De prijs van de vrije markt

Voor ondernemers in de melkveehouderijsector neemt het belang van de kostprijs van de geproduceerde liter melk binnen hun bedrijfsvoering steeds meer toe. Het melkquotum is afgeschaft en bijna tegelijkertijd is de discussie over de gevolgen van de overschrijding van het fosfaatplafond opgelaaid. De kostprijs, wat kun je daar als melkveehouder mee om in te spelen op de vrije markt? En wat betekent dat voor jouw management?

Tekst: Kirsten Haanraads

NAJK ging hierover in gesprek met Gijs Baas en Ludo Bols van DeLaval. Gijs Baas is verkoopleider en Ludo Bols is Market Development Manager. Samen zijn zij de experts van DeLaval op het gebied van kostprijs binnen de melkveehouderij.

Kostprijsmanagement

“De ontwikkeling van de melkprijs is moeilijk in te schatten. Het managen van de kostprijs kan wel. Daar valt voor melkveehouders rendement te halen”, zegt Gijs Baas. Zowel Bols als Baas zien de noodzaak van het omlaag brengen van de kostprijs. Bols: “Wij verwachten dat de volatiliteit van de melkprijs zal toenemen. Om daarop in te spelen moeten ondernemers zich bewust zijn van de hoogte van hun kostprijs. Die verschilt van bedrijf tot bedrijf.”

“Ken je kostprijs”

“Voor een ondernemer wordt het cruciaal dat hij zijn kritische opbrengstprijs (KOP) kent. De kostprijs kan per bedrijf verschillen van 25 eurocent tot 37 eurocent”, aldus Bols. Grote verschillen, maar daarin liggen voor ondernemers juist ook mogelijkheden. “Melkveehouders worden zich meer en meer bewust van hun kostprijs, maar nog lang niet elke ondernemer heeft die voldoende in beeld.”

Tijdig bijsturen

Het begint met bewustwording van de hoogte van de kostprijs op het eigen bedrijf. Vervolgens kan die kennis benut worden om via management tijdig bij te sturen. De oplossing zit niet in besparen, maar in voorkomen. “Een voorbeeld: de opfokkosten van een vaars kunnen oplopen tot 1600 euro. Het kalf laten opgroeien tot melkgevende koe kost geld, pas in het begin van de tweede of voor andere bedrijven pas op het einde van de tweede lactatie gaat dat dier geld opleveren. Het verlengen van de levensduur van de koe is daarom belangrijk voor het optimaliseren van het rendement. Het voordeel is snel zichtbaar”, stelt Bols.

Ontzorgen bij de ondernemer

“Een ondernemer kan veel bereiken als hij zich tijdig laat informeren. Niet reageren als het al te laat is, maar ontwikkelingen volgen en dingen zien aankomen”, vertelt Baas. Daar ligt ook de rol van DeLaval: ontzorgen bij de ondernemer. “In meer en meer gevallen gaat het om automatisering, maar lang niet altijd. Het doel is ‘peace of mind’. Met accurate en tijdige informatie kan elk dier uit de kudde optimaal ingezet worden, bijvoorbeeld door de conditiescore van elke koe dagelijks te monitoren met de Body Conditie Score camera”, legt Baas uit. Met deze camera van DeLaval kan met beelden van een 3D-camera boven een terugloopgang, selectiestraat of robot de conditiescore van een koe bepaald worden. “Een melkveehouder kan op basis van die informatie passende maatregelen per koe nemen en zijn bedrijfsmanagement tijdig bijsturen. Dit vraagt geen extra werk, maar zorgt er juist voor dat de ondernemer beter en efficiënter met zijn werk om kan gaan. Dat levert significante besparingen van de kostprijs op. Wij zorgen voor de begeleiding en de bedrijfsspecifieke oplossing. Gebruiksvriendelijkheid voor de boer, dat staat centraal.”

De omgekeerde wereld | Wim Bos

Kostprijs, kostprijs, kostprijs… Zucht. Altijd maar die kostprijs. Natuurlijk moeten we daaraan werken en moeten we die goed in de gaten houden. Sterker nog, als we dat nooit gedaan hadden, waren we nu geen boer meer geweest. Het grappige van het hele ´kostprijs-in-de-gaten-houden-en-verlagen-verhaal’ is dat dit het hardst wordt geroepen door bankiers en accountants. Laten dat nou net de sectoren zijn die hun kostprijs altijd met zeer ruime marges doorberekenen. Banken verhogen als het enigszins kan de opslagen en liquiditeitstoeslagen en een financieringsaanvraag is geen service meer, maar wordt met een dikke factuur aan de aanvrager beloond. Accountants zijn een ster in alle gegevens die ze van de klanten verzamelen (lees: krijgen, met geld toe) in mooie tabelletjes te gieten, om ze vervolgens te publiceren met een ongezouten mening. Grote accountantskantoren hanteren vaak een 97% declarabele urenbeleid. Dit houdt in dat je als klant zelfs de minuten die de accountant op de wc doorbrengt met 100 euro per uur beloont. Dit zijn dus de mensen die ons adviseren om onze kostprijs in de gaten te houden en aan te scherpen. Grappig eigenlijk, zo’n omgekeerde wereld. En we praten ze allemaal na. Ik wil het eens van de andere kant bekijken. Hoezo kostprijs verlagen? Kunnen we niet beter onze opbrengstprijs verhogen? Kunnen we als sector niet eens prijszetter zijn in plaats van prijsnemer? Moeten we het altijd maar als zoete koek slikken als de prijzen van onze producten weer naar beneden gaan om wat voor vage reden dan ook? Velen van ons zien zichzelf als ondernemer, maar in hoeverre ben je ondernemer als je je eigen verkoopprijs niet eens bepaalt?

Geitenopfok- en geitenmelkbedrijf

Toen de prijzen in de varkenshouderij rond 1998 slecht waren en het wetsvoorstel ‘herstructurering varkenshouderij’ werd aangenomen, besloten de ouders van Leeke Bouwens (28) te stoppen met het varkensbedrijf in Gendt. De toekomst ‘boer worden’ viel voor Leeke in duigen. Er was geen boerenbedrijf meer om op te volgen. Tijdens zijn studie agrarisch ondernemerschap in Dronten ging Bouwens op onderzoek uit: in welke veehouderijsector kon hij starten zonder eigen kapitaal? Inmiddels runt Leeke samen met zijn ouders een geitenopfok- en geitenmelkbedrijf in Gendt en Heeswijk-Dinther.

Tekst: Ellen van den Manacker
Beeld: Renske Smids

Boer worden wilde Leeke al van jongs af aan. Zijn passie lag niet bij het opvolgen van het ouderlijk varkensbedrijf, maar bij het runnen van een melkveebedrijf. In de loop der jaren kwam Leeke erachter dat het onmogelijk is om een melkveebedrijf op te starten zonder kapitaal. “Bij het houden van melkkoeien moest ik melkquotum en grond aankopen. Daar had ik het geld niet voor”, vertelt de jonge ondernemer.

Nieuw-Zeeland

Hij vertrok naar Nieuw-Zeeland om daar zijn geluk op een boerenbedrijf te beproeven. “Na drie maanden was ik weer thuis”, vertelt Leeke. “Ik dacht: is dit het nou? Wil ik mijn familie en vrienden achterlaten om in het buitenland te gaan boeren?” Bij thuiskomst belandde Bouwens voor stage en werk op een geitenbedrijf. “Dat beviel mij erg goed.”

Fokken

De geitenhouderij inspireerde de jonge ondernemer. In het derde jaar van zijn studie zag Bouwens de kans om te beginnen met het fokken van geitenlammeren in de varkensstal van zijn ouders. “Samen met mijn vader heb ik 250 geitenlammeren aangekocht. Ik deed het regelwerk en mijn vader het uitvoerende werk”, blikt Leeke terug. De opgefokte geiten kon de familie Bouwens voor een goede prijs verkopen aan een boer die vanwege de Q-koorts geruimd was. De business beviel goed: “Het jaar daarop kochten we 500 geitenlammeren aan”, aldus een enthousiaste Leeke.

Q-koorts

Leeke trad in VOF met zijn ouders. “Ze durfden het avontuur aan te gaan met mij”, zegt Bouwens. Toen de Q-koorts uitbrak in de opstart van het geitenopfokbedrijf, brak er een onzekere tijd aan. “Er was een vervoersverbod en er mochten geen nieuwe melkgeitenbedrijven starten. De Q-koorts bracht veel onzekerheid met zich mee, maar het is uiteindelijk allemaal goed gekomen.”

Huurlocatie

Na het afronden van zijn studie wilde de jonge ondernemer het bedrijf gaan uitbreiden. “We dienden een vergunningaanvraag in om op het erf van mijn ouders een nieuwe stal voor melkgeiten te bouwen”, aldus Leeke. De vergunning was nog niet binnen toen het tijd was om de bok bij de geiten te doen. Dus besloot de geitenhouder op zoek te gaan naar een alternatieve locatie om zijn geiten te melken. “Ik kwam terecht op een locatie in Heeswijk-Dinther. De boer was gestopt met het melken van geiten toen de prijzen slecht waren”, legt Bouwens uit. “Ik heb gevraagd of ik de locatie mocht huren. Dat was geen probleem.” In februari 2012 lammerden de geiten en kon Leeke gelijk starten met melken op de locatie in Heeswijk-Dinther.

‘Perfecte plaatje’

Terugkijkend op die periode is Leeke blij dat hij gestart is op een huurlocatie. “Ik had het perfecte plaatje voor ogen: ik was klaar met school, de vergunning zou rond zijn en we zouden een nieuwe stal bouwen”, vertelt Bouwens. “Uiteindelijk vind ik het niet erg om eerst een locatie te huren. Het is een goede stap voor het bouwen van een nieuwe stal. Stel het melken beviel niet en we hadden een nieuwe stal gebouwd, dan zaten we daar voor de rest van onze levens aan vast.”

Taakverdeling

Inmiddels is het bedrijf van de familie Bouwens uitgegroeid tot twee locaties. In Gendt worden 700 opfokgeiten gehouden en op de locatie in Heeswijk-Dinther worden  900 geiten gemolken. “Ik ben verantwoordelijk voor het algehele management en de locatie met melkgeiten. Mijn ouders houden zich bezig met de caravanstalling en de opfokgeiten”, zegt Bouwens.

Bewust

Alle plannen voor het opstarten en uitbreiden van het geitenbedrijf heeft Leeke zelf geschreven. Als geen ander is hij zich bewust van de kostprijs en de opbrengstprijs. “Ik wist precies wat elk element in het bedrijf kostte en wat de melk en de geiten moesten opbrengen toen ik begon”, vertelt Leeke. In de afgelopen periode is er veel veranderd in de prijzen waar Bouwens destijds mee rekende. “De kosten voor voer zijn gestegen en de melkprijs is ook omhoog geschoten.”

Netto-resultaat

Omdat er in de geitensector geen quotum gehanteerd wordt, kijkt Leeke liever naar zijn netto-resultaat dan naar zijn kostprijs. Leeke: “Ik wil zoveel mogelijk liters melk afleveren. Natuurlijk wil ik dat de kostprijs zo laag mogelijk is, maar het moet niet ten koste van de productie gaan. Ik ben gefocust op het resultaat en resultaat kost geld.”

Creatief met de kostprijs

De bodem van de kostprijs is in de geitenhouderij nog niet gehaald, zo geeft Bouwens aan: “De prijs voor geitenmelk is nu hoog. Elke extra liter melk levert geld op. Als de melkprijs omlaag gaat, dan worden boeren creatief om de kostprijs ook te reduceren.” De kostprijs van voer probeert Leeke zo scherp mogelijk te houden. Dit doet Bouwens door het werken in voergroepen op basis van melkproductie. “Ik houd de melkproductie en de conditie van de geiten nauwlettend in de gaten. De hoogproductieve geiten daag ik uit door met minder voer dezelfde productie te leveren. Bij de laagproductieve geiten bekijk ik welke invloed het aanleveren van meer voer heeft op de melkproductie”, legt Leeke uit.

Groeien

Ondanks de wens om met deze hoge melkprijs zoveel mogelijk melk te produceren, wil Bouwens ook graag groeien. “Een geit hoeft niet elk jaar gedekt te worden om melk te geven. Omdat ik wil groeien laat ik de geiten elk jaar dekken, dat kost veel melk”, vertelt Bouwens. In de toekomst hoopt Leeke te groeien naar 1500 melkgeiten. “Het liefst melk ik die in een nieuwe stal in Gendt”, aldus de jonge ondernemer. De vergunningaanvraag ziet er volgens de jonge ondernemer rooskleurig uit: “Zoals het er nu uitziet, gaat de vergunning voor nieuwbouw op het bedrijf van mijn ouders goedkomen. Dit heeft alleen veel tijd nodig.”

De kostprijs in de pluimveehouderij

De kostprijs geeft de ondernemer inzicht in de verwachte kosten van het bedrijf. Met dat inzicht kunnen plannen voor investeringen, de markt en de bedrijfsstrategie gemaakt worden. Niet alle pluimveehouders zien de noodzaak voor het (ook nog) berekenen van de kostprijs. Jeroen van den Hurk, sectormanager pluimveehouderij bij Rabobank, legt uit waarom ze de kostprijs juist wél moeten berekenen. Rabo-partner

Tekst: Ellen van den Manacker

Hoe gaan pluimveehouders om met de kostprijs?

“De kostprijs wordt nog te weinig berekend. Veel pluimveehouders weten de kostprijs van eieren of vlees niet uit hun hoofd. Wat ze vaak wel weten is welke marge ze overhouden bij een bepaalde opbrengstprijs en voerprijs.”

Waarom is het belangrijk voor pluimveehouders om op de hoogte te zijn van hun kostprijs?

“Door de kostprijs te berekenen, weten pluimveehouders waar ze staan in hun bedrijfsvoering. In één oogopslag kunnen ze zien of kosten op de lange termijn terugverdiend kunnen worden. Daarnaast hebben pluimveehouders de kostprijs nodig om derde partijen te informeren.”

Welk element in de bedrijfsvoering speelt een grote rol in de kostprijs?

“Het voer bepaalt 60-70% van de kostprijs van pluimveehouders. Dat maakt hen heel afhankelijk van de ontwikkeling van de voerprijs. Door de toegenomen volatiliteit van voerprijzen wordt op dit onderdeel actiever management gevraagd. Dit kan door termijnafspraken te maken of door regionaal tarwe te kopen.”

Wat wordt vaak vergeten in de kostprijsberekening?

“Alle betalingen die verricht moeten worden vormen de kostprijs. Daarbij hoort ook het inkomen van de ondernemer. Het arbeidscomponent van een familieonderneming wordt vaak niet meegerekend in de kostprijs. Om continuïteit in de onderneming te waarborgen, is het belangrijk om elk jaar een bepaald bedrag te reserveren voor het inkomen van de ondernemer.”

Hoe kunnen pluimveehouders hun kostprijs berekenen?

“Naast het inzichtelijk maken van alle kosten van het bedrijf, kan ik pluimveehouders aanraden om een liquiditeitsbegroting te maken. In de liquiditeitsbegroting laat de ondernemer zien wat zijn verwachtingen zijn van de markt. Op basis van deze begroting kan de ondernemer scenario’s financieel testen. Ook kan de ondernemer elk kwartaal zijn kwartaalcijfers naast de liquiditeitsbegroting leggen. Zo kan hij zien wat er financieel gerealiseerd is en of de zeilen bijgezet moeten worden om de doelstelling te behalen.”

Wat doen pluimveehouders om de kostprijs te drukken?

“Zo scherp mogelijk inkopen en de dieren zoveel mogelijk laten produceren met een zo laag mogelijke voederconversie. Schaalvergroting is niet altijd de oplossing: de inkoopprijs van voer heeft een limiet. Om meer zekerheid te hebben in de kostprijs kunnen pluimveehouders afspraken maken over voeraankopen of de verkoopprijs vastzetten. Bij eieren is een koppeling tussen ei- en voerpijs gewenst. Dan ontstaat er een vaste marge welke meegenomen kan worden in de kostprijscalculatie.”

Is de bodem van de kostprijs in de Nederlandse pluimveehouderij bereikt?

“De bodem is nooit bereikt. Er zijn altijd nieuwe wegen om de kostprijs te verbeteren. Naar mijn mening kunnen bedrijven in de pluimveehouderijketen meer samenwerken. Door een betere afstemming in de keten kunnen nog slagen in de kostprijs gemaakt worden.”

Kijkt de Rabobank ook naar de kostprijsberekening van ondernemers bij een financieringsaanvraag?

“De kostprijsberekening is bij ons onderdeel van een financieringsaanvraag. In financieringsaanvragen werkt de Rabobank met een rentabiliteitsverwachting: verwacht een ondernemer dat met zijn businessmodel jarenlang voldoende uit de markt gehaald kan worden om kostprijsdekkend te zijn. Het zicht op de lange termijn is hierin erg belangrijk.”

Heeft u kostprijstips voor jonge pluimveehouders?

“Jonge ondernemers zijn bij uitstek geschikt om de kostprijs goed in beeld te brengen. Zij werken gemakkelijk met datasystemen, maar leggen ook sneller contacten met ketenpartijen.”

De kostprijs in de agrarische sector

De kost gaat voor de baat uit, oftewel: om te verdienen moeten eerst kosten gemaakt worden.  Om uiteindelijk een goed rendement te behalen, is het voor een ondernemer belangrijk om goed in beeld te hebben hoe hoog de kosten precies zijn. De kostprijsberekening kan een belangrijk instrument zijn om de koers van een onderneming te bepalen. Een zorgvuldige berekening geeft naast inzicht in de te verwachten kosten ook duidelijkheid over de benodigde omzet van het bedrijf.

 Tekst: Ellen van den Manacker
Illustratie: Henk van Ruitenbeek

De kostprijs speelt een belangrijke rol in het agrarisch ondernemerschap. Intensieve ondernemers en tuinders zijn al lange tijd gefocust op de kostprijs. Voor melkveehouders, die sinds 1 april 2015 produceren voor de vrije markt, zal de kostprijs een steeds grotere rol spelen in hun bedrijfsvoering. Akkerbouwers en in toenemende mate melkveehouders worden  in de berekening van de kostprijs geconfronteerd met de hoge grondprijzen in Nederland.

Som van kosten

Wat is de kostprijs eigenlijk? Van Dale omschrijft de kostprijs als ‘som van kosten die nodig zijn voor het maken van een product’. Er bestaan vele methodes om de kostprijs te berekenen. Bij alle berekeningen wordt gerekend met directe en indirecte kosten en vaste en variabele kosten.

Kostprijs beheersen

Door de kostprijs te beheersen kan een bedrijf inspelen op een winstgevende bedrijfsvoering. Efficiënter werken, bepaalde investeringen wel of niet doen en door de kwaliteit van productiemiddelen als grond, gebouwen, mechanisatie en voer kan de kostprijs worden beïnvloed. Onder druk van de markt is in de afgelopen jaren de kostprijs op agrarische bedrijven al flink gedrukt.

Kansen en bedreigingen

Over de rol die de kostprijs moet spelen in een bedrijfsvoering zijn de meningen verdeeld. Hieronder worden enkele kansen en bedreigingen uiteengezet:

  • Kans: Kostprijs geeft inzicht in bedrijfseconomische situatie. Door de kostprijs te bepalen en vooral door deze uit te splitsen in verschillende posten kan nauwkeurig bepaald worden waar het geld heen gaat.
  • Kans: Vergelijk de kostprijs met collega’s en voorgaande jaren. Accountantskantoren verzamelen veel gegevens van hun klanten en berekenen hieruit gemiddeldes. Door de eigen gegevens te vergelijken met deze algemene cijfers kan bepaald worden hoe het bedrijf presteert vergeleken met andere bedrijven.
    • Kans: Gebruik de kostprijs als indicatie voor de verkoopprijs. Er zijn steeds meer agrarische ondernemers die een onderscheidend product aanbieden om zo meer invloed te hebben op de prijs die zij ontvangen. Voor ondernemers die zelf de vraagprijs kunnen vaststellen kan de kostprijs een goede indicatie zijn bij het vaststellen van de vraagprijs.
  • Bedreiging: De focus op de kostprijs leidt de aandacht af van wensen uit de markt. Een volledige focus op de kostprijs maakt ondernemers blind voor de vraag uit de markt. Om rendabel te blijven in de bedrijfsvoering, moet een ondernemer zich altijd afvragen waar de markt om vraagt en daarop (proberen) in te spelen.
    • Bedreiging: De focus op de kostprijs leidt tot kortetermijnbeleid. Vaak is de kostprijsberekening gericht op de korte termijn. Hierbij wordt de langetermijnvisie wel eens vergeten. Besparen op bijvoorbeeld kwaliteit van bepaalde installaties, onderhoud of brandveiligheid kan op korte termijn de kostprijs drukken, maar op lange termijn voor hoge kosten zorgen als er een calamiteit ontstaat.
  • Bedreiging: Het draait niet om een lage kostprijs, maar om rendement. Een te sterke kostprijsstrategie kan de aandacht afleiden van waar het uiteindelijk om draait: het behalen van een goed rendement.

Uitbesteden

Een mogelijkheid om het financiële risico te drukken is het uitbesteden van bepaalde activiteiten. Denk daarbij aan meer werk laten doen door de loonwerker of bepaalde activiteiten, bijvoorbeeld verpakken, uitbesteden aan een telersvereniging. Hierdoor kan de aanschaf van dure installaties of machines worden voorkomen. Met het uitbesteden van werkzaamheden kunnen vaste kosten dalen en stijgen de variabele kosten. Als de productie terugloopt, betekent dat dus ook een afname in de totale kostprijs.

Enquête oneerlijke handelspraktijken

NAJK en LTO werken samen in een onderzoek naar oneerlijke handelspraktijken. Heb je wel eens last (gehad) van oneerlijke handelspraktijken? Vul dan hier de enquête in. De aanleiding voor dit onderzoek vormen de zogenoemde ‘kortingsbrieven’ van afnemers aan groepen leveranciers, die een paar jaar terug commotie en discussie veroorzaakten.

De enquête is volledig anoniem in te vullen. Wil je toch dat er contact opgenomen wordt, dan kan je aan het eind van de vragenlijst je e-mailadres en telefoonnummer invullen.

Heb je vragen of wil je meer informatie? Neem dan contact op met Klaas Johan Osinga van LTO Nederland via kjosinga@lto.nl of 06 – 10586047.

>> Link naar de enquête <<

Vijftien NAJK-leden vertrekken op studiereis naar China

Vijftien jonge boeren krijgen van het Nederlands Agrarisch Jongeren Kontakt (NAJK) de kans om tijdens een intensieve studiereis meer te weten te komen over de land- en tuinbouw in China. De groep Chinareizigers vertrekt op donderdag 28 mei 2015.

De groei van de economie brengt nieuwe uitdagingen mee voor China, zeker op het gebied van landbouw, grondstoffen en voedsel. Door de toegenomen welvaart gaat de Chinese consument meer eisen stellen. Gezond en luxe voedsel, voedselzekerheid en het milieu zijn belangrijke vraagstukken geworden. China omvat met 1,4 miljard mensen 22 procent van de wereldbevolking. Toch heeft het land slechts beschikking over 7 procent van het wereldwijde landbouwareaal. Mede daardoor kijkt China zelf ook uitdrukkelijk over zijn grenzen heen.

Programma

In tien dagen bezoekt de groep NAJK-leden in China veel agrarische en verwerkende bedrijven, maar ook consumentenmarkten. Op een grote landbouwbeurs wordt deelgenomen aan een seminar, georganiseerd door de Nederlandse ambassade en enkele grote bedrijven uit de Nederlandse Agribusiness zoals Rabobank en FrieslandCampina. Daarnaast bezoekt de groep een breed spectrum van landbouwbedrijven actief in de melk-, vlees,- groente-, aardappelproductie, verwerking en afzet. Er wordt gesproken met zowel kleinschalige als grootschalige boeren en er wordt onderzocht wat de Nederlandse en Chinese landbouw voor elkaar kunnen betekenen. Onderweg en na thuiskomst op 8 juni deelt de groep hun opgedane ervaringen via blogs en social media en door ervaringsverhalen te vertellen op bijeenkomsten. Houd www.najk.nl in de gaten voor de laatste updates van de studiereis naar China.

NAJK betrokken bij ontwikkeling Farmlandtool

Op 6 en 7 mei zijn Mirjam Brouwer de Koning, Afke Baukje Spierings-Haanstra, Janneke Kranendonk en Iris Bouwers namens NAJK op uitnodiging van CEJA bij de presentatie van de Farmlandtool in Brussel geweest. Deze tool, ontwikkeld binnen het Farmlandproject, is speciaal voor ondernemers met een educatieve tak op het bedrijf.

Op 6 mei werd het project uitgelegd aan de aanwezigen uit heel Europa. De aanwezigen mochten feedback leveren op de inhoud en de lay-out van de tool. De vertegenwoordigers van NAJK hebben aangeven dat de inhoud van de tool moet aansluiten op de hedendaagse sector. Realistische voorbeelden kunnen de situatie dat kinderen een te romantisch beeld van de agrarische sector krijgen voorkomen. Informatie die verstrekt wordt op bedrijven moet daarom correct, maar ook bruikbaar zijn.

7 mei werd de feedback van de vertegenwoordigers op de tool geëvalueerd. De feedback van NAJK is goed opgepakt door de ontwikkelaars. De vertegenwoordigers van NAJK kijken terug op een constructieve en leerzame sessie. Met deze bijeenkomst is gebleken dat vertegenwoordiging uit Europese landen absoluut nodig is om te kunnen garanderen dat tools als Farmland te implementeren zijn in heel Europa.

Bodem boert achteruit

Geen grote verrassing, de uitkomsten van het onderzoek naar de bodemvruchtbaarheid in Flevoland, uitgevoerd door de Wetenschappelijke Raad voor Integrale Duurzame Landbouw en Voeding (RIDLV). De resultaten liggen in lijn met de zorgen die onder boeren en tuinders al langer leven en met wat wij al aanvoelden: de kwaliteit van onze bodem neemt structureel af.

Voor een buitenstaander moet het onbegrijpelijk zijn, we zijn namelijk zelf schuldig aan deze trend. De meest vruchtbare gronden van Europa, verantwoordelijk voor ons dagelijks inkomen, de productiefactor van onze bedrijven, ze worden systematisch gedegenereerd. Door ons, wij boeren, omdat wij een inkomen willen genereren.

En dat is dan ook precies de reden waarom het gebeurt: om ons inkomen te kunnen blijven behouden zijn wij boeren genoodzaakt een bouwplan toe te passen dat voldoende inkomen genereert voor het benodigde bedrijfsrendement. Steeds meer agrariërs komen in een spanningsveld tussen gewin op korte termijn en lange termijn. Volgens RIDLV is dit versterkt door hoge grondprijzen, de sinds 2007 verdubbelde pachtprijzen en steeds kortere pachtperioden.

Dit spanningsveld moet doorbroken worden. Snel bovendien, voordat de structuur van onze gronden zwaar vernield is. Een optimale bodemvruchtbaarheid is in het belang van een duurzame voedselvoorziening, voedselzekerheid en groenblauwe diensten zoals waterhuishouding en ecologische functies. Uitgemergelde gronden zijn het zwartste scenario. Geen boer die daar van kan leven, een verpachter trouwens ook niet. Wellicht schuilt daarin dus ons gemeenschappelijk belang. Zowel pachters als verpachters zullen bang moeten zijn voor een toekomstbeeld dat er zo uit zal zien.

Dat de overheid niet het goede voorbeeld geeft helpt niet. De korte geliberaliseerde pachtcontracten die RVB aanbiedt stellen de verkeerde standaard die door andere verpachtende organisaties wordt overgenomen. Onze polders zijn ingericht voor voedselproductie. Het is in mijn ogen ook juist de taak van de overheid om de blik op de lange termijn te houden, namelijk duurzame voedselproductie. Het past niet bij een overheid om te gaan voor winstmaximalisatie op de korte termijn. In het mestbeleid ontbreekt het langetermijnperspectief bijvoorbeeld ook. Een bodemgericht mestbeleid zou meer oog hebben voor het belang van mest voor de bodemvruchtbaarheid. Het besef dat onze bodem een gemeenschappelijk goed is, voor ons allemaal van levensbelang, wordt nu door de overheid onvoldoende erkend, en dus geborgd.

RIDLV lijkt nu de noodklok te luiden. Dat ze dat nu doen is natuurlijk geen toeval. Dit is het jaar van de bodem, het moment! En de discussie over het nieuwe pachtstelsel is in volle gang. We hebben nu, zoals de Engelsen het noemen, een ‘window of opportunity’. Het moment waarop alles samenkomt en verandering in gang kan worden gezet.

Het schetsen van onze duistere toekomst alleen is echter niet voldoende om verandering te bewerkstelligen. Probleem, bewijs, dialoog en oplossing vormen samen de vensters van onze ‘window’. En die oplossingsrichtingen zijn er. Nieuwe pachtvormen en een pachtprijs gebaseerd op het agrarisch verdienvermogen, zoals bij reguliere pacht, kunnen ervoor zorgen dat de noodzaak om voor het korte gewin te gaan wordt weggenomen. Bij zowel pachter als verpachter. Op de korte termijn levert dit voor de verpachter minder op. Dat is niet in lijn met het economisch motief van de verpachter en zal dus niet meteen op enthousiasme kunnen rekenen. Dat is begrijpelijk en niet onrechtmatig. De winst op lange termijn maakt dat echter dubbel en dwars goed. De rekensom is met het rapport van RIDLV in de hand goed te maken. Dat gegeven moet de verpachters wèl aanspreken. In plaats van onze verschillen kunnen we dan nu het gesprek aangaan over datgene wat we willen delen: toekomstperspectief.

Eric Pelleboer
voorzitter NAJK

Informatie over trekkerrijbewijs vanaf 1 juli 2015

Vanaf 1 juli 2015 moeten nieuwe trekkerchauffeurs hun trekkerrijbewijs halen. Met de komst van het zogenoemde T-rijbewijs verdwijnt het trekkercertificaat. De introductie van het T-rijbewijs moet de verkeersveiligheid verbeteren.

Bij het halen van het T-rijbewijs wordt niet alleen de rijvaardigheid getoetst, maar ook de verkeerskennis en het inschattingsvermogen bij lastige situaties. Naast de moeilijkheidsgraad gaat ook het kostenplaatje omhoog: momenteel is het trekkercertificaat voor € 200,- te halen, uit onderzoek blijkt dat de kosten voor het T-rijbewijs kunnen oplopen tot € 1.500,-.

Ben je in het bezit van een trekkercertificaat? Dan kan deze worden omgezet tot een T-rijbewijs. Het omzetten kan tot juli 2016.

Klik hier voor meer informatie over het T-rijbewijs.