Family farming | Doeko van ‘t Westeinde

Het jaar 2014 is door de Verenigde Naties uitgeroepen als het internationale jaar van het agrarische familiebedrijf. Het agrarische familiebedrijf is dé dragende pijler onder de wereldwijde voedselvoorziening. Hiermee willen de Verenigde Naties en de aan haar gelieerde organisaties extra nadruk leggen op het belang van het agrarische gezinsbedrijf. De internationale focus ligt vooral op de ontwikkelingslanden. Het is natuurlijk ook zeer tegenstrijdig dat in de landen waar veel honger en ondervoeding heerst het gros van de inwoners wel actief is in de landbouw. In deze gebieden is nog een hele stap te maken. Wereldwijd zijn er 500 miljoen landbouwbedrijven die zich met voedselproductie bezighouden. In Nederland nog zo’n 67 duizend. En ook hier zijn het bijna allemaal gezins- of familiebedrijven. Je kunt je misschien afvragen wat het nut van dit themajaar voor de westerse landbouw of voor Nederland is. Gezinsbedrijven in de landbouw bestaan al sinds mensenheugenis en voorlopig zullen ze ook blijven bestaan. Ook in een welvarend land als Nederland, waar voldoende voedsel de gewoonste zaak van de wereld is, is een goed georganiseerde landbouw cruciaal. Zonder goede en zekere voedselproductie zal een land nooit stabiel zijn. Bewijzen hiervan zagen we in het verleden en in diverse ontwikkelingslanden. Onze gezinsbedrijven zijn erin geslaagd op een zeer efficiënte wijze voedsel te kunnen produceren. Ook in tijden van lage prijzen en hoge kosten. Deze omstandigheden maken het juist in een duur land als Nederland extra lastig om toch een goed inkomen te houden. Aan de andere kant hebben deze omstandigheden de overgebleven agrarische bedrijven over het algemeen sterk, stabiel en meer ondernemend gemaakt. Wel staat de huidige generatie gezinsbedrijven voor steeds grotere uitdagingen om te blijven voortbestaan. Aanstaande 20 november organiseert NAJK voor alle leden een symposium over het agrarische familiebedrijf van nu en in de toekomst. Gerenommeerde sprekers uit de agrarische wereld geven hun kijk op het agrarische bedrijf van de toekomst en een aantal jonge boeren met een bijzondere bedrijfssituatie vertelt over hun ervaringen. Hoe houden we overnames betaalbaar en hoe kan er geïnvesteerd blijven worden? Loopt het agrarische gezinsbedrijf tegen zijn houdbaarheidsdatum aan? Kortom het zal niet alleen interessant en leerzaam zijn, maar we zullen ook een kritische spiegel voorgehouden krijgen met veel ruimte voor discussie.

 

In het hooi met… Ilse Matser

Tijdens haar studie bedrijfseconomie aan de Vrije Universiteit Amsterdam heeft ze nooit nagedacht over de toegevoegde waarde van het gezinsbedrijf. Toen ze na haar studie een jaar in de meubelzaak van haar ouders werkte, viel het kwartje. Het gezinsbedrijf is uniek en moet meer onder de aandacht gebracht worden van het grote publiek. Met die gedachte is deze vrouw nu al vijf jaar lector Familiebedrijven op het Windesheim en directeur van het Nederlands Centrum voor het Familiebedrijf. In het hooi met… Ilse Matser. 

Tekst: Ellen van den Manacker
Beeld: Liesbeth van Mispelaar

Lector Familiebedrijven, hoe komt u erbij?

“Het familiebedrijf is de oudste ondernemingsvorm die er bestaat. Binnen het onderwijs en in onderzoeken is er weinig aandacht voor deze ondernemingsvorm. Ik vond het te gek voor woorden dat we doen alsof grote, beursgenoteerde bedrijven de standaard is. Daarom besloot ik meer aandacht voor het familiebedrijf te genereren.”

En… hoe staat het met die aandacht?

“Op agrarische scholen is het familiebedrijf een standaard, maar bij vele economische opleidingen niet. Per 1 februari starten we op het Windesheim een module Familiebedrijven. In deze module gaan we met studenten bestuderen wat het familiebedrijf betekent en welke rol de student als opvolger in het bedrijf speelt of kan spelen.”

Welke rol speelt het gezinsbedrijf in de agrarische sector?

“Het belang van gezinsbedrijven in de agrarische sector is heel groot. Op landbouwbedrijven moet de opvolging eigenlijk altijd uit het gezin komen. Elk gezinslid speelt een rol in de vorming van het bedrijf. Daarnaast zijn er altijd meerdere generaties aan het werk. Of je werkt met je vader of je werkt met je kinderen. Dat is geen tijdelijk iets, dat is een continue factor. Als je dus irritaties in de familie hebt, werkt dat door in het bedrijf en andersom. Daarom is communicatie extra belangrijk in gezinsbedrijven.”

Dat is natuurlijk makkelijk gezegd…

“Communicatie is altijd lastig. Normaal gesproken houden bedrijven vergaderingen of functioneringsgesprekken, bij agrarische gezinsbedrijven ontbreekt dat vaak. Zakelijke gesprekken worden tussen de privézaken door aan de keukentafel gevoerd. Er zijn geen exacte momenten waarop bijvoorbeeld irritaties worden uitgesproken. Dat maakt het extra complex. Doe eens een dappere poging om het gesprek wel aan te gaan. Beide generaties willen uiteindelijk dat het bedrijf wordt voortgezet.”

Staat de emotionele binding van het gezin de ontwikkeling van het bedrijf niet in de weg?

“Het heeft veel voordelen, maar ook nadelen. Opvolgers willen graag dat hun ouders trots zijn. Uiteindelijk is de opvolger, samen met zijn partner, diegene die de komende 30 jaar op het bedrijf moet leven. Als je zelf iets wilt als opvolger, dan moet je doorzetten en niet altijd handelen vanuit de emoties van de familie.”

Welke factor wordt nog wel eens over het hoofd gezien in een gezinsbedrijf?

“De schoondochter. Tegenwoordig zien we dat de schoondochter een eigen carrière heeft, waardoor zij in het gezinsbedrijf van haar partner buitenspel wordt gezet. Zonde, want de schoondochter heeft vaak veel expertise in te brengen.”

Blijft het gezinsbedrijf altijd bestaan?

“Jongeren maken de laatste jaren bewuster een keuze om het bedrijf over te nemen. Dat zie ik als een pluspunt. Als ze voor het bedrijf kiezen, gaan ze er ook volledig voor. Daarnaast zijn er heel veel verschillende manieren om een familiebedrijf door te zetten. Een mogelijkheid is dat meerdere familieleden aandeelhouders zijn, terwijl er maar een familielid het bedrijf leidt.”

 

Het gezinsbedrijf

Grote kans dat jouw opa vroeger samen met zijn vele broers en zussen tijdens het avondeten aan het bijkomen was van een dag hard werken op de boerderij. Tegenwoordig zien we dit niet meer. Het traditionele gezinsbedrijf van vroeger verschilt van het gezinsbedrijf van tegenwoordig en het gezinsbedrijf van nu zal er over twintig jaar ook heel anders uitzien. Of zijn er dan allang geen gezinsbedrijven in de agrarische sector meer te bekennen? In dit artikel wordt het verleden, het heden en de toekomst van het agrarische gezinsbedrijf onder de loep genomen.

Tekst: Linda Swagemakers
Illustratie: Henk van Ruitenbeek

Verenigde Naties

2014 is door de Verenigde Naties uitgeroepen tot ‘Jaar van het Gezinsbedrijf’. Met deze benaming willen de Verenigde Naties samen met de wereldbevolking stilstaan bij de belangrijke rol die gezinsbedrijven spelen in de agrarische sector. Zo voorkomen deze bedrijven honger en armoede, zorgen ze voor voedselzekerheid en voeding, verbeteren ze natuurlijke bronnen, beschermen ze de natuur en zorgen ze voor duurzame ontwikkelingen. Dit kunnen agrarische bedrijven doen door de stuwende kracht van het gezin waarin vakkundigheid en kennis generaties lang van ouder op kind worden doorgegeven.

Traditioneel gezinsbedrijf

Bij traditionele gezinsbedrijven wordt de arbeid verricht door de boer en de meewerkende gezinsleden. Het bedrijf is grotendeels gefinancierd met het eigen vermogen van de boer en zijn gezin. Het gezin en het bedrijf zijn nauw met elkaar verbonden, beslissingen worden aan de keukentafel genomen. Traditionele gezinsbedrijven zijn over het algemeen eenmanszaken of kleine maatschappen. Het bedrijf is al geruime tijd in de familie, omdat het bedrijf steeds van ouders op kind wordt doorgegeven. Tegenwoordig wordt het begrip ‘gezinsbedrijf’ ruimer genomen: een klein deel vreemd vermogen en vreemde arbeid binnen het bedrijf zijn ook acceptabel in een agrarisch gezinsbedrijf.

Geschiedenis

Voor de jaren dertig zagen gezinsbedrijven er heel anders uit. Van de vele kinderen die een gezin destijds rijk was, werd verwacht dat ze van jongs af aan meehielpen op het bedrijf. Een opleiding of een eigen beroepskeuze schoten er vaak bij in, omdat er naast het werk thuis weinig tijd overbleef.

Ondersteuning

Na de jaren dertig veranderde het agrarische gezinsbedrijf. De kleine gezinsbedrijven verdienden weinig geld door dalende voedselprijzen. Katholieke boerenbonden trokken zich het lot van deze boeren aan. De bonden vonden dat de boeren ondersteund moesten worden omdat ze in de maatschappij een superieure en onmisbare groep vormden. Hun grote uitdaging werd hulp bieden aan meer dan een miljoen mensen die op een van de 166.000 bedrijven werkten met een grootte van 1 tot 10 hectare.

Verandering

Later zag de politiek dat het zo niet door kon gaan. Gezinsbedrijven moesten levensvatbaarder worden, ook al ging dit ten koste van het aantal. Zo werden bedrijven, waarvan er veel een gemengd bedrijf hadden, gestimuleerd om zich te specialiseren en één bedrijfsopvolger te kiezen in plaats van het bedrijf te verdelen over meerdere kinderen. Daarnaast werden boeren geprikkeld om na te denken over hun bedrijfsefficiëntie door arbeid te vervangen door machines. Hierdoor kon op sommige bedrijven het aantal uren handarbeid per hectare gereduceerd worden tot 93% in 14 jaar tijd, met een enorme economische groei tot gevolg.

Sociaal

Op sociaal gebied veranderde er veel binnen de gezinsbedrijven. Kinderen van agrarische ondernemers voelden zich minder verbonden met het bedrijf en trokken naar de stad. Dit bracht de nodige spanningen met zich mee. Ook werden gezinnen minder groot omdat er maar ruimte was voor één bedrijfsopvolger. Daarnaast kregen de partners van de ondernemers steeds vaker een baan buitenshuis.

Nu en in de toekomst

Tegenwoordig maken gezinsbedrijven gebruik van verschillende middelen om succesvol te blijven en ambities na te streven. Schaalvergroting en specialisatie zijn trends die de afgelopen jaren in de agrarische sector zichtbaar waren. Omdat de grond niet altijd om de hoek te koop is, zal ruilverkaveling in de toekomst een steeds grotere rol gaan spelen. Daarnaast zal specialisatie, in de vorm van het uitwisselen van grond, in de aankomende jaren veel mogelijkheid bieden om te voldoen aan een optimale vruchtwisseling.

Franchising, samenwerking, zzp’ers

Ook zullen franchising, samenwerking en het inhuren van zzp’ers van belang zijn in de toekomst. Zo zullen zzp’ers vaker worden ingehuurd op het agrarische bedrijf om specialistisch werk uit te voeren of wordt er meer samengewerkt met collega’s. Samenwerken, al dan niet op dezelfde locatie, zal voordelen bieden bij het produceren van een onderscheidend product, in de verwerking, in het machinebeheer of de vraag- en aanbodbundeling. Daarnaast zal het clusteren van samenwerkende bedrijven op een locatie leiden tot kostenreductie. Ook zal franchising steeds meer zijn intrede doen op de agrarische bedrijven. Franchising helpt ondernemers om hun producten onder een specifieke verkoopformule te verkopen. Voor de agrarische gezinsbedrijven die niet mee willen of kunnen gaan in de groei die de sector vraagt, zal het agrarische bedrijf een nevenactiviteit worden.