Fosfaatkorting bepaald op 8,3%

Het kortingspercentage bij het toekennen van fosfaatrechten voor 2018 voor niet-grondgebonden bedrijven is vastgesteld op 8,3%. Staatssecretaris Van Dam van het ministerie van Economische zaken heeft dit vastgesteld op basis van het advies van de Commissie van Deskundigen Meststoffenwet (CDM). Door grondgebonden bedrijven en bedrijven met een gering fosfaatoverschot te ontzien stijgt het percentage van 5,1% naar 7,3%. Daarbovenop komt nog een extra korting van 1% voor de knelgevallenvoorziening. Samen maakt dit een korting van 8,3%.

Van Dam zette in op extra marge

De afgelopen weken is veelvuldig overleg geweest tussen de sectorpartijen, waaronder het Nederlands Agrarisch Jongeren Kontakt (NAJK), het ministerie van Economische Zaken en het CDM over de vaststelling van de korting. In eerste instantie wilde het ministerie inzetten op 9,8 procent door bovenop de 8,3 procent een extra veiligheidsmarges in te rekenen. “Naar ons idee klopt de rekenkundige exercitie van het CDM. Het blijft echter de vraag hoe het kortingspercentage volgend jaar uitpakt voor de melkveehouderij. In mijn beleving zal de fosfaatproductie altijd lager zijn dan het melkveefosfaatplafond van 84,9 miljoen kg.”, aldus Bart van der Hoog, dagelijks bestuurder NAJK met de portefeuille melkveehouderij.

NAJK heeft altijd ingezet op een zo laag mogelijke generieke korting en geen onnodige veiligheidsmarges. “Hoe de werkelijke melkveefosfaatproductie zich volgend jaar ontwikkeld in verhouding tot het fosfaatplafond is afhankelijk van een aantal praktische factoren. Een belangrijke factor is het voerspoor. Deze heeft in 2017 een groot effect gehad. Wanneer melkveehouders volgend jaar mogen werken met de KringloopWijzer, blijft voor een grote groep melkveehouders de prikkel bestaan om te letten op hun fosfaatefficiëntie. De gesprekken over de toewijzing van de KringloopWijzer in het rechtenstel zijn nog niet afgerond. Daar is dus helaas nog geen duidelijkheid over te geven.”, aldus Van der Hoog. Overigens is de hoogte van de fosfaatproductie in de melkveehouderij op zichzelf niet leidend voor Brussel. In de beoordeling van de Europese Commissie wordt gekeken naar de totale (nationale) fosfaatproductie. Daar wordt dus geen onderscheid gemaakt naar veehouderijsector.

Starters voor 50% gecompenseerd

De knelgevallencommissie heeft een advies opgesteld en twee extra categorieën toegevoegd aan de voorziening. Als eerste de recent gestarte bedrijven die na 1 januari 2014 zijn begonnen met melken. Deze groep kan aanspraak maken op 50% compensatie tussen het aantal koeien op 2 juli 2015 en de beoogde stalcapaciteit op dat moment. Daarnaast worden de bedrijven die op 2 juli 2015 door natuur of infrastructuurontwikkeling door de overheid minder dieren hielden tegemoetgekomen. Deze twee extra categorieën zorgen voor een zeer beperkte extra toekenning van rechten op de al bestaande knelgevallenvoorziening.

Klik hier voor de brief die de staatssecretaris naar de Tweede Kamer heeft gestuurd.