NAJK vraagt om herdefiniëring van winterteelt- en vanggewaslijsten

Op 21 oktober heeft het ministerie van Landbouw Natuur en Voedselkwaliteit (LNV), in het kader van het 7e actieprogramma Nitraatrichtlijn (APN), twee gewaslijsten gepubliceerd. NAJK heeft hier haar reactie op gegeven en vindt het noodzakelijk dat de definities voor winterteelt en vanggewas opnieuw worden vastgesteld. Volgens de belangenbehartiger van de jonge boeren en tuinders dient er rekening gehouden te worden met regionale bodemeigenschappen en de kwaliteit van bodem en gewas. Daarnaast moeten de economische en organisatorische gevolgen voor de gehele keten niet worden vergeten.

Door het ministerie van LNV zijn winterteelten gedefinieerd als (1) gewassen die uitsluitend na 1 november worden geoogst, (2) de hele winter op het veld staan, en/of (3) gewassen die na 1 oktober meer stikstof opnemen dan een geslaagd vanggewas. Met deze definitie wordt er niet voldoende rekening gehouden met de praktijk. NAJK heeft in haar reactie een aantal punten aangedragen waarop de regeling knelt met de praktijk.

Kwaliteit van gewas en bodem
Eén van deze knelpunten is dat er in de definiëring geen rekening wordt gehouden met de gevolgen voor de kwaliteit van het gewas en de bodem. Een gevaar van kalenderlandbouw is het risico van weersinvloeden. Soms is het niet verstandig of praktisch niet mogelijk om gewassen te oogsten of vanggewassen in te zaaien op de gewenste datum. Schade aan de structuur van de bodem kan dan niet altijd worden voorkomen. Het hanteren van een uiterste inzaaidatum kan dus soms juist meer schade aanrichten dan dat het oplevert. Tegelijkertijd veranderen het klimaat en de seizoenen zodanig dat sommige gewassen langer de tijd nodig hebben voor de afrijping. Het vereiste om te oogsten vóór eind september kan grote gevolgen hebben voor de opbrengst en de kwaliteit van landbouwproducten, waarin we als Nederland momenteel juist voorop lopen.

Grote gevolgen voor de keten
Een ander belangrijk punt is dat er in de gewaslijsten nu geen rekening wordt gehouden met de economische en organisatorische gevolgen voor de keten. Als de oogstperiode wordt verkort tot uiterlijk 1 oktober zullen verwerkende fabrieken zich drastisch moeten aanpassen en de productiecapaciteit moeten verhogen in het kortere seizoen. Dit leidt tot onder andere hogere pieken in energie- en waterverbruik en logistiek transport. Wellicht zelfs met een verplaatsing van de algehele teelt naar het buitenland als gevolg. Natuurlijk heeft het verkorten van de oogstperiode ook effect op de primaire bedrijven. Voor een aantal agrarische ondernemingen zal er een (hoofd)teelt wegvallen, omdat het simpelweg niet meer rendabel is om het gewas te verbouwen.

Het gevolg van onder andere deze knelpunten is het ontbreken van een aanmerkelijk aantal gewassen op de vanggewassenlijst en de winterteeltenlijst. Elk gewas heeft zijn eigen kenmerken waarom ze essentieel zijn in het teeltplan van de agrarische bedrijven. Lees hier de hele reactie van NAJK op de gewaslijsten.

Definities opnieuw vaststellen
Als NAJK stellen we voor dat het ministerie van LNV, samen met partijen uit de agrarische sector, de definities voor winterteelt en vanggewas opnieuw beoordeelt. Aan de hand van deze herziene definities kan de Commissie van Deskundigen Meststoffenwet (CDM) opnieuw gevraagd worden om lijsten op te stellen met winterteelten en vanggewassen. Omdat dit proces tijd kost, zien wij als NAJK geen andere mogelijkheid dan de verplichting om voor 1 oktober een vanggewas te zaaien op zand en lössgronden één jaar uit te stellen. Alleen op deze manier kunnen er werkbare gewaslijsten worden gehanteerd in de komende teeltplannen.