Column | Brussel bestaat niet

Het moet van Brussel”, met deze boodschap komen Nederlandse politici regelmatig thuis na een bezoek aan de Belgische hoofdstad. Of het nu gaat om het nieuwe Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB), om de doelstellingen uit de Van-Boer-tot-Bordstrategie of vervelende passages uit handelsverdragen, bij moeilijk uit te leggen dossiers wordt gauw de ‘het moet van Brussel’-kaart getrokken.

Er wordt gedaan alsof we met handen en voeten gebonden zijn als het gaat om Brusselse regels. Maar wat is dit ‘Brussel’ nou eigenlijk? Worden hier ambtenaren van de Europese Commissie bedoeld, of misschien leden van het Europees Parlement? Er is namelijk nooit sprake van een ‘Brussels monster’, puur en alleen omdat besluiten altijd worden genomen door verschillende Europese instellingen. En in alle gevallen is het zo dat lidstaat Nederland invloed heeft op deze besluiten! Toch voelt het meestal niet zo.

De Europese Unie bestaat uit verschillende ‘instituties’. De belangrijkste drie zijn de Raad van de EU (de vakministers), het democratisch gekozen Europese Parlement en ten slotte de Europese Commissie, die wetgevende voorstellen doet. Deze drie instellingen kunnen alleen maar handelen op terreinen waar de lidstaten, dus ook Nederland, hen ooit toestemming voor hebben gegeven. Zo hebben de Europese instituties veel ruimte om beleid te maken op het gebied van landbouw en handel. Lidstaten zagen in dat het goed zou zijn voor economische welvaart en de Europese concurrentiepositie om samen productiestandaarden en kwaliteitseisen te stellen op deze terreinen. Op het gebied van onderwijs en gezondheidszorg hebben de Europese instituties echter nauwelijks invloed. Hier wilden de lidstaten het heft zelf in handen houden. De lidstaten van de EU hebben dus zelf bepaald op welke onderwerpen ’Brussel’ het voortouw mag nemen.

Daarnaast zijn er Nederlanders werkzaam in Brussel die meebepalen. In het Parlement zitten 29 Nederlandse Europarlementariërs, we hebben een Nederlandse Commissaris en er schuift altijd een Nederlandse minister aan bij de Raad van de EU. Het is dus een fabel dat vanuit ‘Brussel’ met vaste hand geregeerd wordt, zonder dat er ook maar een Nederlander er iets aan kan doen. Sterker nog, er zitten bijna altijd Nederlanders aan tafel op invloedrijke plekken. Maar, Nederland krijgt niet altijd haar zin!

Waar wordt samengewerkt, moeten immers compromissen gesloten worden. Als je met 27 lidstaten productieregels afspreekt dan moet er vaak voor iedereen wat water bij de wijn. Het is de rol van politici om zo’n Europees gesloten compromis thuis uit te leggen. En als Nederland zich na het maken van een afspraak hier niet aan houdt, is het de taak van de Europese Commissie om Nederland hierop te wijzen. Als de Commissie dit niet zou doen, dan zouden de gemaakte afspraken natuurlijk niks waard zijn.

Als een Nederlandse politicus zegt ‘Het moet van Brussel’ betekent dit dus eigenlijk: “De Europese Commissie wijst ons erop dat dat wij ons aan afspraken moeten houden die wij met de andere Europese lidstaten hebben gemaakt.” Als een politicus het niet meer met deze afspraken eens is, dan zou deze hier ook eerlijk over moeten zijn. Het is lastig om de bestaande afspraken en normen te veranderen, maar het is niet onmogelijk. De eerdere wijziging van de Europese vogelrichtlijn is hier een voorbeeld van. Maar, het aanpassen van bestaande afspraken moet natuurlijk wel van twee kanten komen. Als Nederland flexibiliteit eist op bepaalde terreinen, zoals landbouw, wordt er van Nederland verwacht ook flexibel te zijn naar anderen en dit lijkt soms moeilijk op te brengen.

Roepen dat iets moet van Brussel of van de Europese Commissie is daarmee eigenlijk een politiek en populistisch zwaktebod. Nederland is hoe dan ook betrokken geweest bij de totstandkoming van de Europese wetgeving. Het doorschuiven van de verantwoordelijkheid voor beleid in de schoenen van de Europese Commissie is onverantwoordelijk en doet onterecht afbreuk aan het Europese sentiment. Het is tijd voor een eerlijk verhaal, want ‘Brussel’ bestaat niet.

Als NAJK hebben we regelmatig contact met politici en ambtenaren in Brussel. Door ons netwerk verder uit te breiden en te verdiepen, slagen we er steeds beter in door (soms populistische) berichtgeving heen te prikken en kunnen we dit ook verifiëren. NAJK-bestuurders hebben contact met ambtenaren en politici bij alle Europese instellingen en onze club haalt deze mensen ook naar Nederland, om de praktijk te leren kennen. Brussel naar het boerenerf dus. Zo krijgen we steeds meer grip op wat er ‘moet van Brussel’. De komende jaren komt er ook vanuit Brussel weer nieuwe wetgeving aan, bijvoorbeeld op het gebied van natuur en gewasbescherming. Mocht lidstaat Nederland hier haar handtekening onder zetten, dan laten we ons als boeren in ieder geval niet meer wijsmaken dat het simpelweg ‘moet van Brussel’.

 

Peter Meedendorp

Binnen het dagelijks bestuur van NAJK vervult Peter Meedendorp de rol als portefeuillehouder internationaal. Samen met zijn ouders en broer is hij de trotse eigenaar van een akkerbouwbedrijf in het Oost-Groningse Onstwedde en binnen het bestuur wil hij Brussel spreekwoordelijk gezien graag dichter bij de Nederlandse boer brengen.

Column | Als jonge boeren hebben wij perspectief nodig

Ministers komen en gaan, maar blijven jonge boeren en tuinders nog wel bestaan? Het kabinet heeft ons nodig om zijn grote politieke natuur- en milieuopgaves te behalen. We zijn eigenaar van bijna twee derde van de oppervlakte van ons land. Als wij niet meewerken, staat het land voor langslepende onteigeningsprocedures. Toch heeft het kabinet zijn relatie met de agrarische sector verziekt en dacht het medewerking te kunnen afdwingen. Dat mislukte, onder meer door de ongenuanceerde kleurplaat van minister Van der Wal. Die legde een onduidelijke boodschap op het bord van de provincies en liet boeren en tuinders zich afvragen of boeren in Nederland nog wel welkom zijn. Het orakel Remkes werd erbij geroepen. Hij kan alleen maar concluderen dat het kabinet druk is met natuurbeleid, maar vergat te bedenken hoe het de sectoren die het afbreekt, in de nieuwe ecologische situatie weer economisch perspectief wil bieden.

Een overheid kan geen commercieel-economisch perspectief maken. Dat moet ontstaan tussen verschillende actoren. Ik zeg het altijd zo: de overheid bepaalt wat ik mag, de bank wat ik kan, de markt wat ik verdien en kijkend naar die drie kies ik hoe ik met mijn bedrijf omga. Perspectief is dan ook een dynamisch proces tussen die verschillende pijlers. Dat proces heb ik nodig als jonge boer of tuinder om er over 15 jaar nog te zijn. De vraag is niet wat het perspectief is, maar met welk proces we het laten ontstaan.

Met dit beleid, gooien zelfs jonge boeren en tuinders het bijltje erbij neer. Afbraak- kan niet zonder wederopbouwbeleid. Er is wel natuurbeleid, maar geen wederopbouwbeleid dat weer sterke ketens maakt. De overheid schopt zelfs tegen de bestaande ketens aan, omdat die niet helpen om haar natuurbeleid te realiseren. Dom, want de overheid ziet niet in dat ze verzaakt. Wie een ingrijpend natuurbeleid wil, moet ook de keten helpen zich aan te passen en niet vinden dat die de economische kant ‘maar even moet regelen’.

Ongeveer 50% van alle Nederlandse boeren en tuinders is 55 jaar of ouder. Meer dan de helft hiervan heeft geen opvolger, maar belangrijke delen van hun grond en rechten blijven wel in de markt. Wij, jonge boeren en tuinders, zijn over vijftien jaar pas op de helft van onze ondernemerscarrière. Wij zijn diegenen die vorm gaan geven aan het Nederlandse landschap en aan de toekomst van de voedselketen. Hoeveel ruimte krijgen we om ons perspectief zelf te maken met verwerkers en retail? Binnen welke randvoorwaarden wil de overheid faciliteren wat de markt creatieve ondernemers kan bieden?

Deze vragen kunnen enkel beantwoord worden wanneer de overheid, de voedselketen en de jonge boeren & tuinders een gedeelde visie ontwikkelen die antwoord geeft op de vraag: wat is de functie en meerwaarde van onze land- en tuinbouw op wereldwijde, Europese, nationale en regionale schaal?  Vanuit daar daal je af naar beleids- en ondernemersniveau. We staan immers aan de vooravond van de grootste ruilverkaveling die de Nederlandse geschiedenis ooit gekend heeft. Die is op dit moment enkel gericht op natuur met een hoog gehalte aan Hollands postzegel denken, met als gevolg dat we heel veel kennis en kunde kapot maken waar we meer dan 150 jaar aan hebben mogen bouwen.

Jonge boeren en tuinders willen toekomstperspectief. Een gezamenlijke visie geeft ons weer trots en het gevoel dat wij weer bestaansrecht hebben in plaats van het afvoerputje voor problemen te zijn van dit kabinet en de politiek. Het geeft weer hoop om ergens aan te bouwen en de schouders eronder te zetten. Dan komen weer zonnestralen aan het einde van de pikdonkere tunnel van vandaag.

 



Roy Meijer

Binnen het dagelijks bestuur van NAJK vervult Roy Meijer de rol als voorzitter. Daarnaast werkt hij als melkveehouder op het familiebedrijf in Witteveen. Hij zet zich, samen met de andere dagelijks bestuurders, in voor de toekomst van de jonge boer. Zowel voor de boerenzonen en -dochters van morgen, als de boer(in) over dertig jaar.

Datacenters, een gouden zet of straks een blok aan ons been?

Net als de jonge boer heeft de rest van de wereld te maken met digitalisering. Digitalisering transformeert wereldwijd economieën en maatschappijen in een razendsnel tempo. Het fundament voor deze digitale economie zijn datacenters. Een datacenter is een industrieel, hoogbeveiligd pand, gebouwd met één doel: zorgen dat computerservers met digitale applicaties altijd blijven draaien, 365 dagen per jaar, 24 uur per dag. Het ministerie heeft een routekaart 2030 voor de groei van datacenters opgesteld. Nederland kan straks tot wel 3x zoveel datacenters als we nu kennen rijker zijn, of toch armer…

Dankzij de centrale ligging en het gunstige investeringsklimaat is Nederland voor grote buitenlandse techbedrijven een ideale springplank naar de rest van Europa. Recente aanvragen voor uitbreiding (Eemshaven) en nieuwbouw (Zeewolde) van hyperscale datacenters onderstrepen de ambitieuze plannen van ons land. Het inrichten van industriegronden levert gemeenten een leuk zakcentje op, maar deze ‘gouden’ medaille heeft ook een keerzijde. Datacenters blijken enorme energieslurpers en omdat deze sector nog relatief jong is, weten we ook niet zo goed welke effecten het op het milieu heeft.

Twee keer zoveel huishoudens als Zeewolde heeft: zoveel stroom heeft het geplande datacenter daar nodig. 5 procent van de in totaal 1.400.000 MWh zou het datacenter kunnen opwekken op zijn eigen locatie van 166 hectare. De rest moet duurzaam uit de omgeving komen. Ik hoop maar dat kernenergie als duurzaam wordt gezien, want op deze manier wordt het er niet makkelijker op om de nieuwe klimaatdoelen van 2050 te halen.

Al deze energie gebruikt een datacenter onder andere voor het koelen van zijn computerservers. Als de temperatuur boven de 29,4 graden Celsius ligt of de luchtvochtigheid lager is dan 20%, worden deze servers met water gekoeld. Wanneer we te maken hebben met hete zomers, zoals de afgelopen drie jaar, is er eigenlijk helemaal geen plaats voor een grote extra afnemer van zoet water. Wie krijgt er straks voorrang tot het water bij extreme schaarste? Wint het datacenter het alleen van de veehouder die zijn grasland wil beregenen of ook van de akkerbouwer met zijn hoog salderende gewassen?

Een deel van het water dat gebruikt wordt, verdampt. Het overgrote deel van het bewerkte water wordt geloosd. Er heerst veel onduidelijkheid wat dit water voor gevolgen kan hebben op het omliggende milieu. Naast dat het water een stuk warmer is bij lozing dan toen het onttrokken werd, is het ook bewerkt met chemicaliën. Hoewel er bij de waterlozingen volgens de normen wordt gewerkt, gaat de toekomst uitwijzen of het geen nadelige effecten heeft voor het halen van de Kaderrichtlijn water.

Maar goed, in 1988 was Nederland het tweede land ter wereld dat werd aangesloten op het internet. Sindsdien is Nederland altijd een voorloper gebleven op het gebied van de digitale infrastructuur. Moeten wij in deze kwestie ons typisch Nederlands karakter behouden door ambitieus te blijven en hier wellicht rijkdom en macht mee te creëren? Of kijken we toch met een schuin oog naar onze maatschappelijke opgaven en voorkomen we dat het een blok aan ons been gaat worden? Zeg jij het maar!

Harold Overmars

Binnen het dagelijks bestuur van NAJK is Harold Overmars verantwoordelijk voor de portefeuille leefomgeving. Hij combineert deze functie met het werk als melkveehouder in het Overijsselse Broekland.

Column | Cash is King!

We zijn bijna vier maanden verder en Nederland heeft nog steeds geen regering, terwijl de uitdagingen groter zijn dan ooit. De wereld staat niet stil. China, Rusland en de Verenigde Staten maken duidelijke keuzes, zeker op het gebied van landbouw en grondstoffen. In Europa is Timmermans druk bezig met het uitvoeren van zijn klimaatagenda waarvan we een al een kleine glimp hebben opgevangen in het nieuwe GLB. In Nederland zijn klimaat en stikstof de grote thema’s wanneer het de land- en tuinbouw betreft. Al blijft het daar niet bij..

Natuurlijk maakt NAJK zich ook druk over deze thema’s, maar daarnaast gaan onze zorgen uit naar hele andere zaken. Kunnen jonge boeren en tuinders straks nog wel een bedrijf overnemen? Zijn er na zo’n bedrijfsovername nog genoeg financiële middelen om te investeren en de uitdagingen van klimaat en/of stikstof het hoofd te bieden? Cash is King! Dat weten jonge boeren en tuinders ook, maar is er nog genoeg cash om ‘King’ te blijven? Dat is het ware probleem! NAJK zet zich hier vol op in tijdens de formatie. Binnen de gesprekken die we momenteel voeren met politieke partijen in de Tweede Kamer zetten we zowel in op meer omzet als verlaging van de kosten voor jonge boeren en tuinders in de eerste vijf jaar na een bedrijfsovername.

Wanneer het de omzetkant betreft, gaat het volgens NAJK om vier zaken. Er moet naar ons idee een terugverdieninstituut komen waarin wordt bepaald welke duurzaamheidsinvesteringen terugbetaalt kunnen worden uit marktketens en welke niet. De laatste categorie moet door de overheid gefinancierd worden. Als de samenleving eisen stelt die niet uit de markt terugverdiend kunnen worden, dan moet de samenleving daarvoor dokken. Daarnaast zet NAJK in op een landschapsheffing voor alle inwoners van Nederland. De opbrengst hiervan wordt uitgekeerd aan de boeren en tuinders als vergoeding voor de grootste landschapsbeheerder van ons land. Daarbij pleit NAJK voor meer ruimte in verkoopsamenwerking tussen boeren en tuinders. Het is ongelofelijk moeilijk voor boeren om zich te verenigen in samenwerkingsverbanden die grip hebben op de verkoopprijzen naar verwerkende industrieën en supermarkten. Daar moet een nieuw kabinet aandacht aan besteden. Als vierde wil NAJK dat in nieuw beleid belemmeringen op bedrijfsontwikkeling worden voorkomen. Een overheid moet zorgen voor voldoende ruime bouwblokken, mogelijkheden tot herverkaveling en (productie)ruimte om te ontwikkelen op bedrijfsniveau.

Als het gaat om de kostenkant doet NAJK er nog een schepje bovenop. Hier zetten we niet in op vier, maar vijf zaken. Als eerste moeten de BOR- en landbouwvrijstelling behouden blijven. Zonder deze twee fiscale regelingen wordt bedrijfsovername onmogelijk. Het tweede punt wat NAJK onder de aandacht brengt, is de oprichting van een pensioenfonds voor de gehele Land- en Tuinbouw voor alle ondernemers in deze sector. Iedereen legt geld in. Dit pensioen wordt uitgekeerd wanneer de boer of tuinder zijn pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt. Wanneer de boer(in) zijn of haar bedrijf heeft verkocht voor de marktwaarde aan derden, vervalt ook het recht op dit pensioen. Op deze manier komen de kosten van het huis van ouders/overdragers niet meer voor de volledige rekening van de overnemer. We stimuleren hiermee boeren en tuinders om hun bedrijf ‘voordelig’ over te dragen naar een volgende generatie die hierdoor lagere lasten dragen.

Naast deze twee belangrijke punten staat NAJK ook volledig achter een borgstellingfonds voor verhoging van de rekening-courant in de eerste vijf jaar na overname. Dit geeft banken het comfort om jonge boeren en tuinders net even die extra liquiditeitsruimte te geven, zodat ze makkelijker de eerste vijf jaar overleven. Het vierde punt is dat NAJK pleit voor een fiscale vrijstelling die je als jonge boer of tuinder de eerste vijf jaar na bedrijfsovername mag gebruiken, wanneer er veel winst wordt gemaakt. Zo sta je als jonge agrariër voor de keuze: je liquiditeitspositie verbeteren of extra investeren in duurzaamheid. Als vijfde pleit NAJK dat er, naast het borgstellingsfonds voor de verhoging van de rekening-courant, een borgstellingsfonds wordt opgericht voor de aankoop van gronden waar je als jonge boer of tuinder de eerste vijf jaar na een bedrijfsovername gebruik van kunt maken. Dit fonds moet ervoor zorgen dat de jonge boer en tuinder mee kan in het extensiveringvraagstuk van vandaag de dag. Het werkt als volgt. De grond die een jonge boer of tuinder aankoopt in de eerste vijf jaar na bedrijfsovername is in die periode aflossingsvrij. Daarna gaat de aflossing weer in tegen reguliere aflossingstermijnen. Dit zorgt ervoor dat een jonge boer of tuinder eerst omzet kan maken door gebruik van die gronden, zonder dat hier direct kosten tegenover staan. Om ervoor te zorgen dat prijzen niet meer stijgen, maar gelijk blijven of zakken, wil NAJK land inpolderen.

Pas als we zorgen voor liquiditeit bij jonge boeren en tuinders, dan kunnen we eens praten over investeringen in duurzaamheid!

In de onderstaande linken kun je zien welke inhoud NAJK naar voren brengt binnen de formatie en met wie NAJK samenwerkt om deze punten te realiseren.

NAJK Verkiezingsmanifest

NAJK Melkveevisie

Manifest van jonge boeren en tuinders

Coalitie Toekomstige Melkveehouderij

 



Roy Meijer

Binnen het dagelijks bestuur van NAJK vervult Roy Meijer de rol als voorzitter. Daarnaast werkt hij als melkveehouder op het familiebedrijf in Witteveen en als adviseur in de agrarische sector. Hij zet zich, samen met de andere dagelijks bestuurders, in voor de toekomst van de jonge boer. Zowel voor de boerenzonen en -dochters van morgen, als de boer over dertig jaar.

Vol gas vooruit!

Jonge boeren willen vooruit. ‘Als je mij vandaag een miljoen geeft, heb ik het morgen uitgegeven’, grap ik wel eens aan de keukentafel. Ik heb nog zoveel plannen en ambities met het bedrijf. En met net de bedrijfsovername achter de rug is het ook goed om nog vol goede moed en plannen naar de toekomst te kijken. Natuurlijk is niet alleen geld een beperkende factor op mijn ondernemersdriften, ook beleid en ontwikkelruimte hebben hier zijn effect op. Als NAJK denken we daar over na; wat hebben we nodig om met vertrouwen naar de toekomst te kijken? En waar willen we dan heen? Juist dat is waar NAJK naar opzoek is: de route naar perspectief voor de toekomst.

Ik heb aan jonge melkveehouders uit de klankbordgroep bij NAJK gevraagd waar zij heen willen met hun bedrijf, hoe hun bedrijf zich ontwikkelt en hoe de omgeving er uit zal zien. Deze gesprekken behoren tot nu toe zeker tot de meest inspiratievolle conversaties uit mijn bestuursperiode bij NAJK. Want wij, jonge melkveehouders, hebben ambitie en willen maar wat graag door! De antwoorden van deze jonge ondernemers waren divers; van het beginnen van een horecatak tot meer grond en koeien en van het ontwikkelen van een stuk natuur tot het verwaarden van vlees. Wij zullen onze visie nog officieel presenteren, maar ik geef bij deze alvast een klein tipje van de sluier.

Een signaal dat duidelijk naar voren kwam uit de gesprekken met de jonge melkveehouders is dat wij willen blijven ontwikkelen. Ten eerste het doorontwikkelen van onszelf. We willen nog betere boeren worden, die met techniek, innovatie en vakmanschap onze bedrijven tot een hoger plan tillen. Ten tweede willen we doorontwikkelen door samen te werken met andere partijen die de oplossing van maatschappelijke problemen bij de landbouw zoeken. Hierbij denken we aan duurzame energie, natuurbeheer, recreatie en zorg. Vrijwillige samenwerkingen, met een eigen verdienmodel, waarbij de diversiteit van de sector zorgt dat we als geheel krachtig zijn. En ten derde willen we onze bedrijven doorontwikkelen. Niet omdat we allemaal de ambitie hebben om vol gas te groeien, maar omdat wij ontwikkeling van onze bedrijven zien als dé manier om onze bedrijven mee te laten veranderen met verschillende vraagstukken. Het doorontwikkelen van bedrijven, in schaal, nevenfuncties en grondpositie is hierbij essentieel. Ieder bedrijf ontwikkelt zich op zijn eigen manier en in zijn eigen investeringstempo. Een belangrijke oproep is dus: geef ons de ruimte!

Wij jonge boeren zien de uitdagingen die op ons afkomen en hebben daarbij ook oog voor de kansen. We willen een deel zijn van de oplossing in plaats van het probleem. Er wordt nu veel gesproken over krimp van de sector. We vinden echter dat we juist nu moeten praten over doorontwikkelen van de blijvers. Hoe de sector zich ook beweegt, stel in ieder geval de jonge boer, die voor al die uitdagingen staat, in staat om door te ontwikkelen en daarmee deel te zijn van de oplossing. Maak hem of haar niet een deel van de rekening van krimp of van welke beperkende maatregel op ontwikkeling dan ook. Alles begint met ruimte voor ontwikkeling, zelfs de discussie over krimp! Want wie niet kan bewegen, kan ook geen stappen zetten. En dat is wat wij jonge melkveehouders willen: stappen zetten en vol gas vooruit!

 



Marije Klever

Binnen het dagelijks bestuur van NAJK is Marije Klever verantwoordelijk voor de portefeuille melkveehouderij. Marije combineert deze functie met het werk op haar melkveehouderij in De Meern.

Waterschap Vechtstromen gooit eigen ruiten in met glyfosaat- en teeltverbod

De afgelopen 25 jaar is er onder alle meetpunten van de waterschappen in Nederland slechts één keer een normoverschrijding van de toegelaten werkzame stof glyfosaat waargenomen. Op basis van deze meetgegevens kan geconcludeerd worden dat glyfosaat geen enkele serieuze bedreiging vormt voor de kwaliteit van het oppervlaktewater. Dit wil natuurlijk niet zeggen dat we nu niks meer hoeven te doen om emissies van glyfosaat en andere werkzame stoffen terug te dringen, maar het besluit van waterschap Vechtstromen, gaat echt een aantal bruggen te ver!

Waterschap Vechtstromen wil op hun 250 hectare pachtgronden het gebruik van glyfosaat niet meer toestaan. Hiermee hebben ze zichzelf naar mijn idee volledig gediskwalificeerd als serieuze partij. Als je samen met onder andere de Unie van Waterschappen afspraken maakt richting een reductie in het gebruik van middelen, dan gaat het niet werken als waterschappen zelf restricties gaan opstellen zonder enige grondslag. Het kan niet zo zijn dat waterschap Zuiderzeeland in 2019 nog besluit te stoppen met het bemonsteren van het water op glyfosaat, omdat het simpelweg niet meer werd gevonden, om vervolgens 1,5 jaar later vanuit een andere hoek zulke belemmeringen opgelegd te krijgen.

Glyfosaat was klaarblijkelijk niet het enige wat Vechtstromen dwarszat: in dezelfde adem kondigde ze ook een verbod op de teelt van uien, lelies en andere bolgewassen aan. Een volkomen zinloze beslissing als je het mij vraagt. Emissies naar het oppervlaktewater verminder je hier niet mee. Sterker nog, doordat de teelt zich meer gaat concentreren, kan het zelfs een averechts effect hebben. Het areaal van deze gewassen zal niet minder worden, maar verplaatst naar andere percelen in het gebied van Vechtstromen. Jammer, want als het waterschap Vechtstromen in overleg was gegaan met hun pachters over hoe de emissies verder teruggedrongen konden worden, hadden ze waarschijnlijk veel meer kunnen behalen. Het aangekondigde teeltverbod is ook nog eens ontzettend hypocriet, want het lijkt mij sterk dat de bestuurders die voor het verbod gestemd hebben nu geen uien meer eten en bloembollen in hun tuin planten. Oftewel: prima dat het verbouwd wordt, maar dan wel ergens anders waar het mijn probleem niet meer is.

Ik hoop dat andere waterschappen en verpachters van grond begrijpen dat ze meer voor zichzelf, hun omgeving en de boeren kunnen betekenen door samen te werken. Samen met boeren doelen op te stellen en gezamenlijk plannen te maken om deze doelen te behalen. Want als meer verpachters net als Vechtstromen hun eigen ruiten in gaan gooien, is straks veel moeite op het gebied van emissiereductie helaas voor niks geweest.



Leendert Jan Onnes

Binnen het dagelijks bestuur van NAJK is Leendert Jan Onnes verantwoordelijk voor de portefeuille akkerbouw. Hij heeft samen met zijn vader een akkerbouwbedrijf van 120 hectare in het Groningse Finsterwolde. Met de afgeronde studies internationale bedrijfskunde en Business Marketing / Marketing Research is Leendert Jan een goede aanvulling op het dagelijks bestuur van NAJK.

Het gevecht om ons landschap, vroeger wist Nederland daar wel raad mee

Vroeger vocht men met harnas en zwaard voor een stuk extra grond, tegenwoordig vecht de overheid dit voor ons uit achter de beleidstafel. Waar vroeger land werd veroverd om de bevolking van meer voedsel te voorzien, wordt tegenwoordig het land veroverd voor het nastreven van de ‘groene ideologie’ en de vergrijzing van het Nederlandse landschap.

Daar stond hij dan, mijn eerste auto. Helemaal trots liet ik de nieuwe aanwinst aan mijn familie zien. Natuurlijk kon ik het niet laten om die middag een stuk te gaan toeren. ‘‘Zo kom ik ook nog eens van het bedrijf af’’, grapte ik tegen mijn broertje. Met het rondrijden door het Overijsselse landschap is te zien dat het Nederlandse landschap ingrijpend verandert. Het grote geld lonkt voor de provincies en gemeenten, wanneer het oer-Hollandse landschap verruild wordt voor een grijs uitzicht. Een grijs uitzicht met grote blokkendozen voor de ‘internet industrie’ nimmer rekening houdend met haar omgeving. Ook ziet elke burger het boerenlandschap verruild worden voor grote zonneparken, alsmaar groeiende natuur, en de oprukkende woningbouw. Het Rijk lijkt wel met alles rekening te houden, behalve met de boer.

Vanaf de Gouden Eeuw, tot aan het einde van de 20e Eeuw, deed Nederland waar het het allerbeste in was: inpolderen. Het inpolderen deed de overheid echter niet alleen voor bescherming tegen het water en het creëren van nieuwe woningbouw, maar ook voor de boeren. Voedselzekerheid was in die tijd namelijk niet zo vanzelfsprekend als vandaag de dag. Het inpolderen van Flevoland is beleidsuitvoering van het hoogste niveau. Gebieden werden gestructureerd ingericht met maar één doel voor ogen. Hierdoor ontstond er geen gevecht om de grond. De huidige politiek kan hier een groot voorbeeld aan nemen.

Gedane zaken zijn lastig ongedaan te maken. Boeren zitten nog steeds in de verdrukking tussen industrie, klimaatdoelstellingen, natuur en woningbouw. Ten strijde trekken met harnas en zwaard zie ik de huidige boer niet zomaar meer doen. Wat de boer, de burger, de politiek en het Nederlandse landschap nodig heeft, is een Jan Adriaanszoon Leeghwater of een Cornelis Lely. Een soortgelijk genie is nodig, om in Nederland datgene te blijven doen waar wij het beste in zijn: inpolderen.

Harold Overmars

Binnen het dagelijks bestuur van NAJK is Harold Overmars verantwoordelijk voor de portefeuille leefomgeving. Hij combineert deze functie met het werk als melkveehouder in het Overijsselse Broekland.

De boer als ‘watergeus’

De watergeuzen worden door de een geroemd en door de ander in een negatief daglicht gezet. Waar de watergeuzen met hun actie in 1572 Den Briel innamen en zo de opstand begon tegen de Spaanse heerser, staan ze aan de andere kant ook bekend als een stel zeerovers, vrijbuiters en gespuis. Zoals de watergeuzen bekend staan, met de huidige onderzoek en wetenschap van vandaag de dag, zo kunnen we ook verbanden leggen met de hedendaagse praktijk die zich afspeelt in de Nederlandse landbouw.

Afgelopen zomer heb ik mij verdiept in de geschiedenis rondom de watergeuzen. Puur omdat onze familie ver weg afstamt van een van de hoofdpersonages die rondom de watergeuzen een belangrijke rol vervuilde. Tijdens deze verdieping kom je diverse verhalen tegen in boeken en op internet. Men roemt ze of verdomd ze, maar je kan concluderen dat zonder de watergeuzen de Nederlandse geschiedenis een heel ander verloop zou hebben gekend, los van de verschrikkelijke bloedige gebeurtenissen.

Deze rode draad in de geschiedenis is ook wat we nu in hedendaagse praktijk zien. Je kunt verschillende meningen en visies hebben over boeren, maar de visie en eigen voorkeur is bepalend voor hoe je jezelf en de ander wilt zien. Dit zie je ook terug in het hedendaagse debat en de beslissingen rondom de landbouw. We kunnen als maatschappij ons heel goed tegen elkaar in verzet komen,  rondom thema’s maar zoals de geschiedenis rondom de watergeuzen ons kan leren is dit juist de slechtste manier.

Een debat op emoties, verdraaide feiten of persoonlijke voorkeuren en belangen zorgt naar mijn idee alleen maar voor polarisatie. Het betekent automatisch dat de afstand groter wordt en het wantrouwen toeneemt tot elkaar. Deze situaties komen steeds vaker voor en zorgen alleen maar dat we minder gaan samenwerken en stoppen met naar elkaar te luisteren.

Samengevat: geef elkaar de ruimte, leer van elkaar en durf verder te kijken dan je eigen visie en belangen. Want, zoals de geschiedenis van de watergeuzen ons kan leren, kunnen grote verschillen in een gepolariseerde maatschappij afschuwelijke gevolgen hebben. Ik ben er van overtuigd dat samenwerking, wederzijds begrip en een eerlijk speelveld iedereen een uitkomst kan bieden.

Met deze gedachte wens ik iedereen, ondanks de huidige situatie, goede feestdagen en een vruchtbaar 2021!

__________________________________________________________________________________________________________________


Tim van der Mark

Binnen het dagelijks bestuur van NAJK is Tim van der Mark verantwoordelijk voor de portefeuille intensief. Hij combineert deze functie met het werk op zijn varkenshouderij in Middenbeemster.

Hoe doe je het tegenwoordig nog goed?

Het lijkt wel alsof wij boeren van alles het probleem zijn: de klimaatverandering, teruglopende biodiversiteit, stikstof, noem maar op. Komt er een nieuw maatschappelijk probleem op tafel? Grote kans dat er met het vingertje naar de boer gewezen wordt. Politiek Den Haag die elk maatschappelijk probleem vakkundig in de schoenen van de agrarische sector weet te schuiven, klimaatbewegingen die met argusogen naar de boer kijken en natuurorganisaties die zeggen dat wij slecht zijn voor de bodem. Ze spelen het spelletje zo vakkundig dat je als Nederlandse boer bijna aan jezelf zou twijfelen.

Het nieuws staat bomvol verwijten richting de agrarische sector. Soms loop ik zelf over mijn akkers en denk bij mij zelf: ‘doe ik het dan echt niet goed?’

Opeens zag ik het allemaal anders: de maatschappij, maar ook zeker de politiek, is gewoon ten einde raad! Ze weten simpelweg niet meer waar ze in verzeild zijn geraakt. Klimaatproblemen, C02- uitstoot, stikstof: deze onderwerpen worden stuk voor stuk behandeld als eerste wereld problemen. We horen niemand meer over het hebben van voldoende voedsel. Nee, dat is geen probleem meer. Ooit was dit probleem er wel, maar gelukkig was er toen een groep in de maatschappij die dit kon oplossen. Juist, de boeren!

Binnen mijn portefeuille hou ik mij op dit moment voornamelijk bezig met het nieuwe GLB en de Green Deal. Ook in deze twee dossiers zie ik de veranderingen terug komen. Het GLB, dat ooit in het leven is geroepen om ervoor te zorgen dat er voldoende en betaalbaar voedsel zou zijn voor iedereen in Europa, zie je tegenwoordig veranderen. Dit dossier begint niet meer met de noodzaak van voldoende voedsel, maar is tegenwoordig bedoeld om meer biodiversiteit te creëren en boeren te laten verduurzamen. De Green Deal gaat hier nog een stapje verder in. Er wordt ingezet op een CO2-neutraal Europa in 2050. En raad eens wie hier en hele grote rol in moet spelen? Juist, alweer de boeren!

Als je deze dossiers leest, lijkt het inderdaad alsof wij het probleem zijn. Een van de oudste beroepsgroepen ter wereld en opeens zijn wij het probleem? Nee, natuurlijk niet! Wij zijn juist de oplossing. Zoals wij al vaker zijn geweest. Toen Europa in honger verkeerde, waren wij de oplossing en brachten wij stabiliteit in de maatschappij. En dat is precies wat wij nu weer gaan doen! De maatschappij kan gewoon niet zonder ons. Dat is wat ze ons eigenlijk willen vertellen, maar ze durven het nog niet uit te spreken.

Ze hebben jonge boeren en tuinders nodig waar de grond en de stront onder de nagels zit: mensen die hun handen uit de mouwen steken en vooruit gaan. Terwijl de rest van de maatschappij op social media, in talkshows en waar dan ook maar blijft praten over een probleem, zijn wij boeren op de achtergrond allang bezig met de oplossing. Want, laten we eerlijk zijn: dat kunnen wij als geen ander! En dat weet de maatschappij stiekem ook.



Willem Voncken

Binnen het dagelijks bestuur van NAJK is Willem Voncken verantwoordelijk voor de portefeuille internationaal. Hij heeft samen met zijn ouders een akkerbouwbedrijf van 190 hectare in het Zuid-Limburgse Trintelen. Met zijn bestuurlijke ervaring, zijn ervaringen bij Nuffield en activiteiten bij de Civil Dialogue Group is Willem een goede aanvulling op het dagelijks bestuur van NAJK.

‘Stop met het eten van vlees en verbeter de wereld!’

‘Stop met het eten van vlees en je verbetert de wereld’ is een uitspraak die ik helaas regelmatig tegenkom in verschillende discussies rondom onderwerpen als klimaat, maar ook stikstof. Hierbij wordt altijd de impact genoemd die de productie van dierlijke eiwitten en in het bijzonder vlees op het milieu heeft. Om het verhaal nog meer kracht bij te zetten wordt ook nog even gemeld wat er aan grondstoffen, zoals water voor de productie wordt gebruikt. Dit leidt er toe dat een onderwerp als de vleestaks weer volop op de agenda staat. Wat mij betreft is het prima om hier een discussie over te voeren, maar dan moet deze wel eerlijk zijn.

Kijk je naar deze discussie dan kijkt men heel vaak naar alleen de consumptie van vlees. Het alternatief wordt voor het gemak maar even vergeten, terwijl deze ook grondstoffen kost en vaak een grote impact op het milieu heeft. Sterker nog: als we die al meetellen, komt vlees een stuk minder slecht naar voren en is in sommige gevallen zelfs beter.

Hetzelfde geldt min of meer als we kijken naar bijvoorbeeld de hoeveelheid water dat gebruikt wordt om vlees te produceren. Hierbij wordt stelselmatig vergeten dat het overgrote deel water is dat uit de lucht valt. Door dit uit te drukken in liters doet de ‘macht van het getal’ ook zijn werk. Daarnaast kost een alternatief veel en soms zelfs nog meer water, maar ook dit wordt dikwijls vergeten.

De behoefte aan nutriënten die de mens nodig heeft om goed te functioneren, moeten we ook niet vergeten bij dit verhaal. Een tijd terug las ik een artikel in Voeding Magazine waar dit onderwerp centraal stond. In dit artikel werd stil gestaan bij het feit dat de mens niet zozeer behoefte heeft aan bepaalde eiwitten, maar juist aan de onderdelen van de eiwitten: de aminozuren. Wanneer je naar dat niveau gaat kijken kun je ook stellen dat je gaat kijken naar een efficiënt voedingspatroon, waarbij je met zo min mogelijk eiwit toch volstaat in de behoefte aan de benodigde aminozuren. Hieruit kwam naar voren dat producten als vlees en zuivel relatief goed aansluiten bij de aminozuurbehoefte van mensen. Dit in tegenstelling tot plantaardige alternatieven, waarbij de verhouding tussen de behoefte en consumptie van aminozuren verder uit balans ligt. Dit zou betekenen dat met een beperktere inname van dierlijk eiwit je sneller aan de aminozuurbehoefte kunt voldoen dan met plantaardige alternatieven, waarvan je er dus meer nodig hebt.

Als laatste punt vergeten we vaak dat alternatieven voor vlees vaak elders op de wereld geproduceerd worden. Vaak zijn dit ook gebieden waar veel mensen wonen en de behoefte aan (gezond) voedsel groter is dan het aanbod. Het is dan ook de vraag of het vanuit ethisch oogpunt wel juist is om onze eiwitbehoefte in te vullen met producten die in die gebieden groeien en prima zouden kunnen dienen als voedselbron daar. Echter, doordat wij deze massaal opkopen zijn de prijzen van die producten gestegen en onbetaalbaar geworden voor de lokale bevolking. Om over het transport van deze goederen per vliegtuig nog maar te zwijgen..

Kortom: de discussie over het consumeren van vlees mag best gevoerd worden, maar dan moet dat wel op een eerlijke manier en met de juiste feiten gebeuren. Tevens moeten we daarbij de alternatieven en beschikbaarheid daarvan meenemen en het geheel bekijken in het bredere plaatje. Het zou mij dan niet verbazen dat we tot de conclusie komen dat het eten van vlees in Nederland wellicht beter is voor de wereld dan het ophalen van overzeese alternatieven. Wellicht kantelt de discussie dan wel van een mogelijke vleestaks naar een plastictaks voor allerlei wegwerpgoederen die we invliegen vanuit Azië.

 


Andre Arfman

Als voorzitter van NAJK zet Andre Arfman zich in voor de belangen van jonge agrariërs en specifiek op het klimaatdossier. Dit combineert hij met zijn baan bij Alfa Accountants en het werk op het melkveebedrijf in Vorden.