Blog adviesreis Oeganda – 2014

Analyseren van behaalde resultaten bij KIDFA

Ilse Verhoijsen (LAJK) en Ria Wilzing (NAJK) gaan samen met Marly Boonman van Agriterra op missie naar Oeganda. De missie loopt van 14 juli tot en met 24 juli 2014. Tijdens deze missie worden de behaalde resultaten van de boerenorganistie KIDFA geanalyseerd. De bevindingen kun je volgen op deze pagina.

How to convince that I am a farmer…

Misschien een aparte titel voor een blog, maar het wordt allemaal duidelijk. Samen met Marly Boonman en Ria Wilzing ben ik op een adviesmissie naar een boerenorganistie in Oeganda. De boerenorganisatie, Kitgum District Farmers Association (KIDFA) ontvangt ondersteuning vanuit Agriterra. Tijdens de missie hebben we ons gericht op het onderdeel gegevensverzameling van boerengroepen met zonnebloemen. Daar hoort natuurlijk een bezoek aan een paar boerengroepen bij.

En zo geschiede… Bij de eerste groep werden we zingend en dansend ontvangen door een groep vrouwen. Na een indrukwekkende bijeenkomst vlug verder naar de tweede groep. Waar we ook een leuke bijeenkomst hebben gehad.

En toen kwam de derde groep… Tijdens de introductie geloofde de groep niet dat ik een boer ben; daar was mijn huid te “gaaf” voor. Op het einde van de bijeenkomst kreeg ik de kans om te bewijzen dat ik echt een boer ben. Er werd een hak (om de grond om te spaaien) gehaald en er werd kort voorgedaan wat ik moest doen. Pff het viel nog niet mee om die kei harde grond om te spaaien en na een paar minuten “mocht” ik stoppen: I failed the test. Maar Marly en Ria zeiden dat ik dit werk normaal niet doe, omdat wij thuis varkens en kippen hebben. Toen bedacht ik dat ik wel wat foto’s van ons bedrijf op mijn telefoon had staan, dus die heb ik aan de groep laten zien. Ze waren diep onder de indruk. Ze vonden het onvoorstelbaar dat 1 zeug wel 14 biggen kan krijgen. Ondanks dat de boeren geen Engels spraken, begrepen ze de foto’s goed. Of ik ze nu daadwerkelijk heb overtuigd dat ik een boer ben, weet ik niet zeker. Het was in ieder geval geweldig om mee te maken.

Ilse Verhoijsen

Vooruitgang

De reis naar Kitgum vanuit Kampala was weer een hele lange, niet alleen letterlijk, maar ook figuurlijk: 450 kilometer in 11 uur. Een hele dag in de auto met af en toe een stop. De weg voelde ook lang omdat er veel kuilen, gaten en ongelukken waren.  Vermoeid op de bestemming aangekomen is het bed een heerlijke plaats. Nee hoor, toch nog gaan dineren terwijl niemand honger heeft. Weigeren is niet netjes.

De eerste dag in Kitgum is er een bijeenkomst met het bestuur en de medewerkers van KIDFA (de boerenorganistie in de provincie Kitgum). Het bestuur bestaat uit veel oude bestuurders met twee jongere bestuurders.  De werkwijze is nog ouderwets. De belangrijkste persoon van de organisatie is de directeur, die de gang van zaken leidt. Hij bepaald in de organisatie wat er gebeurt en wat de organisatie doet. Het bestuur stemt in en is niet goed op de hoogte wat er allemaal gaande is.

De volgende dag stond in het teken van de boeren. We brachten die dag een bezoek aan drie groepen, allemaal participeerden ze in het spaarprogramma. De groepen waren zeer verschillend. De ene nog armer dan de andere. De groep die het dichts bij de grens van Zuid-Soedan zit had alles goed voor elkaar. De andere groepen ook maar die waren veel armer. Het sparen hielp hen om geld opzij te leggen voor momenten dat ze geen oogst kunnen verkopen en geld nodig hebben voor eten. Daarnaast zijn er investeringen gedaan van spaargeld, zoals een brommer, een geit, een os of een ploeg. De boeren willen graag vooruitgaan, maar daarvoor houden ze nog regelmatig hun hand op. Ze hebben genoeg wensen om van ons te krijgen.

Wat is vooruitgang en wat betekent het eigenlijk? We willen het allemaal beter hebben dan nu het geval is. Misschien moeten we toch maar eens tevreden zijn met wat we hebben. Toch is het handig als de weg voor je geplaveid is, maar soms kom je toch hobbels tegen. Deze hobbels zelf overwinnen is misschien wel de beste vooruitgang. Dus geven we de boeren kennis en laten we ze verder op hun eigen manier geld verdienen voor een betere toekomst.

Ria Wilzing

Foto’s Missie Oeganda

Blog adviesreis Filipijnen – 2014

Aan de slag met een jonge boerenorganisatie

Om de Filipijnse landbouworganisatie PAKISAMA en de Aziatische koepelorganisatie AFA te informeren en te inspireren over de organisatie van jonge boeren in Nederland heeft Annet van den Akker, dagelijks bestuurder bij NAJK, een workshop gegeven. Hierin legde Annet de organisatiestructuur en de werkwijze van NAJK uit.  De manier waarop NAJK jonge boeren aan zich bindt, werd gebruikt als ideeëngenerator voor de toekomstvisie voor jonge boeren in Azië en de Filipijnen. Volgende week vindt namelijk een conferentie plaats van Filipijnse jongerenorganisaties rondom het thema de jonge boer. Een petitie is in voorbereiding, ookwel Magna Carta genoemd, en wordt volgende week aangenomen om aan te bieden aan de overheid en politieke partijen.

De belangrijkste aanbeveling om de situatie van de jonge boer in de Filipijnen te verbeteren is het in kaart brengen en organiseren van jonge boeren. Op dit moment zijn jonge boeren bijna niet georganiseerd. Bepaalde NGO’s zetten zich in voor jongeren, maar een organisatie voor en door jonge boeren is er niet. Als startpunt kan in bestaande landbouworganisaties de aanwezigheid van jonge boeren worden geïnventariseerd.

Daarnaast dienen de vragen en nodige oplossingen om de situatie van jonge boeren te verbeteren veel concreter te worden gemaakt. De organisaties waarmee werd gesproken bleven veelal hangen in algemene termen als te weinig kapitaal, geen legale status en meer solidariteit. Dat is te algemeen, niet oplossingsgericht en de beschreven problemen gelden voor een veel grotere groep boeren. In de workshop werden voorbeelden gedeeld over hoe in Nederland en Europa specifiek beleid bestaat voor jonge boeren. Daaruit kwamen een aantal concrete aanbevelingen voort om op te nemen in de petitie. Bijvoorbeeld  om het landbouwprogramma in de Filipijnen op lokaal niveau specifiek geld te reserveren voor jonge boeren. Hiermee kan onder andere bedrijfsovername gestimuleerd en bespoedigd worden. Tot slot, werd de afspraak gemaakt om voorbeelden van specifiek jongerenbeleid in Europa en Nederland met AFA en PAKISAMA te delen.

Kokosheffing

Vervolgens werd ook de link gelegd met het andere onderwerp van de missie: de terugvordering van de kokosheffing ter waarde van 1,2 miljard euro waarvoor PAKISAMA een lobby aan het opzetten is. Het belang om jonge boeren bij deze lobby te betrekken werd met de voorgaande workshop duidelijk. Jonge boeren geven een extra imagoboost aan de campagne. PAKISAMA is dan ook van plan om vooral via de jonge boeren te gaan communiceren richting media en de jonge boeren tegelijkertijd te trainen in belangenbehartiging.

De lobbyplannen voor de campagne om de kokosheffing terug te vorderen zijn verder aangescherpt in de onderlinge gesprekken met PAKISAMA. Met de kokosheffing wil PAKISAMA een fonds opzetten voor de kokosnootboeren. Bestedingsplannen van dit fonds moeten duidelijker en specifieker worden gemaakt in de lobby om wetgevers en politici over de streep te trekken. In verschillende regio’s in de Filipijnen zijn al succesvolle, mede door Agriterra, kokosprojecten opgezet waarbij de verwerking door boeren zelf wordt gedaan en waarde wordt toegevoegd in de keten.

De campagne zal goed gedocumenteerd worden om als benchmark te kunnen gebruiken voor volgende lobbycampagnes. Verder wordt het belang van het betrekken van boeren op lokaal niveau bij de campagne opgenomen in de lobbyplannen. Ook voor het ophalen voor goede bestedingsdoelen van het fonds, is dit cruciaal. PAKISAMA wil na de gesprekken met Agriterra en NAJK meer de link leggen tussen de economische vooruitgang van haar leden en het voeren van campagne. Ook zullen ze meer de nadruk leggen op het feit dat een heel netwerk aan belanghebbenden aan deze campagne meewerkt, waardoor de impact veel groter is. Tot slot willen ze de campagne gebruiken om potentiële leden in kaart te brengen.

De gesprekken die deze week zijn gevoerd hebben de Filipijnse landbouworganisaties geïnspireerd en gemotiveerd om jonge boeren meer te betrekken in de belangenbehartiging. Daarnaast heeft het ons geleerd dat je een Nederlands model niet precies kan en moet kopiëren. Maar dat je wel enorm veel lessen en historische fouten kan delen, waardoor zij snellere stappen in hun ontwikkeling kunnen zetten. De complexiteit en historie van landen is altijd anders, waardoor maatwerk op het gebied van belangenbehartiging en advies altijd nodig is.

Annet van den Akker en Luc Groot

Een beeld van de Filipijnse boer…

Annet van den Akker (bestuurslid NAJK) en Luc Groot (adviseur Agriterra) zijn op missie in de Filipijnen. Hier bezoeken zij de Filipijnse boerenorganisatie PAKISAMA en AFA, de Aziatische koepelorganisatie voor landbouworganisaties. In de Filipijnen zijn jonge boeren niet georganiseerd. De ambitie om een netwerk van deze beroepsgroep te vormen, bestaat er echter wel. Daarnaast hebben de Filipijnse boeren een actie op touw gezet om een heffing over hun kokosproductie terug te eisen van de overheid. Van den Akker en Groot gaan tijdens hun missie handvatten geven om dit netwerk en de lobby voor het terugeisen van de heffing op de kokosproductie vorm te geven.

Voor jonge boeren in de Filipijnen is het net als in Nederland moeilijk om het bedrijf over te nemen. In de praktijk vindt bedrijfsovername in de Filipijnen pas plaats zodra het bedrijfshoofd sterft. Hierbij wordt het land verdeeld over alle kinderen van het gezin, waardoor een steeds kleinere hoeveelheid land beschikbaar is voor de opvolger. De gemiddelde bedrijfsgrootte is hierdoor dalende en telt momenteel slechts 1,5 hectare. De ouders betrekken hun kinderen niet bij de bedrijfsvoering, waardoor de zonen of dochters geen mogelijkheid krijgen om hun eventuele toekomstideeën op het bedrijf in te voeren. Het inkomen van een gemiddelde boer is erg laag vergeleken met het inkomen van een gemiddelde stedeling. Door deze realiteit is het voor jongeren onaantrekkelijk om het boerenbedrijf over te nemen en vertrekken ze naar de stad om daar hun geluk te zoeken. In tegenstelling tot Europa stimuleert de Filipijnse overheid op geen enkele wijze de positie van jonge boeren. Er zijn weinig cijfers en feiten bekend over de agrarische sector in de Filipijnen. Dit maakt het moeilijk om het probleem te beargumenteren en aan het voetlicht te brengen.

De Filipijnen is een land dat 7.100 eilanden telt in Zuid-Azië. Qua landbouw zijn ze grotendeels afhankelijk van hun kokosnotenproductie. Zo’n 80% van de kokos wordt geëxporteerd. De 3,5 miljoen kokosnootboeren worden gezien als de armsten onder de 12 miljoen Filipijnse boeren. Dit wordt met name veroorzaakt door huurdersconstructies met grote landeigenaren die sinds de jaren 80 langzaam worden omgezet in nieuwe eigendomsvormen. Boeren werden vroeger verplicht door de landeigenaren om kokosnoten te verbouwen en kregen slechts eenderde van de opbrengsten van de kokos. Daarbovenop moesten ze een deel van de door de overheid ingestelde heffing op elke kilo kokos betalen dat ten goede zou komen aan de boer. In de praktijk werd dit geld geïnvesteerd in een bierbrouwer, San Miquel. Nu heeft de rechter in 2012 bepaald dat een deel van het vermogen van deze bierbrouwer, ongeveer 1,2 miljard euro, alsnog vrijgemaakt moet worden voor de boeren. Sindsdien probeert PAKISAMA, de Filipijnse Landbouworganisatie, in samenwerking met andere landbouworganisaties het geld ‘vrij te maken’, maar ze stuiten op onwelwillende industriëlen, ambtenaren en politici.

In Nederland hebben we geen kokosnoten en hebben jonge boeren een andere werkelijkheid. Toch zien we veel overeenkomsten als het aankomt op het belang van duidelijke wettelijke kaders voor boeren en de noodzaak voor stimuleringsmaatregelen voor specifieke groepen als jonge boeren. In de praktijk dit bewerkstelligen is lastig in een land als de Filipijnen vanwege de corruptie en minder aanwezige financiële middelen. Toch kan Agriterra en NAJK door heldere analyses en ervaringen te delen organisaties als PAKISAMA en AFA helpen. Daarover meer in de volgende column.

Annet van den Akker en Luc Groot

Blog adviesreis Peru – 2014

Namens NAJK zijn Pieter Korst en Wolter Neutel deze week voor Agriterra op missie in Peru. Agriterra heeft al lange tijd contact met Junta Nacional del Cafe (JNC), de koepelorganisatie van 56 lokale koffiecoöperaties in Peru. Het doel van deze trip is om de positie van jonge koffieboeren binnen de coöperaties te onderzoeken en waar mogelijk te versterken.

Allereerst iets over koffie en Peru: in Peru wordt op ruim 400.000 hectare koffie geteeld. Zo’n 220.000 families zijn afhankelijk van de teelt van koffie. Zoals hieruit op te maken valt is de gemiddelde bedrijfsgrootte met zo’n 2 hectare erg klein. Vanwege deze kleinschaligheid spelen coöperaties en dus de JNC een belangrijke rol. In totaal zijn er ruim 100 coöperaties waarvan ruim de helft zich heeft aangesloten bij JNC. Daarmee vertegenwoordigt de JNC zo’n 60.000 koffieboeren in Peru.

De uitdaging voor JNC is om een volgende generatie te betrekken bij de koffieteelt. Terwijl de overheid insteekt op groei van de koffieproductie, het gaat namelijk om een belangrijk exportproduct, staat de volgende generatie niet echt te popelen om koffie te gaan produceren. De gemiddelde leeftijd van de koffieboeren is 57 jaar. Het is dus hoog tijd dat het imago van de sector en het boerenvak verbetert. Gemakkelijk is het ook niet want de koffieteelt staat de laatste jaren onder druk vanwege de gele roest-schimmel en lage koffieprijzen.

Verschillende coöperaties aangesloten bij JNC werken hard om het imago van de koffieboer te verbeteren en jongeren te betrekken bij de sector. Zo zijn er regionale jongerencomités opgericht en worden allerlei trainingen georganiseerd, bijv. op het gebied van ondernemerschap en teeltkennis. De jongeren kijken echter verder dan het boerenerf en willen zich ook richten op waardevermeerdering van het product, zoals de teelt van speciale koffie of het oprichten van koffiebars. Daarnaast wordt ook werkgelegenheid gecreëerd bij coöperaties zelf, bijvoorbeeld op het gebied van kwaliteitscontrole.

De ervaringen die NAJK heeft zijn gedeeld met jongerenvertegenwoordigers uit de koffiesector. Het enthousiasme tijdens de meetings was zonder meer voelbaar. Komende weken gaat het kersverse jongerencomité aan de slag met het maken van een actieplan voor de komende jaren. De uitdaging is nu om jongeren daadwerkelijk een stem te geven binnen coöperaties door bijvoorbeeld het opnemen van een jongerenvertegenwoordiger in het bestuur. De komende tijd zal leren hoe snel ze dit voor elkaar gaan krijgen. De wil hiervoor ontbreekt zeker niet, zowel bij jongeren als oudere boeren. En… onder het genot van een goede kop koffie moet dat zeker goed gaan komen.

Pieter Korst en Wolter Neutel

Blog adviesreis Kenia – 2014

“Farming is for failures”

Een vreemde titel om een blog te beginnen, “landbouw is voor mislukkelingen”. Toch is dat hoe de meeste jonge Kenianen denken over werken in de landbouw. Van 7 tot 11 december zijn wij naar Kenia geweest voor een adviesmissie vanuit Agriterra. De missie stond in het teken van het uitbouwen van belangenbehartiging en lobby van de boerenorganisatie KENAFF. Daarnaast lag er een duidelijke vraag over hoe de jongeren te betrekken in de organisatie.

Zoals de titel al aangeeft is het ook in Kenia een grote opgave om genoeg jongeren te vinden die boer willen worden. De gemiddelde leeftijd van een Keniaanse boer is 67 jaar en slechts 1% is jonge boer. Daarentegen groeit de bevolking van Kenia jaarlijks met 2,5%. Vruchtbare landbouwgronden worden bebouwd met wegen en woningen en de schaalgrootte van de landbouwbedrijven is bijzonder klein. In Kenia is het namelijk ongebruikelijk om een bedrijf over te nemen. De traditie is dat de ouders eerst overleden moeten zijn om het bedrijf te kunnen overnemen, daarnaast krijgen alle kinderen een deel van het bedrijf. Dus in plaats van schaalvergroting is er een schaalverkleining gaande. Dit gecombineerd met een slechte infrastructuur, hard werken en weinig rendement zorgt voor een fragiele voedselzekerheid op den duur.

Nadat we hadden gepresenteerd op het hoofdkantoor van KENAFF zijn we 2 dagen het platteland ingegaan. In die dagen werd het al snel duidelijk dat de Nederlandse en Keniaanse situatie totaal verschillend is. We bezochten een aardappelboerencoöperatie met 500 leden. De aardappelen werden verwerkt tot friet en chips, in de productiefaciliteit werkten 8 mensen. Veel handwerk in een klein huisje van 40 vierkante meter. De chips werden lokaal verkocht in zakjes van 25 gram voor 2 eurocent. Klein begonnen maar wel met een visie om door te groeien naar 10.000 leden. Een voorbeeld van hoe Keniaanse boeren bezig zijn met het vormen van coöperaties, omdat ze beseffen dat samenwerking de kracht is om waarde toe te voegen aan hun producten. Deze initiatieven probeert KENAFF te ondersteunen door hulp te bieden bij het verkrijgen van een financiering.

We bezochten ook een aantal jeugdgroepen. Jongeren die wel overtuigd waren van het werken in de landbouw. De meeste waren straatverkoper of hadden een andere  baan. Ze vertelden ons dat ze iets wilden bijdragen aan de samenleving: voedsel produceren omdat ze het niet langer konden verkroppen dat hun “broeders” in het noorden van Kenia omkomen door ondervoeding. Eén van de groepen had met succes financiering gekregen van de overheid om een kas te bouwen voor tomaten en 300 vleeskuikens te kopen. Zij hadden ook een heldere visie: over 5 jaar 4 kassen en 20 hectare land bewerken zodat ze fulltime boer konden zijn. De andere groepen bestond uit 15 jongeren die samen een kalf hadden gekocht, deze wilden ze volgend jaar gaan melken. Daarnaast hadden ze samen 3 konijnen, 5 honden en verkochten ze bloembakken die ze zelf maakten. Deze groep had geen plan en wist ook niet dat ze mogelijkheden hadden tot financiering door de lokale overheid. Ons advies om de groepen aan elkaar te koppelen en te laten discussiëren, kennisdelen en te lobbyen, waardoor ze stappen kunnen zetten.

Bij de consultatie hebben we KENAFF geadviseerd om een jongerenorganisatie op te zetten. Door groepen jongeren te ondersteunen, te trainen , hun goede verhaal te laten vertellen en zich te verenigen zullen meer jongeren zich aangesproken voelen om ook werkzaam te worden in de landbouw. De oudere boeren en de overheid zullen zien dat jongeren succes boeken en hen ook faciliteren en ondersteunen. Door een heldere structuur op te zetten zullen ze een stap dichterbij komen om “Farming is a succes”  te beamen.

Bastian Kooistra, melkveehouder en dagelijks bestuurder Agrarische Jongeren Friesland (AJF)

Kirsten Haanraads, algemeen secretaris NAJK

Bedrijfsovername, een bewuste keuze

Binnen een familiebedrijf is zakelijk en privé vaak lastig te scheiden. Dit wordt vaak als een kracht gezien, aangezien iedereen zich met ziel en zaligheid inzet. Maar als er sprake is van bedrijfsovername is er vaak weinig meer van die kracht te merken. Logisch of onnodig?

In de vier jaar dat ik portefeuillehouder bedrijfsovername bij NAJK ben, heb ik veel praktijkverhalen van ondernemers gehoord. Gelukkig vaak heel succesvol, maar helaas soms ook met een minder gelukkige uitkomst. Komt dit doordat mensen het overnameproces onderschatten? Dat denk ik niet. Het heeft in mijn ogen meer te maken met het op tijd beginnen en bespreekbaar maken van zaken. Vooral dat laatste is een vaak genoemd struikelblok bij bedrijfsovername: hoe maak je iets bespreekbaar met je ouders, bijvoorbeeld, dat je eigenlijk wel op de boerderij wil gaan wonen en dat dit betekent dat je ouders moeten gaan verhuizen? Een lastig gesprek, omdat je ouders het bedrijf hebben uitgebouwd en beschouwen als hun levenswerk. Dit soort gespreksonderwerpen komen voort uit het gegeven dat het om een familiebedrijf draait Zou het geen familiebedrijf zijn, dan zullen bovengenoemde gesprekken een meer zakelijk karakter krijgen.

Die zakelijke insteek zien we deels terug bij het NAJK-initiatief Boer zoekt Boer. Ondernemers zonder opvolger komen online in contact met potentiële opvolgers. Dit zijn geen familieleden, dus de emotionele band blijft buiten beschouwing. Betekent dit dat het dan gemakkelijke gesprekken zijn? Absoluut niet, want nu draait het vooral om het krijgen en geven van vertrouwen in elkaar. In de praktijk blijkt dit vaak net zo lastig te zijn als het emotionele struikelblok om zaken bespreekbaar te maken. Kortom, is een buitenfamiliaire overname de oplossing om het overnameproces te vergemakkelijken? In mijn beleving niet de oplossing, maar het zorgt voor nieuwe uitdagingen.

Onlangs was ik bij een bijeenkomst, waarbij Abel Slippens, oud topman Sligro, gastspreker was. Sligro is van oudsher ook een familiebedrijf. Dat het in stand houden van een familiebedrijf niet eenvoudig is, werd al gauw duidelijk. Het was geen vanzelfsprekendheid dat de eigen kinderen zijn positie over zouden nemen. De eerste overweging was de vraag of ze wel voldoende capabel waren om de positie over te nemen. Een harde zakelijke houding die we in de agrarische sector niet veel tegen komen. Gelukkig is bedrijfsovername in de landbouw vandaag de dag ook vaak al een bewuste keuze, maar komt niet nog niet in de buurt van bovengenoemd voorbeeld.

Dit voorbeeld laat wel zien dat een familiebedrijf kan leren van een niet-familiebedrijf. Welke het beste voor u is, daar kan ik niet over oordelen. Wel wil ik u oproepen om op tijd te starten met het overnameproces. Beschikt u niet over een opvolger? Begin dan op tijd na te denken hoe u de toekomst ziet. Een samenwerking met iemand anders of eventueel verkopen, wat u ook kiest, zorg ervoor dat het een bewuste keuze is. Dat komt de toekomst van uw bedrijf alleen maar ten goede.

Ramon Klaassens
Dagelijks bestuurder met de portefeuille bedrijfsovername