffen concurreren met de voedselproductie, wordt de race om vruchtbaar land heviger. Dit ten koste van boeren in ontwikkelingslanden, die zonder tegenprestatie van hun land en woonplek worden weggejaagd door grote investeerders. Een fenomeen dat wereldwijd beter bekend staat als ‘landjepik’ of ‘land grabbing’.

Tekst: Wolter Neutel
Illustratie: Henk van Ruitenbeek

Motieven van investeerders
Kort gezegd is landjepik het door buitenlandse investeerders of overheden opkopen of huren van grote hoeveelheden landbouwgrond in ontwikkelingslanden. Er zijn verschillende motieven om grond in een ander land te ‘kopen’. Landen met een groeiende bevolking en/of landen die voedsel importeren zeggen hun voedselvoorziening veilig te willen stellen. Andere partijen, vaak banken en investeerders, gaan naar landbouwgrond op zoek vanwege financiële redenen. Zij zien het investeren in grond als goede belegging. Wat het motief ook is, de geproduceerde producten blijven meestal niet in het betreffende land.

Risico’s voor de inwoners
De risico’s voor de landen waarvan de grond gebruikt gaat worden, zijn verschillend. De investeringen kunnen leiden tot economische groei en hogere overheidsinkomsten. Ook is het mogelijk dat de lokale bevolking bij de nieuwe eigenaar aan het werk kan, maar dat is vaak niet het geval. Gezien de voedsel niet in het betreffende land blijft, kan de voedselzekerheid van deze mensen ook in het gedrang komen. De inwoners van deze landjepiklanden verliezen naast hun grond dus ook hun bestaansrecht.
Drijfveren van lokale overheden

Voor overheden van de ontwikkelingslanden waar de grond door landjepik opgeslokt wordt, gelden andere drijfveren. Zij danken hun macht aan mensen in de stad en door de lage overheidsinkomsten zijn ze juist gebaat bij de lucratieve projecten van buitenlandse investeerders. Lage voedselprijzen zijn voor de bestuurders van belang en corruptie komt veel voor. In positieve gevallen worden afspraken gemaakt om een deel van de opbrengsten in het land af te zetten of om te investeren in ziekenhuizen en scholen.
Jouw veebedrijf en landjepik?

Sinds 2001 is 227 miljoen hectare landbouwgrond verkocht of verhuurd aan buitenlandse bedrijven en overheden. Ter vergelijking: het Nederlandse landbouwareaal is 1,9 miljoen hectare. De Europese veehouderij is voor een groot deel afhankelijk van de invoer van grondstoffen uit andere delen van de wereld, vaak via de haven van Rotterdam. Meer dan ⅓ deel van het Nederlandse landbouwareaal (700.000 hectare) wordt in het buitenland gebruikt voor de teelt van soja voor de Nederlandse veehouderij. Hierbij is rekening gehouden met het feit dat voor veevoer sojaschroot wordt gebruikt en niet de voor de humane consumptie bestemde sojaolie.