‘We need to work, in order to grow: potential can not be eaten!’

Ook al heb ik de portefeuille internationaal, als dagelijks bestuurslid bij NAJK kan ik niet iedere maand naar Afrika. Deze zomer heb ik die kans wel gekregen. Samen met Nicole Sloot, stagiaire bij Agriterra, bracht ik tien dagen in Zambia door. We onderzochten hoe de positie van jonge boeren in Zambia verbeterd kan worden.

Voor en namens Agriterra en NAJK hebben we jonge boeren uit verschillende sectoren gesproken. Nicole deed dat vooral gericht op jongerenraden van coöperaties. Mijn invalshoek had betrekking op belangenbehartiging. Beide spraken we op het Youth in Agribusiness Event in Lusaka en bezochten een aantal boerenorganisaties en -coöperaties.

Verschillen met Nederland

De verschillen tussen bijeenkomsten met jonge boeren in Nederland en in Zambia waren voor mij erg zichtbaar. Ik denk alleen al aan de gebeden die voor en na een vergadering werden uitgesproken en waar iedereen zichtbaar aan deelnam. Ook het feit dat oudere bestuurders automatisch veel meer aanzien hebben en veel respect krijgen van de jongere generatie, zie ik niet direct terug in Nederland. Toch is het grootste verschil wat mij betreft zeker niet cultureel, maar hoort dit wel het fundament te vormen voor de boeren van de toekomst: kennis!

De uitdagingen zijn gigantisch

Binnen NAJK werk ik vaak samen met mensen die een agrarische opleiding hebben gedaan. Zij hebben een heldere visie over waar hun bedrijf heengaat. Dat is in Zambia niet het geval. Er zijn talloze (potentiële) jonge, enthousiaste boeren met ambitie die helaas geen toegang hebben tot een agrarische opleiding. Ook op andere wijzen kunnen zij maar beperkt bijgeschoold worden. Negatief omschreven: jongeren missen de kennis om de melkproductie van hun koe te verhogen. Ze weten niet welk gewas geschikt is om te telen of ze hebben beperkte toegang tot leningen. Ook toegang tot landbouwgrond is lastig. Er is geen kadaster en jongeren moeten via goede relaties met stamhoofden in de plattelandsgebieden grond zien te verkrijgen.

Door schade en schande wijs

Wonder boven wonder komen veel jonge boeren hier wel doorheen. Niet iedereen heeft succes, maar de jongeren blijven ambitieus en enthousiast. Ik heb eigenlijk niemand echt bij de pakken neer zien zitten. Wat dat betreft heb ik ook wel ervaren dat de mentaliteit in Zambia in grote mate verschilt van de Nederlandse. Mensen in landelijke gebieden zijn met weinig tevreden. Opgegroeid in relatieve armoede, met het perspectief van een grote kans op werkloosheid, is het al snel iets beter dan vroeger.

Stappen vooruit

Ondanks dat de jonge boeren het zelf niet per se zo ervaren, vond ik het schrijnend om jonge boeren met zo weinig kansen te zien. Wel zie ik dat er langzaam maar zeker verandering in komt. Door trajecten van Agriterra, inmenging van NAJK en met name door de eigen wil om te veranderen, zal het beetje bij beetje, maar wel structureel, beter worden. De tientallen jongeren die we gesproken hebben, melkveehouders, katoentelers en potentiële akker- en tuinbouwers, willen in ieder geval een grote bijdrage leveren. Zij zien in dat er stappen gezet kunnen worden in kennisontwikkeling, maar ook in organisatie en belangenbehartiging.

Eigen ontwikkeling

Het is irreëel om te denken dat Zambia over vijf of tien jaar het niveau van de Nederlandse landbouw heeft. Dat is ook niet wat we moeten willen nastreven. Zambia en haar inwoners ontwikkelen zich op geheel eigen wijze. Zambia is een van de Afrikaanse landen met het grootste potentieel in de landbouw. Het land zou in theorie tweehonderdmiljoen mensen kunnen voeden. Dat terwijl er nog veel mensen in Zambia momenteel ondervoed zijn, velen lijden aan een nutriëntentekort.

Het land heeft de jongste populatie van de wereld, zo’n 85% van de bevolking is onder de 45 jaar. Er is nog veel ongebruikte vruchtbare landbouwgrond en met een lang regenseizoen en een grote ondergrondse watervoorraad, is er goede toegang tot water. Je zou toch denken, dat land, dat komt er wel. Maar zoals een jonge boerin op het Youth in Agribusiness evenement zo treffend zei: ‘we need to work, in order to grow: potential can not be eaten!’

En dat klopt volgens mij. Kansen moeten er zijn, om benut te worden. Jongeren moeten die ook kunnen zien, zo blijven ze enthousiast en ambitieus. Ik denk dat zowel Agriterra als NAJK daar een grote rol in spelen. Zeker in de tuin-/akkerbouw en in de melkveehouderij. Wij kunnen toch helpen. Jonge boeren melken er nu tien koeien per dag en brengen dan twintig liter op de fiets naar de fabriek. Dat kan toch beter? Wij hebben de kennis al. We hoeven het alleen maar te delen!

Iris Bouwers