Goede Landbouw Praktijk

Onlangs was ik wat aan het bladeren in oude agrarisch gerelateerde boeken en magazines. Ik werd nieuwsgierig en sloeg enkele van deze exemplaren open. Deze nieuwsgierigheid kwam weg bij het feit dat ik altijd beweer dat kringloop landbouw niet iets nieuws is, maar iets wat altijd al aan landbouw gerelateerd is geweest. Na een aantal pagina’s open te hebben geslagen, werd mijn vermoeden al bevestigd. Hier stond de meest bekende kringloop, ofwel de voer-mest kringloop. Een stukje verder kwam ik ook de CO2-kringloop tegen.

Kringlooplandbouw is een vorm van landbouw waarbij we de verliezen in deze kringloop minimaliseren. Op zich niets nieuws, want verliezen kosten in principe geld en leveren niets op. Daarnaast worden grondstoffen schaarser en zullen we daar nog zuiniger mee om moeten gaan. Ik was dus ook benieuwd of ze destijds aanbevelingen hadden over hoe je de kringloop zo goed mogelijk kan ondersteunen. Het boeren volgens de zogeheten Goede Landbouw Praktijk: doe de juiste dingen op het juiste moment onder de juiste omstandigheden.

Dit klinkt eigenlijk heel logisch. Iedere boer weet dat je onder te natte omstandigheden structuurschade kunt creëren en dat dit weer tot lagere opbrengsten zal leiden. Immers elk perceel is anders en zelfs binnen de percelen kunnen grote verschillen zitten. Ik zie hier echter ook een bedreiging in. Wanneer we kijken naar het pallet aan regelgeving wat we er de afgelopen jaren bij hebben gekregen, wordt het boeren volgens de Goede Landbouw Praktijk steeds lastiger. Helemaal wanneer je bedenkt dat er de komende jaren waarschijnlijk nog heel wat regeltjes en wetten bij gaan komen. Al deze regels zijn tot in den treure juridisch getoetst, zonder dat er altijd rekening wordt gehouden met de praktijk. Elk jaar is immers anders en ook de weersomstandigheden houden zich niet altijd aan de datum van de kalender. Tegenwoordig lijken we soms meer met ‘kalenderlandbouw’ te maken te hebben dan met ‘kringlooplandbouw’.

Wil de overheid daadwerkelijk de omslag maken naar kringlooplandbouw dan zal het dus snel moeten afstappen van de huidige ‘kalenderlandbouw’. Hiervoor zal men het lef moeten hebben om allerlei zeer gedetailleerde (juridisch onderbouwde) regelgeving te laten vallen en over te gaan naar doelvoorschriften. Om deze doelvoorschriften te behalen kan de individuele boer terugvallen op zijn eigen vakmanschap en werken volgens de Goede Landbouw Praktijk. Hiermee doen we de juiste dingen op het juiste moment onder de juiste omstandigheden!

 



Andre Arman

Als voorzitter van NAJK zet Andre Arfman zich voor de belangen van jonge agrariërs en specifiek op het klimaatdossier. Dit combineert hij met zijn baan bij Alfa Accountants en het werk op het melkveebedrijf in Vorden.

 

 

We moeten niet de kaas van ons (duurzame) brood laten eten

Dat je als boer met behulp van de bodem voedsel kunt produceren is prachtig, maar wat er tegelijkertijd in de bodem gebeurt, is minstens net zo mooi. De gewassen nemen namelijk CO2 op uit de atmosfeer en zetten dit met behulp van zonlicht (fotosynthese) om naar zuurstof en plantenbiomassa, zoals wortels en bladeren. Een deel van deze koolstof wordt gelekt of uitgescheiden en komt zo in de grond terecht. Deze koolstof wordt opgeslagen in de bodem waar het dan duizenden jaren vast gehouden kan worden. Tenminste, zolang het niet door verstoringen in de bodem, bijvoorbeeld door grondbewerking of drooglegging van natte grond, zoals veengebieden, weer vrijkomt.

Dat je als boer nu al een positieve bijdrage levert aan de CO2-reductie zonder dat je daar iets extra’s voor doet is natuurlijk een mooi gegeven. Maar de kans dat je wel gevraagd gaat worden om iets extra’s te doen om koolstof op te slaan, is waarschijnlijk vrij reëel. De overheid heeft namelijk in het klimaatakkoord gezet dat met duurzaam bodembeheer extra koolstofvastlegging in de bodem moet worden gerealiseerd: 0,5 megaton in 2030. Op zich is het mooi dat we als landbouwsector hier een positieve rol in kunnen vervullen. Het vastleggen van koolstof in de bodem biedt voor de teelt veel voordelen – zoals een vruchtbaardere en gezondere bodem van goede kwaliteit, doordat voedingstoffen en water beter worden vastgehouden – maar daarnaast zou het natuurlijk helemaal mooi zijn als het op korte termijn ook financieel iets oplevert. Vanuit verschillende kanten wordt daarom al gekeken wat voor verdienmodellen er bedacht kunnen worden die hieraan bijdragen. Een veel genoemde optie zijn de Carbon Credits die verkocht kunnen worden aan industrieën die te veel uitstoten. Door middel van de Carbon Credits kunnen deze industrieën hun teveel aan CO2-uitstoot compenseren. Klinkt als een mooi plan, maar de verkochte Credits gaan dan niet meer van de 0,5 megaton af waardoor de sector de doelen van 2030 wellicht niet meer bereikt.

Bedrijven als KLM en Shell pakken het slim aan. Door het betalen van een kleine toeslag over de ticketprijs of door de duurdere V-power brandstof te nemen, kun je als klant ‘jouw’ CO2-uitstoot compenseren. Het geeft je als klant een goed gevoel en hoewel de consument ervoor betaald heeft, behoort deze compensatie op papier nog steeds toe tot de luchtvaart- en olie- en chemie-industrie. Dit zouden we als agrarische sector met hulp vanuit de keten misschien ook kunnen. Duurzaam voedsel dat iets meer kost dan gewone producten, maar waar consumenten hun eigen ‘carbon footprint’ mee kunnen verkleinen. Het geeft ze dus de mogelijkheid om naast duurzame energie en een duurzamere auto ook duurzaam, in Nederland geproduceerd, voedsel te kopen. De teelt van dit duurzamere voedsel vraagt waarschijnlijk hier en daar wel om wat aanpassingen op het gebied van bemesting, grondbewerking en het bouwplan vergeleken met het ‘gewone’ voedsel, maar de opgeslagen koolstof blijft hierbij wel van de sector.

Misschien blijft het bij een mooi plan dat in 2030 consumenten in de supermarkt ook duurzame frietjes kunnen kopen, maar dat de opslag van koolstof de komende jaren een belangrijke rol gaat spelen in de landbouw, staat voor mij wel vast. Dit zorgt gegarandeerd voor mooie kansen, mits we daarbij ons niet de kaas van ons (duurzame) brood laten eten.

 


Leendert Jan Onnes

Binnen het dagelijks bestuur van NAJK is Leendert Jan Onnes verantwoordelijk voor de portefeuille akkerbouw. Onnes heeft samen met zijn vader een akkerbouwbedrijf van 120 hectare in het Groningse Finsterwolde. Met de afgeronde studies internationale bedrijfskunde en Business  Marketing / Marketing Research is Leendert Jan een goede aanvulling op het dagelijks bestuur van NAJK.

Grond (kennis)honger

We komen uit een tijd waarbij de focus van de melkveehouderij vooral ligt bij de koeien. Tot achter de komma weten we de melkproductie, de gehaltes, het medicijngebruik, het rantsoen en we hebben sensoren die de temperatuur, activiteit en herkauwslagen bijhoudt. Van ons land weten we echter een stuk minder, we laten één keer in de 5 jaar een analyse maken waar vervolgens gegevens uitkomen die we nauwelijks gebruiken in onze bedrijfsvoering. Er is dan ook geen commerciële partij die belang heeft bij het verbeteren van grond. Grond is echter wel ons duurste productiemiddel.

De afgelopen tijd komt er steeds meer aandacht voor grond en de bodem. Vanuit de aandacht voor mest en de kringloop gedachte wordt de bodem steeds meer centraal gesteld. Daarnaast komt er ook meer aandacht voor grond vanuit bepaalde vraagstukken zoals biodiversiteit, klimaat en de doelstelling om 65% eiwit van eigen land te verkrijgen. Bijna al deze vraagstukken geven druk op grond en vragen om meer kennis  over de bodem. Extra grond onder je bedrijf krijgen is echter makkelijker gezegd dan gedaan (al zou je dat al willen) , want grond heeft in Nederland een waarde die vanuit een agrarische bedrijfsvoering niet rond te rekenen is. Je kunt achterop een sigarendoos uitrekenen dat voer aankopen goedkoper is dan grondaankopen. Als grond 60.000 euro of meer per hectare kost, kun je alleen al van de rente meer voer kopen dan dat die hectare opbrengt.

Daarom is een goed pachtbeleid cruciaal, dat het mogelijk maakt om als jonge boer, die echt de eerste jaren na de overname geen geld overheeft om zo’n onrendabele investering te doen, mogelijk om wel meer grond onder zijn bedrijf te krijgen. Ook de mogelijkheid voor samenwerking met derden zijn van belang, zodat samenwerken met een akkerbouwer ook gezien wordt als eigen ruwvoer teelt.  Daarnaast kunnen we met al deze extra aandacht voor grond en de bodem ook onze kennis over de bodem verbeteren. Iets waar we vanuit NAJK al vol mee aan de slag zijn gegaan. Zo  organiseren we nu de bodembattles, een spel waarin jonge boeren tegen elkaar battelen over bodem kennis.

Grond en bodem wordt wellicht één van de belangrijkste thema’s de komende tijd. We hebben hierbij goed beleid nodig die goede oplossingen, zoals een duurzaampacht beleid en volop ruimte voor samenwerkingen met derden zodat ook jonge boeren mee kunnen komen. Daarbij zal meer kennis van de bodem een kans zijn om beter met de grond om te gaan. Daar zullen wij als boeren met elkaar aan moeten werken, want grond kan misschien niet uit, kennis delen onder elkaar is gratis, dat kan altijd uit!

____________________________________________________________________________________________________________________________________

Marije Klever

Binnen het dagelijks bestuur van NAJK is Marije Klever (31) verantwoordelijk voor de portefeuille melkveehouderij. Marije combineert deze functie met het werk op haar melkveehouderij in De Meern.

 

 

 

 

____________________________________________________________________________________________________________________________________

Eigendom en/of exploitatie?

Eigendom en exploitatie van een agrarisch bedrijf zijn twee onderwerpen die vaak naar voren komen in mijn portefeuille bedrijfsovername, binnen het dagelijks bestuur van NAJK. In de agrarische sector hangen deze termen sterk aan elkaar. In Nederland kennen we veel bedrijven die in eigendom zijn en waar exploitatie en eigendom dus bij dezelfde partij ligt. Naast deze vorm zijn er natuurlijk nog de pachtbedrijven waarin exploitatie en eigendom duidelijk, voor het grootste gedeelte, zijn gescheiden.

Ik kom veel fanatieke jongeren tegen die graag een agrarisch bedrijf willen overnemen. Dit zijn vaak hele gepassioneerde jongeren die met hart en ziel ‘’boer’’ zijn. In de meeste gevallen komen we er al snel op uit dat ze het graag willen maar dat ze het financieel niet kunnen rondkrijgen. Dit heeft enerzijds te maken met de rentabiliteit en anderzijds met de hoge prijzen voor landbouwgrond en productierechten.

Afgelopen mei ben ik samen met 12 andere jongeren uitgenodigd om met het koninklijk paar mee te reizen naar Mecklenburg-Voor-Pommeren en Brandenburg. Doel van deze studiereis was om te leren hoe de agrarische sector in deze deelstaten werkt. Eén van de belangrijkste onderwerpen die mij is bijgebleven is dat dit veelal grote bedrijven zijn met veel ‘’eigenaren’’. Deze constructies zijn ontstaan door het voormalige Sovjettijdperk. Het gevolg is dat er een scheiding tussen eigendom en exploitatie is ontstaan.

Richting de toekomst wordt het naar mijn inziens essentieel om te kijken naar nieuwe modellen voor de manier waarop eigendom en exploitatie gescheiden kunnen worden. De pachtovereenkomsten zoals die nu in Nederland uitgegeven voldoen niet meer. In deze vorm loopt de verpachter weinig tot geen risico en de pachter neemt al het risico. Daarnaast heeft de pachter te weinig invloed op de pachtprijs. Er is hier te weinig gezamenlijk belang.

Vanuit het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) en vanuit de Europese politiek worden nieuwe intredes en familiaire bedrijfsovername gestimuleerd. Binnen NAJK zien we dat dit vaak fout gaat op het gebied van communicatie en een te financieren businesscase. De problemen rondom communicatie ontstaan vaak simpelweg omdat de schenkingen dusdanig groot worden dat dit niet meer is uit te leggen aan de overblijvende kinderen. Als we praten over buiten familiare bedrijfsovername is dit probleem alleen maar groter.

Het is daarom in mijn beleving essentieel voor succesvolle duurzame agrarische bedrijfsovername in de toekomst dat er nieuwe vormen van scheiding tussen eigendom en exploitatie ontstaan. Binnen het opleiding en coaching deel van het bedrijfsovernamefonds moet hier aandacht voor zijn. Mijn oproep aan het ministerie van LNV en andere belanghebbende partijen is om hier aandacht aan te geven anders neemt het aantal bedrijfsovernames in de toekomst alleen maar af.

___________________________________________________________________________________________________________

Sietse Draaijer

Binnen het dagelijks bestuur van NAJK is Sietse Draaijer (32) verantwoordelijk voor de portefeuille bedrijfsovername. Sietse combineert deze functie met zijn melkveehouderij in het Friese Witmarsum.

Doe wat je zegt

Afgelopen maand vond de langverwachte stemming in ComAgri (de commissie van het Europees Parlement over landbouw en plattelandsontwikkeling) plaats over het nieuwe GLB (Gemeenschappelijk Landbouwbeleid). Er zijn duizenden wijzigingsvoorstellen op ingediend en inmiddels dus in stemming gebracht. Als CEJA-vicevoorzitter ben ik sinds anderhalf jaar betrokken bij dit proces. Intensieve overleggen en doelgerichte acties ten spijt: het heeft maar beperkt invloed gehad. Als jonge boeren zijn we immers niet de enige groep die ‘iets’ willen in het nieuwe GLB.

Budget onder druk

Het is al enkele jaren bekend dat het budget voor het GLB zwaar onder druk staat. Nettobetaler Groot-Brittannië neemt (zoals het nu lijkt) afscheid van de EU en andere landen willen niet méér bijdragen. Ook bij onderwerpen als veiligheid en migratie wordt er door lidstaten van de EU naar Brussel gekeken. Een gezamenlijk beleid is nodig om succesvol te kunnen zijn. En dat allemaal terwijl de totale ‘taart’, die het budget moet voorstellen, niet groter, maar juist kleiner wordt. Verder is er natuurlijk ook nog de diepe wens van natuur- en milieuorganisaties om een groter deel van het budget te gebruiken voor biodiversiteitsdoelen. Ook NAJK en CEJA zien dit zitten, maar dan wel onder bepaalde voorwaarden. We willen graag een ambitieus beleid, waarin boeren worden beloond en niet worden gecompenseerd voor hun inzet om (biodiversiteits-)prestaties te kunnen halen. Op die manier kun je boeren motiveren een bijdrage te leveren die bij ze past, zowel persoonlijk als bedrijfsmatig.

Het nieuwe GLB voorstel

In het nieuwe voorstel worden er negen verschillende doelen uitgewerkt. Hier is de zogeheten ‘vernieuwing in de generaties’ één van. Jonge boeren staan dus hoog op de agenda van de Europese Commissie. Toch heeft ComAgri besloten hier maar beperkt budget voor vrij te maken. Hoewel de commissievoorstellen na de zomer nog in stemming gebracht moeten worden in het (nieuwe) gehele Europees Parlement, lijkt het er nu op dat er voor Nederlandse boeren wel meer geld beschikbaar komt voor de zogeheten top-up, een ondersteuning voor jonge boeren in het GLB. Dit is overigens hard nodig, want het huidige budget wordt flink overvraagd. Het top-up-geld wordt wel uitgesmeerd over zeven jaar, in plaats van vijf. Of er überhaupt een nieuwe Jonge Landbouwersregeling (JOLA) komt, dat weten we nog niet. De komende maanden zullen we daar als NAJK met het ministerie van LNV over praten: de JOLA wordt namelijk op nationaal niveau geregeld.

Doe wat je zegt!

Zowel Europarlementariërs als minister Schouten spreken veel over jonge boeren: zij hebben de toekomst. Het is vreemd dat er dan geen extra (geoormerkt) geld beschikbaar komt. Met alleen prachtige vergezichten en positieve boodschappen over kringlooplandbouw en nieuwe verdienmodellen komen we er niet. Als we echt voor meer jonge boeren, meer innovatie en toekomstbestendige bedrijven willen gaan, zijn er harde euro’s nodig. Richting ComAgri is het een gelopen race, maar richting minister Schouten en de kandidaten voor de Europese Parlementsverkiezingen is mijn boodschap ‘put your money where your mouth is’: doe wat je zegt!

___________________________________________________________________________________________________________

Iris Bouwers

Binnen het dagelijks bestuur van NAJK is Iris Bouwers (25) verantwoordelijk voor de portefeuille internationaal. Iris combineert deze functie met haar studie agrarische bedrijfskunde en het werk op varkens- en akkerbouwbedrijf.

De onmogelijkheid van het duurzaamheidswensen-lijstje

Weidegang, ammoniak, methaan, Co2, percentage eiwit van eigenland, biodiversiteit, daling weidevogels, zomaar een aantal duurzaamheidsthema’s die spelen in de melkveesector. Als portefeuillehouder melkveehouderij van NAJK is het voor mij vooral belangrijk dat deze thema’s niet op zo’n manier worden uitgewerkt dat de melkveehouder van de toekomst zich niet meer kan ontwikkelen. En per thema lijkt dat ook niet direct het geval echter de combinatie van thema’s is hetgeen waar ik me zorgen over maak.

Als boer sta je (zoals in het plaatje) midden in de kringloop, er zijn binnen deze kringloop allerlei knoppen waar je aan kunt draaien. Maar het één staat nooit los van het ander, dat is nu ook mooie van ons vak; het is een spel waar je nooit uitgespeeld mee raakt! Neem nou bijvoorbeeld je bemesting. De bemesting  heeft invloed op het rantsoen, dus op het (kracht)voer wat aangekocht wordt, op je bouwplan qua planning maar ook qua gewassen, en daarmee ook de manier van bemesten en het aantal keer van bemesten. Qua duurzaamheid heeft het zo ongeveer invloed op bijna alle bovengenoemde duurzaamheidsthema’s, sommige worden positief beïnvloed andere negatief. Je moet dus als boer opzoek naar een optimum.

Tijdens mijn studie in Wageningen heb ik geleerd dat het succes van het zoeken naar dat optimum bij de boer ligt, en dat er verschillende boeren zijn en dus verschillende optimums. Als we kijken naar het voorbeeld van bemesting, de ene boer heeft heel veel liefde voor weidegang en gaat voor stripgrazen en heeft hierdoor veel groetrappen en zal dus steeds kleine hoeveelheden moeten bemesten. Achter het draad beweiden is misschien wel de manier om het meeste melk uit het gras te halen en dit bespaard krachtvoer en heeft een positieve invloed op de hoeveelheid eiwit van eigenland. Het mozaïek aan hoog en laag gras kan een positieve uitwerking hebben op bijvoorbeeld weidevogels. De ander heeft een minder grote huiskavel waarbij achter het draad weiden geen optie is. Deze boer houdt het simpel en werkt met standweiden en bijvoeren op stal, waardoor er grotere percelen in één keer kunnen worden bemest. Dit werkt efficiënter, bespaart op die manier kosten en is minder arbeidsintensief qua weidegang management. Dit voorbeeld is misschien een beetje kort door de bocht, ik wil alleen maar aangeven dat de verschillen tussen boeren, verschillende type bedrijven oplevert en dat hiermee verschillende duurzaamheidsdoelen worden gediend. So far, voorzie ik geen problemen, die verschillende jonge boeren zijn er wel en we willen ook best wat met duurzaamheid als dit bij de bedrijfsvoering in te passen is.

Het gaat mis als de overheid midden in het kringloopplaatje gaat staan en aan de knoppen gaat draaien en deze vast zet. Hiermee zet je namelijk ook heel veel andere knoppen vast. Bemesting is hier ook een mooi voorbeeld waarbij de overheid heeft aangekondigd dat dure apparatuur op bemesters verplicht gaat worden. Dit zorgt ervoor dat je als boer sneller voor de loonwerker kiest, en die laat je niet komen voor een klein stukje (met name als het om sleepslagen gaat). Hiermee wordt achter het draad weiden ook lastiger en dus ook weidegang. Terwijl weidegang de maximale grasopbrengst haalt, je daarmee het meeste krachtvoer bespaart en voordelen heeft voor weidevogels. Als er vervolgens ook weer afspraken door de overheid worden gemaakt over het percentage eiwit van eigenland en weidevogels, wordt het steeds lastiger om alles te combineren. Het gaat fout als de overheid allerlei duurzaamheidswensen in doelen vastlegt die los van elkaar best reëel zijn maar gecombineerd technisch onmogelijk uitvoerbaar zijn.

________________________________________________________________________________

Marije Klever

Binnen het dagelijks bestuur van NAJK is Marije Klever (31) verantwoordelijk voor de portefeuille melkveehouderij. Marije combineert deze functie met het werk op haar melkveehouderij in De Meern.

 

 

___________________________________________________________________________________

 

Geef jonge boer ontwikkelingsruimte in plaats van strafblad

Sinds een halfjaar ben ik bestuurslid bij NAJK met de portefeuille melkveehouderij. Als derde bestuurslid op rij krijg ik te maken met het fosfaatrechtenstelsel en de uitwerking ervan. Richting het einde van het jaar blijkt hoe lastig het is om goed uit te rekenen hoe je uitkomt binnen de fosfaatruimte op bedrijfsniveau.

Als jonge melkveehouder met een nieuwe stal en volop ambitie richting de toekomst heb ook ik aan den lijve ondervonden wat een lastig jaar dit is geweest. Sturen op fosfaatproductie bleek nog niet eenvoudig. Koeien verkopen resulteerde soms in een stijging van de fosfaatproductie in plaats van een daling. Ondertussen hing er wel een strafblad boven het hoofd en bleef de prijs van fosfaat maar stijgen. Niet echt een lekker begin van je carrière als boer.

Ik heb vanuit NAJK meerdere keren mijn zorgen, over onder andere de boete, lease (gedeeltelijk) zonder afroming, voorwaarden fosfaatbank, knelgevallen, CBS-cijfers en opties voor vereveningen, gedeeld in Den Haag. Als bestuurder is mij in ieder geval heel duidelijk geworden dat invloed aan het eind van een proces heel gering is. De richting is bepaald en daar wordt niet meer vanaf geweken. Het fosfaatrechtenstelsel is in een wet gegoten en daarmee lastig meer te beïnvloeden.

Echter, de fosfaatbank is nog niet definitief. Hier zie ik dan ook nog kans om nog zaken te wijzigen. De fosfaatbank is bedoeld om ontwikkelruimte te geven aan met name de duurzame jonge boeren. Een belangrijk punt hierin is de vijf jaar termijn. Jonge melkveehouders hebben, binnen het huidige voorstel, twee keer zoveel kans op fosfaat uit de fosfaatbank. Echter, je bent alleen jonge melkveehouder als je onder de 41 bent en niet langer dan vijf jaar melkveehouder bent (hierbij geldt ook de tijd dat je in maatschap zit). Dit is dus eigenlijk maar een beperkte groep. Ik zou liever zien dat er een breder begrip  is voor de jonge boer, zodat ook de jonge boeren die rond de overname zitten een beroep kunnen doen op de fosfaatbank. Want wat wij nodig hebben om als nieuwe generatie duurzamer te boeren zijn ontwikkelmogelijkheden en niet een strafblad.

___________________________________________________________________________________

Marije Klever

Binnen het dagelijks bestuur van NAJK is Marije Klever (31) verantwoordelijk voor de portefeuille melkveehouderij. Marije combineert deze functie met het werk op haar melkveehouderij in De Meern.

 

Actieplan Plantgezondheid

Ik zie een aantal uitdagingen op de landbouw af komen die specifiek ook de akkerbouw gaan raken. Een van de belangrijkste is het behoud van biodiversiteit. De biodiversiteitsmonitoren buitelen over elkaar heen; het is een hot topic.

Er wordt gesteld dat de landbouw voor een positieve bijdrage aan de biodiversiteit cruciaal is. Dit lijkt me als grootste grondgebruiker niet meer dan logisch. Maar hoe houden we als sector de regie over deze plannen en wordt er mét ons gepraat in plaats van over ons? Een ding is zeker: als we niets doen, krijgen we te maken met onaangename regelgeving en hebben we geen mogelijkheid om dit bij te sturen. Vanuit de markt hoeven we financieel niet veel te verwachten.

Ik ben ervan overtuigd dat we door als sector actief aan de slag te gaan een stortvloed aan regelgeving dat totaal losgezongen is van de praktijk uitblijft. Zo wordt er vanuit de Brancheorganisatie (BO) akkerbouw gewerkt aan het Actieplan Plantgezondheid. De twaalf leden van de BO hebben zich allen bereid verklaard dit plan zelf uit te dragen. Op deze eensgezindheid binnen onze sector mogen we best trots zijn. Het doel van het plan is om in 2030 koploper te zijn met een aantoonbaar duurzaam teeltsysteem. De emissie naar de omgeving en het residu op producten van gewasbeschermingsmiddelen moet minimaal zijn. Dit alles onder behoud van rentabiliteit.

Dit laatste zinnetje is nog wel het belangrijkst, want uiteindelijk mogen en kunnen inspanningen op dit vlak niet nog verder op de toch al krappe marges drukken. Het eerste actiepunt van dit plan is om te laten zien wat de sector nu al doet om zo beperkt mogelijk met gewasbeschermingsmiddelen om te gaan. In hoeverre wordt er bijvoorbeeld al met beslissingsondersteunende systemen gewerkt? Wordt er gebruik gemaakt van ziekte-resistente rassen? En is de organische stofbalans in evenwicht? Tegelijkertijd zullen ook de knelpunten aan het licht komen. Er is bijvoorbeeld veel te weinig kennis over hoe de bodem kan helpen gewassen weerbaar te maken en te houden. Een helder overzicht van de zogenaamde ‘groene’ middelen ontbreekt en de werking is onduidelijk of onbetrouwbaar. De wetgeving om de bodem naar behoren te bemesten knelt van alle kanten.  En het brengt de noodzaak aan het licht dat passende wetgeving rondom de nu nog verboden veredelingstechnieken noodzakelijk is.

Kortom, richting het ministerie hebben we een goed verhaal om onderzoeksmiddelen los te krijgen en de noodzaak van financiële compensatie aan te geven.


Doeko van ‘t Westeinde

Binnen het dagelijks bestuur van NAJK is Doeko van ’t Westeinde verantwoordelijk voor de portefeuille akkerbouw. Doeko combineert deze functie met het werk op zijn akkerbouwbedrijf in Nieuweschans.

De visie voorbij

“In 2030 hebben agrarisch ondernemers een energieleverend en klimaatneutraal bedrijf. In 2030 werken boeren samen met collega’s uit andere sectoren en verstrekken zij exact de hoeveelheid grondstoffen die teelt en bodem nodig hebben. In 2030 bevorderen boeren de biodiversiteit en sluiten zij hun nutriëntenkringloop.”

Bovenstaande passage is, wellicht tegen de verwachting in, niet afkomstig uit de onlangs gepresenteerde visie van minister Schouten. Hij is te vinden in de voedselvisie van NAJK, gepubliceerd in 2016. Destijds geschreven op verzoek van het ministerie van Economische Zaken, waar landbouw toebehoorde.

Eigenlijk zegt de hierboven geciteerde passage al genoeg. Waar termen als biodiversiteit, kringlooplandbouw of natuurinclusiviteit in het verleden slechts veelvuldig gekoppeld werden aan biologische of kleinschalige landbouw, lijkt dit te gaan veranderen.

Het is niet gek dat de visie van Schouten en de visie van NAJK zoveel overeenkomsten vertonen. Bestuur en leden van NAJK zetten zich nu al zo’n 40 jaar in voor toekomstbestendig beleid, om tot een duurzame landbouwsector te komen. Want NAJK pleit niet alleen voor betaalbare bedrijfsovername, een betere jongelandbouwersregeling (JOLA) of een hogere top-up. NAJK focust op ruimte voor ondernemerschap, innovatie en bovenal op toekomstbestendigheid. Wellicht is dat samen te vatten in het containerbegrip duurzaamheid.

Want duurzaam, dat is hetgeen je wilt en moet zijn als je niet alleen volgend jaar, maar ook over 30 of 40 jaar (nog) boer wilt zijn in Nederland. Waar beleid jarenlang heeft aangestuurd op kostenverlaging en productieverhoging, blijkt het steeds lastiger voor de (jonge) boer om binnen dit systeem succesvol te zijn. De vaak gebruikte definitie van duurzaamheid, die de nadruk legt op de “3 P’s” (people, planet, profit), is hier dan ook niet mee te rijmen.

NAJK wil graag dat de termen biodiversiteit, kringlooplandbouw en natuurinclusiviteit standaard gekoppeld worden aan de gehele landbouwsector. Omdat agrarisch ondernemers op alle “P’s” zullen moeten excelleren, om ook in de toekomst te kunnen en mogen produceren in Nederland.

Daar is wel wat voor nodig. Een stip op de horizon, die de minister volgens mij in haar visie heeft gezet. Leiderschap, dat de minister de komende jaren zal moeten tonen, om de stakeholders in de sector de juiste kant op de krijgen. En last but not least: de bereidheid tot samenwerken. Ik hoop ontzettend dat sectorpartijen, ketenpartijen en NGO’s de komende jaren bereid zijn minder te schreeuwen en meer te luisteren. De toekomstbestendigheid van de Nederlandse land- en tuinbouw is in ons aller belang. Voor people, planet en profit.

_____________________________________________________________________________________________________________

Iris Bouwers

Binnen het dagelijks bestuur van NAJK is Iris Bouwers (25) verantwoordelijk voor de portefeuille internationaal. Iris is ook gemeenteraadslid voor CDA Dronten en combineert deze functies met haar studie agrarische bedrijfskunde en het werk op varkens- en akkerbouwbedrijf.

Frustratie

De berichtgeving rondom gewasbeschermingsmiddelen heeft bij veel akkerbouwers erg veel frustratie veroorzaakt. Bijvoorbeeld het verbod op de toelating van een aantal neonicotinoïden waarvoor op dit moment geen geschikte alternatieven zijn. Maar ook de onderzoeken over de zogenaamde insectensterfte in natuurgebieden waarvan de landbouw wel heel gemakkelijk als hoofdschuldige wordt aangewezen. Dit levert bij ons als akkerbouwers logischerwijs enorme frustraties op. Want de bedrijfsvoering wordt ons op deze manier steeds moeilijker gemaakt en we worden ook nog eens onterecht in de beklaagdenbank gedrukt. Bovendien worden er wel lukraak producten uit landen buiten Europa geïmporteerd waar ten aanzien van gewasbeschermingsmiddelengebruik niet zo nauw wordt gekeken. Daarnaast is er de kloof tussen burger en consument. De burger wil een product waarop geen bewerkingen nodig zijn geweest en de consument wil een piekfijn product voor een zo laag mogelijke prijs. Dit wringt aan alle kanten en zet ons als telers in een spagaat. De frustraties over deze ontwikkelingen zijn niet zomaar weg te nemen. Dat heb ik ook gemerkt tijdens een overleg over dit onderwerp met een aantal jonge akkerbouwers namens NAJK. De boosheid hing als een donkere wolk boven deze bijeenkomst. Het bleek niet makkelijk om hier overheen te stappen en tot een bredere toekomstvisie over gewasbeschermingsmiddelengebruik te komen. De gemoederen zijn bij veel akkerbouwers dusdanig hoog opgelopen dat velen van hen in een defensieve houding terecht dreigen te komen die moeilijk omkeerbaar is. Maar we schieten hier alleen niks mee op. Hoewel we ons best doen op het gebied van innovatie plukken we hier niet de vruchten van. Dat er innovaties op het gebied van gewasbeschermingsmiddelengebruik blijven komen is en blijft natuurlijk belangrijk. Zolang het werkt, rendabel is en een lage milieu-impact heeft. Het probleem is dat deze ontwikkelingen door de buitenwereld niet gezien en begrepen worden. De maatschappij leest en ziet nog steeds dat er middelen gebruikt worden en heeft er haar oordeel over. Daarom moet de sector het heft weer in eigen handen nemen en de frames weer zelf gaan neerzetten. Frames die nu bepaald worden door partijen die ver van de praktijk af staan. Op dit moment wordt de politieke besluitvorming ook gevoed door deze frames. Hiertegen klagen of bezwaar maken heeft geen zin en is slechts symptoombestrijding. Een goede aanzet is dan ook de publiekscampagne die deze week is gestart met de Dag van de akkerbouw. Maar daarnaast moet er meer gebeuren en dit met elkaar volhouden. Juist ook voor NAJK ligt hier een mooie mogelijkheid hierin een rol te spelen en de trots te benadrukken waarvoor we iedere dag aan het werk zijn!


Doeko van ‘t Westeinde

Binnen het dagelijks bestuur van NAJK is Doeko van ’t Westeinde verantwoordelijk voor de portefeuille akkerbouw. Doeko combineert deze functie met het werk op zijn akkerbouwbedrijf in Nieuweschans.