Concept denken – voor een optimaal bedrijfsresultaat

Tekst: Neline Both

De tijd van grote stappen in de melkveehouderij lijkt voorbij. Zeker met de huidige prijzen en de onzekere beleidsstappen wordt groeien voor melkveehouders lastig. Toch zal elke ondernemer bezig willen en moeten blijven met het optimaliseren van zijn bedrijf. Waar liggen de verbeterpunten en welke opties zijn significante toevoegingen voor jouw bedrijf? Hoe kan jij de productie en het welzijn van jouw melkvee vergroten zonder grote ingrijpende investeringen?

NAJK ging hierover in gesprek met Willem Woudstra van DeLaval. Woudstra is Solution Manager, in de Benelux, en is expert op het gebied van koecomfort.

Concept denken

Gezonde koeien die in een comfortabele omgeving gehuisvest zijn, produceren meer melk. Ze hebben over het algemeen een langer productief leven. Als één van de aspecten in de stal niet op orde is zal dit direct tot een negatief resultaat leiden, terwijl het verbeteren van één aspect niet direct tot een positief resultaat hoeft te leiden. Woudstra: “Dit betekent dat huisvesting in álle opzichten optimaal moet zijn om als veehouder winst te realiseren”, aldus Willem Woudstra.

Blauwe stal concept?!

Het totale plaatje van koecomfort en koewelzijn in huisvesting heeft DeLaval samengevoegd in het ‘Blauwe stal concept’. Dit ‘Blauwe stal concept’ heeft de optimale huisvesting opgesplitst in de zes aspecten: koeverzorging, boxbedekking, loopoppervlakken, licht- en ventilatiesystemen, drinkwatersystemen en voerverstrekking. Door deze zes facetten te optimaliseren zal volgens DeLaval maximaal koecomfort ontstaan. Woudstra: “Je kunt wel een hele goede, moderne melkstal hebben, maar als je ligboxen niet op orde zijn zal je productie lager blijven”. Het optimaliseren van comfort voor koeien leidt niet direct tot een hogere melkproductie. De melkgift per koe, per levensdag verhoogt wel”. Daarnaast zorgt het ervoor dat de tussenkalftijd verkort en de levensduur verlengd wordt.

Het is van belang om de positieve elementen van de natuurlijke omgeving van de koe zo goed mogelijk na te bootsen. In de natuurlijke omgeving loopt de koe bijvoorbeeld op een zachte ondergrond, “Een koe is niet gemaakt om 24 uur per dag op een betonnen vloer te lopen”, aldus Woudstra. “Looprubber werd vroeger als een luxe gezien, maar de verbetering van het loopoppervlak blijkt van belang voor klauwgezondheid.”

Nieuwbouw of verbouw?

Het voordeel van het ‘Blauwe stal concept’ is dat dit toepasbaar is in zowel nieuw te bouwen stallen als in bestaande stallen. Door kleine investeringen te doen kunnen relatief eenvoudig aanpassingen gedaan worden in een bestaande stal. Plaatsing van een flexibele koeborstel bijvoorbeeld. Toch nieuwbouwplannen? Bij het ontwerp van de stal kan aan alle zes elementen gewerkt worden.

Check eigen stal

Hoe staat het ervoor? Door middel van de Koecomfort-scan van DeLaval kun jij samen met een vertegenwoordiger op zoek naar verbeteringen in de stal. Je krijgt goede adviezen om nog meer koecomfort te integreren in de stal.

Jonge boeren

Juist voor jonge boeren is het een kans om zo vanaf het begin goed te starten. “Het ‘Blauwe stal concept’ helpt om een duurzame veestapel op te bouwen. Juist in deze tijd is het belangrijk om zo efficiënt mogelijk bezig te zijn”, aldus Woudstra. De druk wordt steeds groter. “De enige manier om daar tegenwoordig tegenwicht aan te bieden is door duurzaam te boeren en dus een goed koecomfort te realiseren.”

IMG_7557 IMG_7450 IMG_0118 IMG_0117

Met plezier een nieuwe vergunning aanvragen

Weinig ondernemers vragen met plezier een nieuwe vergunning aan. De locatie en de groeimogelijkheden ter plekke zijn voor vrijwel elke ondernemer in de land- en tuinbouw belangrijk. Maar in tijden van lage prijzen voor melk, vlees, groente, bloemen, fruit of eieren denkt niet iedereen aan groeien. Toch houd ik hier een pleidooi om wel aan de slag te gaan met het voorbereiden van groeistappen, juist nu.

Vergunningstrajecten vragen tijd. Procedures, overleggen en nadenken kosten tijd. Het duurt zeker vele maanden, en soms zelfs jaren voordat alles geregeld is voor een vervolgstap. Overleg met de omgeving, grootte van het bouwblok, NB-wetvergunning, toetsing emissies ammoniak, geur- en fijnstof vragen allemaal tijd. En het duurt gewoon lang voordat je helder hebt wat je precies wilt en wat daarvoor nodig is. Vooral aanpassing van het bouwblok aan toekomstplannen kan heel goed vooraf, voordat alles tot in detail helder is. En ook het informeren van of overleggen met bewoners in de omgeving over (vage) toekomstplannen is juist heel nuttig op het moment dat de tijdsdruk er nog niet is.

Bij Flynth adviseurs en accountants werken we samen met Rombou (dochterbedrijf) waarin alle kennis voor vergunningen en bedrijfsontwikkeling gebundeld is. Onderdeel van de verkenning is ook de financiële kant. Probeer zicht te krijgen op de financiële randvoorwaarden bij een ontwikkelstap. Wij kennen voorbeelden waarbij de plannen voor nieuwbouw helemaal klaar waren (2 jaar denken, plannen maken en vergunningen rondkrijgen), voordat de ondernemer met de financiën aan de slag ging. De boodschap kwam wel heel hard aan toen bleek dat zijn plannen absoluut niet te financieren waren. Bovendien zijn de fiscale faciliteiten en subsidiemogelijkheden belangrijk.

Als ondernemer kun je zelf veel doen. Rondvragen naar bestaande en te verwachten mogelijkheden is zeker nuttig. Samenwerken met ervaren deskundigen maakt de kans op succes groter. Als laatste kun je ook al nadenken over het hele proces: wil je zelf de regie of besteed je dat uit? Onze ervaring is dat projecten snel uit de bocht vliegen als vooraf niet alles goed doordacht is.

Is het plezierig om een vergunning aan te vragen? Dat misschien niet, maar het geeft wel energie als het lukt en je met een volgende stap in je bedrijf aan de slag kunt.

Jan Breembroek, vakdirecteur Agro advies bij Flynth adviseurs en accountants

Flynth-partner

Een lange adem voor ambitieuze plannen: een gesloten keten op één locatie

Er is veel over gesproken: het Nieuw Gemengd Bedrijf (NGB) en over de plannen die de familie Kuijpers heeft met het pluimveebedrijf in Horst aan de Maas, dat onderdeel uit maakt van het NGB. De 32-jarige Jan Kuijpers is nu nog werkzaam op het moederdierenbedrijf, samen met zijn broer. Over enkele maanden hoopt hij te starten met hun plannen te verwezenlijken: een gesloten keten op één locatie. Na een traject van meer dan tien jaar lijkt het werkelijkheid te worden. Jan Kuijpers heeft er alle vertrouwen in.

Tekst en beeld: Colinda van Ekris

Een nieuw bedrijf realiseren volgens alle wensen bleek een langdurig traject te worden. De familie Kuijpers besloot tussentijds niet stil te zitten en kocht in 2010 grond in Stevensbeek aan. Een uitgelezen kans, de grond bevatte namelijk alle vergunningen om voorzieningen voor 85.000 ouderdieren te bouwen.

Problemen aanpakken

Het bedrijf in Stevensbeek is een zijstap: “Uiteindelijk hebben wij de wens om een gesloten keten te creëren”, vertelt Jan. “Hiermee willen we de leefomstandigheden en kwaliteit van de dieren verbeteren.” Toen de familie Kuijpers in 1999 regelmatig ontevreden was over de kwaliteit van de geleverde eendagskuikens, stelde ze zichzelf de vraag: waar zou het misgaan in de keten? Met het ontwikkelde patiosysteem ontstonden er kwalitatief betere kuikens. “We hebben een proefstal die al zeven jaar heeft gedraaid zonder antibiotica. We zijn en willen op een niveau werken waarbij we niet één probleem maar meerdere problemen aanpakken.” Met de Reconstructiewet zijn de plannen voor Kuijpers sterker geworden: “Onze bedrijven in het extensiveringsgebied konden niet groeien en we wilde ze verplaatsten naar een landbouwontwikkelingsgebied. Dit was voor ons de mogelijkheid om een bedrijf te ontwerpen dat aan al onze wensen zou voldoen.”

Kleinste slachterij

Met een gesloten keten op één locatie denkt Jan Kuijpers zo optimaal mogelijk te werken en de consument dichtbij te houden. “De moederdieren, broederij, vleeskuikenhouderij en een slachterij willen wij in een gesloten keten hebben. Het kuiken dat bij ons in de stal geboren wordt, zal op dezelfde locatie geslacht worden”, vertelt Jan. “Hiervoor bouwen wij de kleinste slachterij die economisch rendabel is en kiezen we ervoor om tegen een hogere kostprijs te slachten dan gangbare slachterijen.” Daartegenover staat dat er geen kosten voor het vervoeren zijn. Ook voor het dier is het volgens Jan beter: “Stress is voor geen enkel dier goed: het beïnvloedt de kwaliteit van het vlees. Vooral de laatste halve dag van het leven van een kip kan de reis naar de slachterij stressvol zijn.” Op het toekomstige bedrijf van Kuijpers gaan ze werken met banden waarop de kippen vervoerd worden. Deze banden moeten vier meter per minuut lopen. “Bij onze plannen voor het vleeskuikenbedrijf staan dierwelzijn, milieu, voedselveiligheid en arbeidsvreugde voorop. De consument wil een betaalbaar maar duurzaam geproduceerd product. Daar spelen wij op in.”

Open en eerlijk

Het vergunningstraject is een lange adem geweest. “Er werden normen aangescherpt of verruimd en onze inzichten veranderden. Elke keer liepen we tegen obstakels op waardoor we opnieuw konden beginnen. We zijn al tien jaar met het traject bezig. De onzekerheid maakt het ondragelijk, voor ons maar ook voor de omgeving.” In het landbouwontwikkelingsgebied waar het bedrijf gevestigd moet worden, zijn de afgelopen jaren veel nieuwe agrarische bedrijven gevestigd. Veel van grotere omvang. Er kwamen voor de plannen van Kuijpers dan ook bezwaren van mensen uit de omgeving. “Wij hebben vier intensieve bedrijven nabij natuurgebieden gesloopt en willen één bedrijf in het landbouwontwikkelingsgebied in Horst aan de Maas.” Om de omgeving uitleg te geven van de plannen zijn er verschillende informatieavonden geweest. “We hebben altijd open en eerlijk gecommuniceerd. Hier kregen we ook wel begrip voor.” Veel mensen begrijpen het ondernemerschap van de plannen wel maar vinden het jammer dat dit in hun omgeving gerealiseerd wordt. “Ik denk dat als de kogel door de kerk is, het voor veel mensen makkelijker te accepteren is. We willen, nu en in de toekomst, iedereen laten zien hoe we produceren. We hebben als bedrijf immers niks te verbergen”, vertelt Jan.

“Ik heb altijd het vertrouwen gehad dat onze ambitieuze plannen zouden lukken. Als we vooraf geweten had dat het meer dan tien jaar zou duren, dan waren we er nooit aan begonnen. Daartegenover staat wel dat we in deze tien jaar wel verder ontwikkeld zijn.” Op dit moment zijn alle vergunningen verleend. Jan: “We zijn druk in gesprek met aannemers en hopen op korte termijn te beginnen met het bouwen van een deel van de vleeskuikensstallen.”

TTIP en de Nederlandse landbouw

Tekst: Ronald van Leeuwen en Iris Bouwers / Illustratie: Henk van Ruitenbeek

Misschien heb je er al eens van gehoord: de Europese Unie (EU) en de Verenigde Staten (VS) zijn in onderhandeling over een handelsverdrag, het zogenoemde Transatlantic Trade and Investment Partnership (TTIP). Ook de landbouw is een onderdeel van het handelsverdrag TTIP. Een korte uitleg over de overeenkomst en haar invloed op de Nederlandse landbouw.

Internationale handel is belangrijk voor Nederland en voor de hele EU. Ongeveer een derde van het nationaal inkomen in Nederland hangt samen met handel. De Nederlandse agrarische export bedraagt zo’n 82,4 miljard euro. Nederland exporteert voornamelijk kwalitatief en relatief dure producten. De Europese Commissie wil de onderlinge handel met de VS gemakkelijker maken. Om de handel te bevorderen wordt ingezet op het verbeteren van de toegang van de markten, het wegnemen van belemmeringen en op het afstemmen van regels en standaarden. Via de website van de Europese Commissie, die onderhandelt namens de lidstaten, is het onderhandelingsmandaat te volgen. De Europese Commissie geeft na iedere onderhandelingsronde hier nieuwe informatie vrij.

Er wordt verwacht dat door TTIP importtarieven gaan dalen. Voor een aantal sectoren in de land- en tuinbouw zijn gevolgen van TTIP redelijk positief. Dit gaat om de glastuinbouw, bollenteelt, snijbloemen, boomkwekerij, uitgangsmateriaal, eieren, fruit, aardappelen en zuivel. Er zijn ook verliezers: de kwetsbaarheid lijkt voornamelijk in de vleessector te liggen. De Wereldhandelsorganisatie (WTO) erkent alleen voedselveiligheid als criterium om producten aan de grens tegen te houden, maar de EU heeft wat betreft milieu, dierenwelzijn en voedselhygiëne andere eisen dan de VS. Wat betreft pluimvee en varkens levert dit een hogere kostprijs in de EU op. Sommige mensen in Europa zijn bang dat TTIP ervoor zorgt dat Amerikaans vlees dat niet voldoet aan de Europese normen, wel geïmporteerd wordt. Op dit moment zitten er wat betreft landbouw verschillen in de eisen van de EU en Amerikaanse markt rond genetische modificatie, klonen, hormonen, chemicaliën, antibiotica, dierenwelzijn en pesticiden.

COPA, de Europese boeren- en tuindersorganisatie (LTO is hierbij aangesloten), behartigt de belangen van de Europese boeren en zet binnen de TTIP-discussie in op behoud van de Europese kwaliteitsnormen en op garanties voor de vleessectoren. NAJK houdt, zowel nationaal als internationaal via CEJA, de Europese jonge boerenorganisatie, de ontwikkelingen op het gebied van TTIP nauwgezet in de gaten. Het verdrag kan grote kansen, maar ook bedreigingen voor de positie van de Nederlandse jonge boer opleveren. De onderhandelingen tussen de VS en EU zijn gaande. Beide partijen willen niet alle kaarten op tafel leggen. Er is nog veel onduidelijkheid over de invulling van een mogelijk akkoord, maar de wens is om eind 2016 tot een definitief akkoord te komen.

Droom over nieuwe stal kan nachtmerrie worden door vergunningprocedure

De familie Klaver heeft een droom: de bouw van een nieuwe (mega)stal om zo haar kaasfabriek volledig van eigen melk te kunnen voorzien. Deze droom lijkt echter in een nachtmerrie te veranderen als de vergunningsprocedure wordt opgestart. De documentaire Geboren Boeren, uitgezonden op 4 januari 2016 op  2Doc, toont de jarenlange strijd van de familie Klaver om de benodigde vergunning voor de stal te verkrijgen. Nederlandse regelgeving, omwonenden en milieuorganisaties lijken de plannen van de familie alleen maar te vertragen.

Waarvoor vraag je een omgevingsvergunning aan?  

Voor de bouw van een nieuwe stal moet altijd een omgevingsvergunning worden aangevraagd. Vaak gebeurt er bij zo’n bouwproject meer dan alleen de bouw zelf. Zo wordt de eventuele oude stal gesloopt, wordt er gebouwd in strijd met het bestemmingsplan of wordt door de bouw van de stal de veestapel uitgebreid, waardoor milieunormen worden overschreden. De omgevingsvergunning is een samengevoegde vergunning voor al deze activiteiten. Naast de omgevingsvergunning moeten soms ook andere vergunningen worden aangevraagd, zoals een vergunning in het kader van de natuurbescherming.

Wat kom je tegen in de vergunningsprocedure?

In principe besluit de gemeente of de omgevingsvergunning wordt verleend. Aan de aanvraag en dit besluit gaan verschillende onderzoeken, zoals de milieueffectrapportage, en de nodige gesprekken tussen de gemeente en de aanvrager vooraf.

Soms kan het snel gaan: bij projecten die relatief weinig impact hebben voor de omgeving beslist de gemeente binnen acht weken, met een verlengingsmogelijkheid van zes weken, op de vergunningsaanvraag. Wordt de vergunning verleend, dan krijgen omwonenden en belangengroepen nog de mogelijkheid om zich hierover uit te laten in een bezwaarschriftenprocedure. Dan duurt het toch zo weer een paar maanden tot een jaar langer. Niet iedere willekeurige burger kan overigens bezwaar maken. De gemeente neemt alleen de bezwaren van ‘belanghebbenden’ mee in haar ‘beslissing op bezwaar’. Belanghebbenden zijn kort gezegd omwonenden die vanuit hun woning op het agrarisch bedrijf kijken of in de nabije omgeving wonen. Ook belangengroepen kunnen bezwaar maken tegen de vergunning.

Bij grotere, ingrijpendere projecten, zoals het project van de familie Klaver, wordt voordat de gemeente op de aanvraag beslist een inspraakronde georganiseerd, waarin iedereen zijn zienswijze op de vergunningsaanvraag kan geven. Wordt een inspraakronde gehouden, dan kan het zes maanden duren voordat de gemeente op deze vergunningsaanvraag heeft beslist.

Naar de rechter

Is de vergunninghouder of een belanghebbende niet tevreden met de beslissing op bezwaar, dan kan hij naar de rechter. Soms voeren omwonenden van alles aan om de vergunningsverlening tegen te houden, maar bij de beoordeling of de omgevingsvergunning terecht is verleend of geweigerd houdt de rechter alleen rekening met de eigen belangen van degene die beroep instelt. Zo kan hij zeker klagen over het geluid of de stank, maar klaagt een omwonende bijvoorbeeld over het feit dat in de nieuwe stal onvoldoende rekening wordt gehouden met het dierenwelzijn, dan kan hij niet op steun van de rechter rekenen.

Uiteindelijk doet de rechter een uitspraak, waartegen de in het ongelijk gestelde partij nog in hoger beroep kan bij de hoogste rechter op dit gebied: de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Een procedure bij de rechtbank of de hoger beroepsrechter kan, per rechterlijke instantie, zomaar een jaar duren.

Afsluiting

Al met al kan de vergunningsverlening een zeer langdurig en ingewikkeld proces zijn en kan er veel tijd overheen gaan voordat de vergunninghouder zonder risico kan beginnen met bouwen. Het is raadzaam om in deze vaak ingewikkelde procedure juridische bijstand in te schakelen, ook om onnodige vertraging te voorkomen. De familie Klaver heeft tot aan de Raad van State voor haar omgevingsvergunning moeten vechten, maar is inmiddels gelukkig bezig met de bouw van de stal.

In het hooi met… Jack van Dijck

Tekst: Colinda van Ekris | Beeld: Jolien Pastoors

Het verkrijgen van een vergunning wordt door veel boeren gezien als een langdradig wettelijk touwtrekken. Wanneer de plannen binnen de gewenste wettelijke kaders geschetst worden, is er geen ambtenaar die de vergunningaanvraag afkeurt. Maar, hoe staat het met de relatie met de buurt? Jack van Dijck (50) weet vanuit zijn functie bij Omgevingsdienst Brabant Noord (ODBN) hoe belangrijk het gesprek met de omliggende partijen kan zijn.

Welke rol heeft ODBN in het vergunningstraject?

“Op het moment dat er een vergunningsaanvraag bij de gemeente binnenkomt, wordt deze naar ons doorgestuurd. Mijn collega’s toetsen deze aanvraag en controleren of het plan past binnen de gestelde kaders. Wanneer dit het geval is adviseren wij de gemeente de vergunning te verlenen.”

Dat klinkt redelijk eenvoudig…  

“De tijd waarin je zomaar een vergunning krijgt is voorbij. Er zijn wettelijke bepalingen die niet altijd even eenvoudig zijn. Als ondernemer moet je weten wat de spelregels zijn. Wanneer tussentijds de spelregels veranderen, belemmert dit de vergunningsprocedure. Bijvoorbeeld wanneer de provincie extra maatregelen neemt op ammoniakuitstoot. Als vergunningsaanvrager moet je dan tussentijds de aanvraag aanpassen. In die zin is de overheid onvoorspelbaar maar ze heeft vaak een goede onderbouwing. De provincie Brabant laat ondernemers met de Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij (BZV) zelf bepalen waar ze in hun onderneming op in zetten.”

Jouw werk voor ODBN bestaat uit het begeleiden van processen gekoppeld aan vergunningstrajecten.

“Ik vind het heel belangrijk dat buren elkaar nog kunnen groeten. Wanneer er weerstand vanuit de omgeving is en de rechter uitspraak moet doen krijgt de boer vaak gelijk. De rechter toetst immers aan wettelijke uitgangspunten. Maar kun je elkaar dan nog wel aankijken? Op plekken waar een vergunningsaanvraag veel gedoe veroorzaakt en de gemoederen hoog oplopen, ga ik in gesprek met betrokkenen: de boer, de buurt en de wethouder of ambtenaar van de gemeente. Ik probeer ze oprecht te spiegelen.”

Boeren moeten dus veranderen…

“Boeren kunnen twee dingen doen: een fatsoenlijk gesprek aangaan of de burger laten verliezen als het tot een rechtszaak komt. Ik zou graag zien dat een boer zich ook verplaatst in zijn omgeving. Hij moet de klachten vóór zijn, op lange termijn denken. Mijn tip: kijk hoe je de zorgen van de omgeving een plek kunt geven in jouw bedrijfsplan. Als boer moet je eerst luisteren naar wat de omgeving zegt, soms is dat even slikken. Denk vervolgens na over wat ze zeggen, kijk of je een voorstel voor een aanpassing kunt doen en ga hierover met hen in gesprek. Ook al past de aanpassing niet binnen de kaders die door de gemeente zijn opgelegd, wanneer de omgeving ook tevreden is kan de wethouder alleen maar in zijn handen klappen en akkoord geven.”

Waar loopt het contact met de omgeving vast?

“Wat mij opvalt, is dat boeren en adviseurs op inhoud en procedures de omgeving willen overtuigen: het mag want het past binnen de kaders. Wanneer de vrouw van de boer bij het gesprek aanschuift gaat de dialoog meer richting gevoel en verbinden. Ze stellen open vragen: ‘wat is jouw zorg?’. Boeren en gevoel is niet altijd een goede combinatie maar wanneer ze realiseren dat het wel belangrijk is, kun je echt stappen maken.

Boeren worden weggezet als een stelletje criminelen die hun eigen zin doordrijven. Ik zou graag zien dat er dadelijk boeren zijn die zelf aan het stuur zitten. Een boer die ontwikkelingsgericht denkt laat het niet gebeuren dat anderen zo over zijn bedrijf spreken.”

Komt het altijd tot een goed einde?

“Wanneer is het goed? Soms is de conclusie van een gesprek met de ondernemer dat zijn locatie geen toekomstperspectief heeft of dat het bouwblok voor de buurt verzet moet worden. Voor mij is een fatsoenlijk gesprek geslaagd wanneer de omwonende snappen waarom een boer doet wat hij doet en als een boer oprecht de zorgen van de omgeving een plek geeft in zijn bedrijfsvoering. Als de noot aan de man is moet je immers altijd een beroep op elkaar kunnen doen!”

Rombou: Agrarische bedrijven helpen met groeien

Welke plannen je ook maakt: voor milieu-adviezen, bestemmingsplannen, ontwerp van stallen, architectuur, bouwbegeleiding en juridisch advies kan Rombou helpen. Dagelijks verwezenlijkt Rombou de groeidoelstellingen van agrarische ondernemers. Zo ook voor de familie Beker. Dick Hengeveld, senior specialist ROM bij Rombou, regelde de vergunningen voor de bedrijfsverplaatsing van Beker.

Tekst: Colinda van Ekris | Beeld: Marianne Berkhoff fotografie | Begeleiding: Rombou

De Nederlandse rivieren krijgen steeds meer regen- en smeltwater te verwerken. Tussen rivieren en dijken is onvoldoende ruimte om dit op te vangen. Rijkswaterstaat werkt daarom aan het landelijk programma ‘Ruimte voor de Rivier’. Een dijkverlegging in Cortenoever zorgde ervoor dat het melkveebedrijf van familie Beker in de uiterwaarden terecht zou komen. Een gebied dat eens in de vijfentwintig jaar kan overstromen, daar behoud je geen melkveebedrijf.

Onder water

Jeroen Beker woont al zijn hele leven op de oorspronkelijke locatie, in een rustige omgeving. Het was al 140 jaar een echt familiebedrijf. Op deze plek had de familie Beker voldoende uitbreidingsmogelijkheden. “Ik hoefde niet weg want ik had alle mogelijkheden om met mijn bedrijf te groeien en het was er heerlijk rustig.” Met de bekendmaking van de plannen van Rijkswaterstaat zo’n tien jaar geleden kwam er onzekerheid over de toekomst van het bedrijf. Het begon met een legio aan opties. Jeroen: “In eerste instantie dachten we dat de gevolgen van het programma ‘Ruimte voor de Rivier’ wel mee zouden vallen. Maar na verloop van tijd werd wel duidelijk dat ook ons bedrijf onder water zou lopen. Dan schrik je wel even.” Familie Beker kon niet langer op de oude locatie boeren en was genoodzaakt te verhuizen.

Aankoop nieuwe locatie

Jeroen wilde graag in de omgeving van Brummen blijven. Ook nieuwbouw stond bovenaan zijn wensenlijstje. Met deze intentie kwam op het juiste moment een locatie aan de Cortenoeverseweg beschikbaar: een oude boerderij met landbouwgrond op minder dan één kilometer van de oude locatie. “Het bedrijf was niet meer in werking en erg verouderd. De bestaande stallen waren al jaren niet meer onderhouden. De ruimte om het bedrijf hebben we nu gebruikt om helemaal nieuw te bouwen.” Voor de verandering en uitbreiding van het bedrijf moesten uiteraard de nodige vergunningen aangevraagd en verleend worden. “Met vergunningstrajecten heb ik totaal geen ervaring. Vooral een bedrijfsverplaatsing is een complexe materie.” Via de aan- en verkoopmakelaar kwam Jeroen in contact met Dick Hengeveld van Rombou. Met zijn interesse voor de landbouw en expertise van zijn collega’s kan Dick gefundeerd advies geven en het vergunningstraject begeleiden. “Als adviesorganisatie en eerste aanspreekpunt van Rombou ben ik van begin af aan nauw betrokken geweest bij dit project”, aldus Dick. Gedurende het traject zijn er meerdere specialisten vanuit Rombou aan het werk geweest om de nieuwbouwplannen te realiseren.

Bedrijfsverplaatsing

In het voorjaar van 2013, op het moment dat Rombou ingeschakeld werd, was de aankoop van de nieuwe locatie zo goed als rond. Aan Rombou de taak om de plannen die de familie Beker had te realiseren: ruimte voor ruim 400 melkkoeien. Ook wilde Jeroen een extra bedrijfswoning realiseren zodat zijn ouders bij het nieuwe bedrijf kunnen wonen. “Tijdens de eerste gesprekken met familie Beker hebben we de wensen en mogelijkheden besproken. We maakten een omgevingsscan en bekeken welke procedures we moesten doorlopen om het plan te realiseren”, vertelt Dick. “Het plan dat ze hadden was realistisch en goed onderbouwd. Uit het gevoerde vooroverleg wisten we dat de gemeente er positief in stond.” De medewerking vanuit de gemeente was vanaf het begin erg goed. “Het is een vereiste om vooraf te kijken of de plannen passen binnen de wettelijke kaders van de gemeente, provincie en waterschap. Zo tackelen we vooraf eventuele problemen.” De eerste stap die Rombou zette was het aanvragen van de natuurbeschermingswetvergunning (NB-vergunning). Het verkrijgen van deze vergunning is prioriteit nummer één. Als deze eenmaal verleend is worden andere procedures makkelijker. Voor het verkrijgen van de NB-vergunning moet heel wat voorwerk gedaan worden. Dick: “Je hebt te maken met een toename van ammoniakuitstoot. Met het aangekochte bedrijf en het oude bedrijf waren er onvoldoende ammoniakrechten om een vergunning te verkrijgen.” In de omgeving stopten meer bedrijven, zonder een doorstart te maken. “Door de ammoniakuitstoot van vijf à zes bedrijven samen te voegen hadden we een goede basis voor het verkrijgen van de NB-vergunning voor de familie Beker.” In tussen werkte Rombou aan de MER, het bestemmingsplan en de voorbereiding van de definitieve omgevingsvergunningsaanvraag voor het onderdeel bouw en milieu.

Betrokken

Jeroen Beker heeft altijd het volste vertrouwen gehad dat Rombou de vergunningen regelde en vond de communicatie prettig: “Als er onderwerpen essentieel waren dan besprak Dick dit met ons. Wanneer er actie ondernomen moest worden waar wij weinig keuzes in hadden of standaardprocedures dan werd dit direct geregeld.” Rombou is gedurende het traject opgetrokken met gemeente, provincie en waterschap. Deze partijen hadden belang bij een goed verloop van het proces. De gemeente is bevoegd gezag voor het vaststellen van het bestemmingsplan en de omgevingsvergunning. Het Waterschap wil dat het gebied voor ‘Ruimte voor de Rivier’ vrijgemaakt werd van veehouderijbedrijven. Vanuit de provincie is een coördinatiewerkgroep in het leven geroepen die de taak had om de procedures te bewaken en te zorgen voor afstemming tussen de verschillende bevoegde gezagen en Rombou. “Tijdens de gesprekken konden we pijnpunten direct bespreken en zo snel mogelijk wegnemen.”

Omdat de ruimte waar de stallen gebouwd moesten worden landbouwgrond was, hoefde Jeroen geen rekening te houden met bestaande stallen. “Bedrijfsmatig is de verplaatsing goed uitgepakt. Het bedrijf is nu efficiënter ingedeeld, modern en toekomstbestendig. Dit is helemaal gebouwd zoals ik mijn melkveebedrijf graag voor mij zie.” Jeroen Beker heeft altijd al het melkveebedrijf voort willen zetten. Met het advies en de begeleiding van Rombou kan hij nu starten met een modern bedrijf dat klaar is voor de toekomst.

Vergunningen: wie, wat, waar en hoe?

Nederland is een klein land waarin veel mensen wonen en veel activiteiten plaatsvinden. Wonen, vervoer, landbouw, industrie en recreatie leggen allemaal een beslag op de leefomgeving. Deze verschillende functies ondervinden soms ook hinder van elkaar. Om alles goed te laten verlopen moet het gebruik van de ruimte goed op elkaar worden afgestemd. Daarom is er in Nederland een uitgebreide regelgeving over hoe met de ruimte om te gaan. Van bijna elke vierkante meter is bepaald wat daar wel en niet mag gebeuren. Ook de agrarische sector kent regels en wetten waar boeren en tuinders zich bij bouw of verbouwplannen aan dienen te houden. Waar heb jij als jonge boer of tuinder mee te maken?

Vergunningen
Voor veel activiteiten die invloed hebben op de ruimte of op het milieu is een vergunning nodig. Of je de juiste vergunningen weet te verkrijgen en te behouden is van cruciaal belang voor de bedrijfsontwikkeling. Het kan het verschil betekenen tussen op slot staan of door ontwikkelen tot een bedrijf dat klaar is voor de toekomst. Daarom moet elke jonge boer en tuinder op de hoogte zijn van de regelgeving die van toepassing is op zijn bedrijf. Daarbij is een blik op de lange termijn meer dan nodig. Dat is niet altijd eenvoudig, want het kan gaan om een wirwar van regelgeving en vergunningen die soms ook tegenstrijdig zijn met elkaar.

Gemeente
Het belangrijkste instrument om de ruimtelijke ordening te sturen van de gemeente is het bestemmingsplan. Het bestemmingsplan wordt vastgesteld door de gemeenteraad en bepaalt waar welke functies zijn toegestaan. De gemeente moet, voordat het bestemmingsplan vastgesteld wordt, het concept ter inzage leggen. Gedurende 6 weken kan iedereen een zienswijze indienen. Nadat het bestemmingsplan ter inzage heeft gelegen stelt de gemeenteraad het plan vast. Daarna kan door belanghebbende die al eerder de zienswijze hebben ingediend, nog beroep worden aangetekend. Als je iets wilt bouwen of de gemeente wil zelf een plan of project ontwikkelen, dan moet dat project passen binnen de regels van het bestemmingsplan. Past het niet, dan moet het bestemmingsplan worden herzien. Er moet vervolgens een nieuw bestemmingsplan worden vastgesteld. Het is ook mogelijk, via een procedure, van het bestemmingsplan af te wijken. Dit kan met een omgevingsvergunning.

Invulling details fosfaatrechten cruciaal voor jonge boeren

NAJK benadrukt dat de fosfaatrechten voor alle melkveehouders zeer ingrijpend zijn, maar waarschuwt dat deze nog ingrijpender kunnen worden voor jonge melkveehouders. Hoewel er nu meer duidelijkheid is over de invulling van fosfaatrechten, moeten verdere details nog worden ingevuld. Deze details zijn cruciaal zijn voor de bedrijfsovernamemogelijkheden van jonge boeren en het behoud van een goede toekomst in de melkveehouderij. Een toekomst waarin zowel ontwikkeling van het bedrijf voor jonge melkveehouders mogelijk is als dat er oog is voor het milieu.

De toekomst van de melkveehouderij hangt sterk samen met de kansen die de sector krijgt binnen met name Europees beleid. “Behoud van de derogatie en het verkrijgen van een nieuwe derogatie die meer kansen biedt voor de melkveehouderij op het gebied van evenwichtsbemesting en het gebruik van kunstmestvervangers, is voor de toekomst van de melkveehouderij noodzakelijk.” aldus Koen Bolscher, dagelijks bestuurder NAJK met de portefeuille melkveehouderij. “Gezien de ontwikkelingen in de melkveehouderij is de invoering van het fosfaatrechtensysteem onvermijdelijk. Voor jonge boeren die kansen zien in de melkveehouderij, is het systeem zeer ingrijpend.” Het is daarom belangrijk dat de staatssecretaris de mogelijkheid biedt om bedrijfsspecifiek de fosfaatproductie te kunnen verantwoorden middels de KringloopWijzer.

NAJK is gezamenlijk met andere sectorpartijen (LTO Nederland en NZO) betrokken geweest bij de invulling van het fosfaatrechtensysteem, maar ook andere partijen, de politiek en de staatssecretaris zelf hebben invloed gehad op de verdere invulling van het systeem.

Afroming

De staatssecretaris heeft aangekondigd de fosfaatrechten per 1 januari 2017 in te voeren met peildatum 2 juli 2015. NAJK heeft ingezet om een periode voor 2 juli aan te houden als referentiemoment. Om in 2018 aan het productieplafond te voldoen moet de melkveehouderij in 2017 afromen. De generieke afroming die hiervoor nodig is, bedraagt ongeveer 4% ten opzichte van de peildatum. Door de regelingen voor bedrijven zonder fosfaatoverschot en knelgevallen wordt het generieke afromingspercentage voor alle bedrijven hoger dan strikt noodzakelijk is. Hierdoor komt de afroming tussen de 4 en 8%. De afroming op bedrijfsniveau is afhankelijk van de bedrijfsvoering. In het huidige voorstel worden bedrijven zonder fosfaatoverschot deels gecompenseerd voor de afroming. In 2017 zal bekend worden met welk percentage fosfaatrechten elk bedrijf moet worden afgeroomd. De aangekondigde knelgevallenregeling is beperkt.  De voorwaarden hiervan worden nog verder ingevuld. NAJK is van mening dat de generieke korting zo laag mogelijk moet blijven.

Overdracht van rechten

Fosfaatrechten worden overdraagbaar via een vrij handelssysteem waarbij overdrachten gemeld worden bij Rijksdienst voor ondernemend Nederland (RVO). Bij overdracht van rechten wordt 10% van de overgedragen rechten afgeroomd. In 2017 wordt deze afroming gebruikt om de generieke afroming te verkleinen. Vanaf 2018 zal deze afroming terechtkomen in een fosfaatbank. Bolscher: “De afroming bij overdracht van rechten is een enorm risico voor bedrijfsovername en dus voor jonge boeren! Dit betekent dat bij overdracht van rechten bij een bedrijfsovername of bedrijfswijziging 10% van de rechten verloren gaat.” In de discussies voor de invulling van het systeem zal NAJK pleiten voor aanpassing voor deze misser in het beleid. Dit maakt bedrijfsovername door jonge boeren extra moeilijk. “We hebben deze situatie ook gezien bij de invoering van de melkveefosfaatreferentie, waarbij uiteindelijk overdracht tot de derde graad is vrijgesteld. Dit blijkt echter in de praktijk nog te vaak tot grote problemen te leiden. Bij de invoering van het fosfaatrechtensysteem moet dit beter geregeld zijn.”

NAJK gaat zich ook hard maken voor de uitgifte van rechten vanuit de nieuw te vormen fosfaatbank. Hierbij moet niet alleen gekeken worden naar de mate van grondgebondenheid. De fosfaatbank zou er juist op gericht moeten zijn om ontwikkeling van bedrijven met jonge ondernemers die willen voldoen aan alle maatschappelijke wensen te kunnen ondersteunen.

NAJK zal de komende tijd nauw betrokken blijven bij de verdere invulling van de details van het fosfaatrechtensysteem.

Fosfaatrechten noodzakelijk, maar zeer ingrijpend

LTO Nederland, de Nederlandse Zuivel Organisatie (NZO) en het Nederlands Agrarisch Jongeren Kontakt (NAJK) vinden de plannen van staatssecretaris Van Dam om fosfaatrechten in te voeren in de melkveehouderij noodzakelijk, maar zeer ingrijpend. De plannen scheppen duidelijkheid en passen in de visie van de zuivelketen: de melkveehouderij is een grondgebonden sector die zich binnen de milieugrenzen moet kunnen ontwikkelen.

Door een grens te stellen aan de productie van fosfaat op individuele melkveebedrijven, wil de staatssecretaris dat de nationale fosfaatproductie door de veehouderij onder het Europese fosfaatplafond blijft. Daarvoor is een generieke korting op de fosfaatrechten onvermijdelijk gebleken. Met deze maatregelen is er zicht op behoud en verlenging van de derogatie, die onmisbaar is voor de sector.

Voor alle bedrijven is de invoering ingrijpend. Generieke kortingen zijn dat per definitie, vooral voor bedrijven die niet of beperkt zijn gegroeid. In die zin betreurt de sector het dat de staatssecretaris er niet voor heeft gekozen om terug te grijpen op een periode vóór de peildatum van 2 juli 2015. Daarmee is niet tegemoetgekomen aan de wens van de sector om deze bedrijven te ontzien.

Het is goed dat ondernemers de tijd krijgen om hun bedrijfsvoering aan te passen aan de nieuwe situatie. Bedrijven zonder fosfaatoverschot op 2 juli 2015, worden deels gecompenseerd voor de afroming. De overheid heeft toegezegd om de generieke korting zo beperkt mogelijk te houden.

De sector is positief dat specifieke verantwoording via de KringloopWijzer tot de mogelijkheden behoort. Dit betekent dat bedrijven die mineralen daadwerkelijk efficiënt benutten, de ruimte krijgen om zich –binnen de milieurandvoorwaarden- te ontwikkelen. Voor de verdere ontwikkeling van de sector is het goed dat de rechten overdraagbaar worden.

De zuivelketen hoopt dat de voorstellen van de staatssecretaris op een breed draagvlak kunnen rekenen in zowel de Tweede Kamer als de Eerste Kamer, zodat er spoedig definitieve duidelijkheid is voor de melkveehouderij.