Peter Meedendorp op adviesreis naar Rwanda

NAJK werkt al 25 jaar samen met Agriterra aan een betere toekomst voor jonge boeren in opkomende economieën. Hoe? Door de kennis van NAJK-leden in te zetten. Kennisoverdracht van boer tot boer dus. NAJK-leden worden ongeveer een week op pad gestuurd om advies te geven aan jonge boeren, boerenorganisaties en coöperaties in deze landen.

Dit keer was dagelijks bestuurder Peter Meedendorp aan de beurt. Hoe hij zijn reis naar Rwanda heeft ervaren, lees je in deze blog.

Reisblog Peter
Afgelopen februari ging ik voor de eerste keer op pad voor Agriterra, naar Rwanda. Agriterra (mede-opgericht door NAJK!) stimuleert professionalisering van coöperaties en boerenorganisaties in ontwikkelingslanden. De organisatie werkt vanuit Nederland samen met lokale teams en met ‘agripoolers’, waar ik er één van ben. Dit zijn landbouwdeskundigen die voor een korte adviesopdracht naar bijvoorbeeld Peru, Indonesië of in mijn geval, Rwanda, gaan.

Ik nam deel aan een missie in de Rwandese hoofdstad Kigali met als doel de efficiëntie in de maïsketen te verhogen. Met praktische voorbeelden van NAJK-projecten en Nederlandse ervaringen, verzorgde ik de workshop over nut en noodzaak van jongerenparticipatie. Deze workshop werd bijgewoond door zowel het bestuur als een aantal jonge leden van vijf verschillende maïscoöperaties.

Uiteraard heb ik ook verteld over de agrarische sector in Nederland en de activiteiten van NAJK. De MaïsChallenge, een project van NAJK en Limagrain, sloeg erg aan bij de Rwandese jonge boeren. Niet alles is direct toepasbaar in Rwanda, maar samenwerken met andere jongeren spreekt aan. Zeker wanneer het gaat over het uitwisselen van praktische kennis.

Om meer jongeren te activeren binnen de maïscoöperaties, hebben bestuur en jongeren samengewerkt aan de ontwikkeling van actieplannen. In deze plannen is uiteengezet hoe zowel het dagelijks bestuur van de coöperatie als de jongeren zelf, nu en in de toekomst jongeren op een volhoudbare manier willen betrekken bij de coöperatie.

Voor mij was het hoogtepunt het bezoek aan de coöperaties in het gebied. We hebben een akkerbouw- en mengvoercoöperatie bezocht, en hebben ook een kijkje genomen bij een melkverwerker. Op werkbezoek kun je zelf zien wat de toegevoegde waarde van samenwerking in de landbouw is. De gemiddelde Rwandese boer heeft 0,7 hectare grond, dus bijzonder weinig marktmacht. Via de samenwerking kunnen bijvoorbeeld geteelde producten gezamenlijk worden afgezet of verwerkt. Vaak versterkt dit de positie van de boer in de keten.

Werken met het team van Agriterra was super. Dankzij de lokale ervaring en betrokkenheid van de medewerkers heb ik een uniek, lokaal inkijkje kunnen krijgen van Rwanda. Dankzij het Agriterra-team en de gemotiveerde jongeren bij de coöperaties kijk ik terug op een supermooie week in een land met veel potentie. Ik hoop dat mijn aandeel in de workshop een steun in de rug is voor jongeren die graag aan de slag willen binnen hun coöperatie!

Word ook Agripooler
Wil jij net als Peter Meedendorp jouw kwaliteiten inzetten als Agripooler? Stuur dan een Engelstalig cv op naar Gerjanne van Esveld (gvanesveld@najk.nl) of Ingrid Koedijk (koedijk@agriterra.org). Agriterra zal door middel van een intake kijken welke adviesopdracht het beste past. Meer informatie over Agriterra kun je lezen op www.agriterra.org.

Op adviesreis naar Kenia

Terwijl ik dit schrijf, ben ik alweer op weg naar huis, na een week in Kenia te hebben gezeten voor Agriterra. Ik heb deze week kennis gemaakt met de coöperatie Starlight, een coöperatie die actief is in de teelt van aardappelen en het vermarkten van melk. Starlight is gevestigd in Molo, een dorpje ten noordwesten van Nakuru, de vierde stad van Kenia.

De coöperatie Starlight is in 2014 gestart na de gewelddadige verkiezingen in Kenia. Vooral in de regio waar Starlight actief is, was er erg veel geweld en zijn er veel doden gevallen. De oprichting van de coöperatie moest bijdragen aan de wederopbouw van de regio en het leven van de boeren. De afgelopen jaren heeft Starlight gewerkt aan een sterke basis van de coöperatie en hopen ze het langzaamaan weer op te bouwen met de hulp van deze adviesopdracht Agriterra.

In deze week heb ik samen met een Keniaanse Agriterra adviseur en de coöperatie gekeken hoe we de teelt van aardappelen naar een hoger niveau kunnen tillen. Samen met Starlight is gekeken hoe de teelt van aardappelen op coöperatief niveau verbeterd kan worden. De “smallholder farmers” hebben vaak niet de financiële middelen om gezond pootgoed of de juiste kunstmest en gewasbeschermingsmiddelen te kopen.

De leden van Starlight zijn allemaal “smallholder farmers” met 0.5 tot 1 hectare aardappels. Deze aardappels worden zonder mechanisatie verbouwd. Het kennisniveau over de teelt is vrij laag onder de boeren in Kenia en aardappels worden generatie op generatie door geteeld. Dit resulteert in tegenvallende resultaten.

We hebben een systeem voor Starlight bedacht, waarbij op coöperatief niveau de eerste drie generaties aardappelen geteeld zullen worden. Deze aardappelen worden vervolgens aan de individuele boeren doorverkocht. De boeren die hier aan meewerken telen de aardappels daarna nog twee generaties door, waarna de aardappels naar een consumptie teler gaan en de boeren nieuw pootgoed bij Starlight kopen.

Ook hebben we ons in de week beziggehouden met het onderzoeken van de mogelijkheden van mechanisatie, irrigatie en hoe we het kennisniveau van de aardappelteelt kunnen verbeteren.

Het was een zeer intensieve week, waar ik met opgeheven hoofd op kan terugkijken. We hebben de week afgesloten met een geslaagde presentatie waarin we ons advies voor de raad van bestuur en het management van Starlight hebben gegeven. Met dit advies kan Starlight de volgende stap zetten in haar ontwikkeling.

 


Niels Vermue

Stop hunting jobs, but create them

‘Stop hunting jobs, but create them’, dat is één van de kreten die naar voren kwamen in het eerste gesprek met een jonge boer in Oeganda. De situatie in het Afrikaanse land is totaal anders dan in Nederland. 80% van de bevolking is onder de 30 jaar. Ik besefte het niet direct, maar het was inderdaad ook terug te zien op straat: veel kinderen en jonge meiden en jongens. Dit terwijl de werkloosheid stijgt. Veel jongeren jagen op een baan, maar er zijn ook andere mogelijkheden. Dit kwam ook naar voren in de workshops van Agriterra waarin ik, tijdens mijn adviesreis, als Agripooler aanwezig was.

Nadat we zondag rustig startten in de hoofdstad Kampala reisden we naar Mbarara. Een mooi moment om al rijdend het land een beetje te bekijken. Op maandag begonnen we met de ‘return day’. Deze groep heeft in november 2017 de Kick-Off Youth Participation workshop van Agriterra gehad. Wat hebben ze in deze zes maanden bereikt? En wat zijn nu de plannen? Een mooie interactieve dag waarin de knelpunten goed naar voren kwamen, maar ook zeker de goede resultaten die de coöperaties al geboekt hebben.

Dinsdag begon de Kick-Off Youth participation workshop voor vijf andere coöperaties. Dit waren drie SACCO’s (Savings and Credit Cooperative Organizations), een sunflower processing cooperative en een coffee cooperative. Tijdens de workshops vertelde ik over NAJK, de structuur van de organisatie en welke activiteiten er plaatsvinden. Ook dachten de deelnemers (jongeren, maar ook managers) zelf na over wat jongerenparticipatie in hun situatie betekent, waar ze enthousiast van worden, waar hun zorgen liggen, waarom zij jongerenparticipatie willen vergroten in de coöperatie en welke rol de jongeren zelf kunnen innemen. Dit leidde de tweede dag tot concrete actieplannen waarmee de jongeren verder kunnen. De coöperaties willen hiermee jongeren meer betrekken bij de organisatie, zodat de nieuwe generatie zich kan ontwikkelen, activiteiten kunnen oppakken en werkgelegenheid kunnen bieden aan jongeren.

Donderdag gingen we het veld in. We zijn naar één van de zuivelcoöperaties gegaan die ook meedeed aan de return day. De jongeren binnen de organisatie hadden, samen met de coöperatie, net een boda-boda gekocht (een brommer/ motor). Hierdoor hebben ze een werkplek voor een jongere gecreëerd, omdat ze met de boda-boda het transport van de boer naar de coöperatie gaan verzorgen. Dit wordt nu nog door derden gedaan. Bij de zuivelcoöperatie wordt de melk verzameld om die vervolgens weer te verkopen aan een fabriek o.i.d. We spraken ze over de samenwerking binnen de organisatie tussen jong en oud en over hun plannen. Na dit bezoek bezochten we de boerderijen van de twee voorzitters van jong en oud. Erg mooi om te zien hoe trots ze zijn op hun boerderij. Het zijn kleine maar goedlopende bedrijven met, door het goede klimaat en vruchtbare grond, veel potentie. Ook al zouden ze graag ‘zero-grazing’ willen toepassen, moesten we nu de koeien nog opzoeken in de heuvels: een prachtig gezicht dat ik niet snel weer zal vergeten!

Tijdens mijn adviesreis kwam ik er achter hoeveel steun de coöperaties en de boeren individueel uit Agriterra halen. De organisaties ontwikkelen zich enorm snel. Hierin speelt Agriterra een belangrijke rol.

Jantine Akkerman

 

‘We need to work, in order to grow: potential can not be eaten!’

Ook al heb ik de portefeuille internationaal, als dagelijks bestuurslid bij NAJK kan ik niet iedere maand naar Afrika. Deze zomer heb ik die kans wel gekregen. Samen met Nicole Sloot, stagiaire bij Agriterra, bracht ik tien dagen in Zambia door. We onderzochten hoe de positie van jonge boeren in Zambia verbeterd kan worden.

Voor en namens Agriterra en NAJK hebben we jonge boeren uit verschillende sectoren gesproken. Nicole deed dat vooral gericht op jongerenraden van coöperaties. Mijn invalshoek had betrekking op belangenbehartiging. Beide spraken we op het Youth in Agribusiness Event in Lusaka en bezochten een aantal boerenorganisaties en -coöperaties.

Verschillen met Nederland

De verschillen tussen bijeenkomsten met jonge boeren in Nederland en in Zambia waren voor mij erg zichtbaar. Ik denk alleen al aan de gebeden die voor en na een vergadering werden uitgesproken en waar iedereen zichtbaar aan deelnam. Ook het feit dat oudere bestuurders automatisch veel meer aanzien hebben en veel respect krijgen van de jongere generatie, zie ik niet direct terug in Nederland. Toch is het grootste verschil wat mij betreft zeker niet cultureel, maar hoort dit wel het fundament te vormen voor de boeren van de toekomst: kennis!

De uitdagingen zijn gigantisch

Binnen NAJK werk ik vaak samen met mensen die een agrarische opleiding hebben gedaan. Zij hebben een heldere visie over waar hun bedrijf heengaat. Dat is in Zambia niet het geval. Er zijn talloze (potentiële) jonge, enthousiaste boeren met ambitie die helaas geen toegang hebben tot een agrarische opleiding. Ook op andere wijzen kunnen zij maar beperkt bijgeschoold worden. Negatief omschreven: jongeren missen de kennis om de melkproductie van hun koe te verhogen. Ze weten niet welk gewas geschikt is om te telen of ze hebben beperkte toegang tot leningen. Ook toegang tot landbouwgrond is lastig. Er is geen kadaster en jongeren moeten via goede relaties met stamhoofden in de plattelandsgebieden grond zien te verkrijgen.

Door schade en schande wijs

Wonder boven wonder komen veel jonge boeren hier wel doorheen. Niet iedereen heeft succes, maar de jongeren blijven ambitieus en enthousiast. Ik heb eigenlijk niemand echt bij de pakken neer zien zitten. Wat dat betreft heb ik ook wel ervaren dat de mentaliteit in Zambia in grote mate verschilt van de Nederlandse. Mensen in landelijke gebieden zijn met weinig tevreden. Opgegroeid in relatieve armoede, met het perspectief van een grote kans op werkloosheid, is het al snel iets beter dan vroeger.

Stappen vooruit

Ondanks dat de jonge boeren het zelf niet per se zo ervaren, vond ik het schrijnend om jonge boeren met zo weinig kansen te zien. Wel zie ik dat er langzaam maar zeker verandering in komt. Door trajecten van Agriterra, inmenging van NAJK en met name door de eigen wil om te veranderen, zal het beetje bij beetje, maar wel structureel, beter worden. De tientallen jongeren die we gesproken hebben, melkveehouders, katoentelers en potentiële akker- en tuinbouwers, willen in ieder geval een grote bijdrage leveren. Zij zien in dat er stappen gezet kunnen worden in kennisontwikkeling, maar ook in organisatie en belangenbehartiging.

Eigen ontwikkeling

Het is irreëel om te denken dat Zambia over vijf of tien jaar het niveau van de Nederlandse landbouw heeft. Dat is ook niet wat we moeten willen nastreven. Zambia en haar inwoners ontwikkelen zich op geheel eigen wijze. Zambia is een van de Afrikaanse landen met het grootste potentieel in de landbouw. Het land zou in theorie tweehonderdmiljoen mensen kunnen voeden. Dat terwijl er nog veel mensen in Zambia momenteel ondervoed zijn, velen lijden aan een nutriëntentekort.

Het land heeft de jongste populatie van de wereld, zo’n 85% van de bevolking is onder de 45 jaar. Er is nog veel ongebruikte vruchtbare landbouwgrond en met een lang regenseizoen en een grote ondergrondse watervoorraad, is er goede toegang tot water. Je zou toch denken, dat land, dat komt er wel. Maar zoals een jonge boerin op het Youth in Agribusiness evenement zo treffend zei: ‘we need to work, in order to grow: potential can not be eaten!’

En dat klopt volgens mij. Kansen moeten er zijn, om benut te worden. Jongeren moeten die ook kunnen zien, zo blijven ze enthousiast en ambitieus. Ik denk dat zowel Agriterra als NAJK daar een grote rol in spelen. Zeker in de tuin-/akkerbouw en in de melkveehouderij. Wij kunnen toch helpen. Jonge boeren melken er nu tien koeien per dag en brengen dan twintig liter op de fiets naar de fabriek. Dat kan toch beter? Wij hebben de kennis al. We hoeven het alleen maar te delen!

Iris Bouwers

Financieel advies aan de zuivelcoöperatie Wakulima in Kenia

Op zondag 17 juli was het dan zover. Na alle voorbereidingen vertrok ik voor Agriterra en het NAJK naar Kenia. Voor mij de eerste keer in Afrika, dus een beetje spannend was het wel. Waar kom je terecht, hoe primitief zou het allemaal zijn en hoe zit het met de veiligheid?

Na een reis van 8 uur kwamen we rond 22u aan op het vliegveld van Nairobi. Daar merkte ik al snel dat alles op “z’n Keniaans” ging.  Zo kwam er na 1 uur wachten pas wat beweging in de rij voor de paspoortcontrole, moesten we vervolgens nog steeds een half uur op onze koffers wachten, en toen we eenmaal in de taxi zaten, stonden we minstens nog een uur in de rij te wachten om met onze taxi door de controlepoorten van de luchthaven te komen. Vanaf dat moment besloot ik me er maar op in te stellen dat alles langer zou duren dan dat ik gewend was in Nederland. En maar goed ook, want Kenianen komen standaard te laat leerde ik die week.

missie Kenia - IMG_1918Na een korte nacht in ons hotel in Nairobi, vertrokken we de volgende ochtend naar Mukurweini, een dorp ten noorden van Nairobi, waar de zuivelcoöperatie Wakulima gevestigd is. De coöperatie was de afgelopen jaren flink gegroeid: van 35 liter melk per dag bij de start eind jaren ’80 tot zo’n 35000 liter melk per dag nu. Vanwege die groei had de coöperatie vorig jaar geïnvesteerd in een yoghurtlijn, waardoor ze sinds kort zowel gepasteuriseerde melk als yoghurt produceerden. Wij waren gevraagd om advies te geven hoe Wakulima nu ook haar financiële afdeling naar een hoger niveau kon tillen.

Missie Kenia - IMG_2032Onze missie begon met een rondleiding door de fabriek. Erg leuk en interessant om te zien hoe men daar de rauwe melk verwerkt. Totaal niet vergelijkbaar met de hygiëne- en kwaliteitseisen die we in Nederland kennen. Zo werd er bijvoorbeeld ook nog gewoon rauwe melk verkocht, droeg men lang niet altijd een haarnetje, handschoenen en schoon schoeisel, en werkte de koeling vaak een halve dag niet. Maar toch ook bewonderenswaardig om te zien hoe gedreven de Kenianen zijn en hoe ze de adviezen van de missies van Agriterra dankbaar ter harte namen.

missie Kenia - DSCN0225Na de presentatie van onze aanbevelingen op vrijdag (waarvoor zelfs de voorzitter van de Board of Directors speciaal naar Mukurweini was gekomen), bracht onze chauffeur ons terug naar Nairobi. Daar bleven we nog één dag, voordat we op zondagochtend terug naar Nederland gingen. Die dag heb ik een National Park bezocht en heeft een gids ons rondgeleid in de sloppenwijken van Nairobi, waar hij was opgegroeid. Beide erg indrukwekkend om te zien!

Op het moment dat ik dit schrijf, zit ik in het vliegtuig terug naar Nederland. Ik kijk terug op een succesvolle en ontzettend gave week, die ik iedereen kan aanraden!

Gerda Verboort
Bestuurslid LAJK

 

 

 

 

Blog adviesreis Nepal – 2016

Kennismaking met Nepal

Zodra het vliegtuig begint te landen gaan de luikjes voor de ramen open en zien we (nog steeds vliegend boven de wolken) de toppen van de Himalaya. Machtig mooi, net als het vliegveld, vol met houtsnijwerk en bloemperken.  Op naar Kathmandu city, met zijn vele auto’s, brommers, geloven die naast elkaar bestaan, voetgangers, stof, kleuren, geuren en mensen. Bertken de Leede, bedrijfsadviseur van Agriterra, die samen met mij de opdracht gaat uitvoeren) is al een week in Kathmandu, We gaan s ’avonds naar een klein sfeervol restaurantje, met life muziek: een heerlijke start, en ik voel me al helemaal thuis.

Ik ben met Agriterra in Nepal om bij de Central Tea Cooperatives Federation (CTCF) een workshop te faciliteren hoe zij hun dienstverlening naar de leden op een financieel duurzamere manier kunnen gaan inrichten: oftewel bottom-up en minder gericht op subsidies en fondsen en vanuit een ondernemersperspectief naar deze dienstverlening gaan kijken: hoe kunnen we meer voor en door leden werken, kosten besparen en inkomen genereren uit deze diensten? Financiële duurzaamheid is een belangrijk uitgangspunt in de hele workshop.

De volgende dag vliegen we met Trijan Singh, onze vertaler/ medefacilitator naar Bhadrapur in het meest oostwaarts gelegen puntje van Nepal, een wat claustrofobisch vliegtuig, maar gelukkig zit ik bij het raam en valt er nog wat te zien omdat we redelijk laag vliegen. Helaas is het te heiig om de Mount Everest te zien, waar ik stiekem een beetje op gehoopt had.

In Badrapur worden we opgehaald door Yogesh, de accountant van CTCT met n enorme bling bling Jeep (gehuurd), compleet met altaar op het dashboard. Onderweg zien we vele prachtige theeplantages, logisch want we zijn in de provincie Ilam: dé thee provincie van Nepal. Het oogt vrolijk en vriendelijk met strak bijgewerkte gekleurde huizen met bloemen ervoor. De rit duurt drie uur en we rijden langzaam de (thee) heuvels in. Na anderhalf uur gaan we op bezoek bij de Kanyam thee coöperatie die een eigen fabriek is gestart met behulp financiële steun van de lokale overheid en een lening van de bank. Hierbij heeft de CTCF de nodige ondersteuning gegeven. We vallen met de neus in de boter want het theepluk seizoen is krap 2 weken geleden begonnen en nu wordt de beste thee van het seizoen gemaakt. We krijgen een mooie uitleg van het productieproces, thee wordt eerst gedroogd onder een soort van enorm föhn, vervolgens wordt het vermalen en dan komen de geur en smaakstoffen vrij. Daarna wordt de thee verhit/ gedroogd met een ingenieus apparaat met een leisteen oven erachter en tenslotte wordt dit product meerdere malen gemalen. Er zijn 163 boeren lid en er wordt per jaar 46.000 ton thee geëxporteerd naar India. Er is meer aanbod van verse theebladeren als dat ze kunnen verwerken, dus daarom willen ze graag uitbreiden. Mooi om te zien en te horen en goed als voorbereiding op de workshop.

Jeske de Kort

 

Duurzame dienstverlening aan coöperaties van theeboeren in Nepal

Ik ben met Agriterra in Nepal om bij de Central Tea Cooperatives Federation (CTCF) een workshop te faciliteren hoe zij hun dienstverlening naar de leden op een financieel duurzamere manier kunnen gaan inrichten, dit is een vervolg op blog 1; Kennismaking met Nepal.

Ruim een half uur voor aanvang zit iedereen al klaar voor de training. Het is een mooie mix mensen bestaande uit bestuurders (vertegenwoordigers van de lid coöperaties), personeel van de federatie en een aantal theeboeren (wat ze eigenlijk allemaal zijn). Na de officiële opening proberen we het ijs wat te breken met een kennismakingsopdracht waarin iedereen zijn naam zegt en iets waarop hij trots is binnen zijn coöperatie of bedrijf, dit lijkt aardig te lukken, al weet ik het niet precies, want ik moet nog erg wennen aan de Nepalees-Engelse uitspraak.

Vandaag staat “farmer of member-based” werken centraal, waarin we verkennen wat de leden willen en nodig hebben qua diensten en trainingen. Deze inventarisatie leggen we vervolgens langs een aantal meetpunten om vervolgens een goede analyse te kunnen maken. Na de lunch en een energizer komt de groep een beetje los, op het einde van de dag ontstaat zelfs spontaan een stemronde, waar na het stemmen op de favoriete diensten achter een scherm, iedereen langs de stempelman moet en een snoepje krijgt.

Voor het eten maken we een wandeling door de prachtige theetuinen achter het hotel, de ruimte waar we de workshop doen heeft maar weinig daglicht en onregelmatige elektriciteit, dus wat daglicht, of in dit geval een mooie ondergaande zon is erg welkom!

De volgende dag gaan we aan de slag met de financiële duurzaamheid van de dienstverlening. Opvallend is dat lokale boeren geen bijdrage betalen voor de trainingen die ze volgen, maar dat (als het goed is) wel hun opbrengst omhoog gaat of kwalitatief beter wordt. Tevens betalen de coöperaties maar een schijntje voor alles wat ze krijgen. Het lijkt erop dat de groep dit zelf ook inziet en ze zien in dat dit anders moet als ze niet afhankelijk willen blijven van fondsen en een financieel stabielere toekomst willen creëren. We oefenen met deze denkrichting door een aantal activiteiten concreet uit te werken. Na de lunch ontstond er een polonaise terug de zaal in en nee deze werd niet veroorzaakt door mijn Brabantse roots, maar gewoon door een blije Nepalees! Er werd opmerkelijk hard en geconcentreerd gewerkt, gepresenteerd en bij de check-out werd duidelijk dat we de goede richting op gaan.

De laatste dag al weer, met deze leuke groep jonge en gemotiveerde boeren. Nadat we nogmaals alle inzichten op een rijtje hadden gezet hebben we nog een verdiepende en voornamelijk vernieuwende slag geslagen op de gekozen diensten. De uitkomsten waren veelbelovend en lijken goed aan te sluiten bij de behoeftes. Na het maken van een actieplan hebben we officieel afgesloten met foto’s, cadeautjes, speech en een etentje.

De terugvlucht naar Kathmandu was een wilde en de avond werd nog opgeschrikt door een heuse aardschok van 4,5 op de schaal van richter. Brrr spannend allemaal. Na een fijne vroege ochtendwandeling met Bertken als sublieme gids door Patan City was het tijd om de laatste werk dingen af te ronden en weer op huis aan te gaan.

Wat een mooi avontuur en hopelijk hebben we de CTFT weer een stukje verder geholpen op weg naar een financieel duurzame organisatie.

Jeske de Kort

Blog adviesreis Indonesie – 2015

Assessment van cacao-coöperatie Amanah, West Sulawesi, Indonesie

Een tijdje geleden werd ik gebeld door Agriterra met de vraag of ik medio februari een week beschikbaar zou zijn voor een bezoek aan een koffie-coöperatie op Bali. We hebben een akkerbouwbedrijf thuis en qua werkplanning paste dat wel. Begin februari veranderde het plan: koffie werd cacao en Bali werd Sulawesi. Een beetje langer reizen, maar geen probleem.

Afgelopen week was het zover: samen met Agnes, voor Agriterra werkend en wonend in Indonesië, heb ik een bezoek gebracht aan Amanah, een koffiecoöperatie in Polewali Mandar (ofwel Polman).

In een week tijd hebben we de coöperatie doorgelicht, waarbij we ons met name op de organisatie van de coöperatie hebben gericht en in mindere mate op productie. Gelukkig hebben we wel de kans gehad een aantal boeren te spreken in het veld, maar daarvoor moesten we wel eerst 2 uur over een hobbelige weg rijden. Met de boeren hebben we gesproken over hun relatie met de coöperatie, of ze inspraak hebben, hoe de prijzen zijn en handel verloopt etc. etc. Tussendoor kwam de een na de andere brommer met een zak of kist durians langs gereden: dit is een stekelige vrucht die gigantisch stinkt, maar (best) prima smaakt.

Coöperatie Amanah heeft 1400 leden in de regio met een gemiddelde bedrijfsgrootte van 1,2 hectare. Cacao wordt het hele jaar door geoogst, maar de piek ligt tussen maart en september. Na het drogen bij de boer (2 dagen) worden de cacaobonen per dorp verzameld binnen zogenaamde ‘farmer groups’ en in grote zakken per gehuurde pick-up naar de stad gebracht. In het depot van Amanah worden de bonen ontvangen, de kwaliteit beoordeeld, en als er een volle vracht is wordt het aan Mars (inderdaad, van de chocoladerepen) geleverd. Dit noemen ze hier ‘collective marketing’. Er komt steeds meer vraag naar duurzaam gecertificeerde cacao. Zelfs zoveel dat bedrijven als Mars alle cacao hard nodig hebben, dus ook van de kleinere boeren en tegen een meerprijs. Dit biedt dus perspectief!

De coöperatie zelf is pas in 2006 opgericht en dus relatief jong. Afgelopen jaar waren er de nodige veranderingen binnen de coöperatie en we hebben deze week kunnen zien dat nog niet alles op en top in orde is. Daarom zou de ondersteuning van Agriterra juist nu goed van pas kunnen komen, bijv. op het gebied van financieel management.

Morgenochtend zullen we onze bevindingen met het bestuur en management van de coöperatie bespreken. En wellicht zal Amanah komend jaar dan meer bezoek van Agriterra-experts ontvangen.

Ik kijk in ieder geval terug op een bijzondere week! Over 6 uur rijden en 3 vluchten verder sta ik weer klaar om thuis aardappelen te laden. Met een kleine jetlag misschien…

Pieter Korst

Blog adviesreis Oeganda – 2014

Analyseren van behaalde resultaten bij KIDFA

Ilse Verhoijsen (LAJK) en Ria Wilzing (NAJK) gaan samen met Marly Boonman van Agriterra op missie naar Oeganda. De missie loopt van 14 juli tot en met 24 juli 2014. Tijdens deze missie worden de behaalde resultaten van de boerenorganistie KIDFA geanalyseerd. De bevindingen kun je volgen op deze pagina.

How to convince that I am a farmer…

Misschien een aparte titel voor een blog, maar het wordt allemaal duidelijk. Samen met Marly Boonman en Ria Wilzing ben ik op een adviesmissie naar een boerenorganistie in Oeganda. De boerenorganisatie, Kitgum District Farmers Association (KIDFA) ontvangt ondersteuning vanuit Agriterra. Tijdens de missie hebben we ons gericht op het onderdeel gegevensverzameling van boerengroepen met zonnebloemen. Daar hoort natuurlijk een bezoek aan een paar boerengroepen bij.

En zo geschiede… Bij de eerste groep werden we zingend en dansend ontvangen door een groep vrouwen. Na een indrukwekkende bijeenkomst vlug verder naar de tweede groep. Waar we ook een leuke bijeenkomst hebben gehad.

En toen kwam de derde groep… Tijdens de introductie geloofde de groep niet dat ik een boer ben; daar was mijn huid te “gaaf” voor. Op het einde van de bijeenkomst kreeg ik de kans om te bewijzen dat ik echt een boer ben. Er werd een hak (om de grond om te spaaien) gehaald en er werd kort voorgedaan wat ik moest doen. Pff het viel nog niet mee om die kei harde grond om te spaaien en na een paar minuten “mocht” ik stoppen: I failed the test. Maar Marly en Ria zeiden dat ik dit werk normaal niet doe, omdat wij thuis varkens en kippen hebben. Toen bedacht ik dat ik wel wat foto’s van ons bedrijf op mijn telefoon had staan, dus die heb ik aan de groep laten zien. Ze waren diep onder de indruk. Ze vonden het onvoorstelbaar dat 1 zeug wel 14 biggen kan krijgen. Ondanks dat de boeren geen Engels spraken, begrepen ze de foto’s goed. Of ik ze nu daadwerkelijk heb overtuigd dat ik een boer ben, weet ik niet zeker. Het was in ieder geval geweldig om mee te maken.

Ilse Verhoijsen

Vooruitgang

De reis naar Kitgum vanuit Kampala was weer een hele lange, niet alleen letterlijk, maar ook figuurlijk: 450 kilometer in 11 uur. Een hele dag in de auto met af en toe een stop. De weg voelde ook lang omdat er veel kuilen, gaten en ongelukken waren.  Vermoeid op de bestemming aangekomen is het bed een heerlijke plaats. Nee hoor, toch nog gaan dineren terwijl niemand honger heeft. Weigeren is niet netjes.

De eerste dag in Kitgum is er een bijeenkomst met het bestuur en de medewerkers van KIDFA (de boerenorganistie in de provincie Kitgum). Het bestuur bestaat uit veel oude bestuurders met twee jongere bestuurders.  De werkwijze is nog ouderwets. De belangrijkste persoon van de organisatie is de directeur, die de gang van zaken leidt. Hij bepaald in de organisatie wat er gebeurt en wat de organisatie doet. Het bestuur stemt in en is niet goed op de hoogte wat er allemaal gaande is.

De volgende dag stond in het teken van de boeren. We brachten die dag een bezoek aan drie groepen, allemaal participeerden ze in het spaarprogramma. De groepen waren zeer verschillend. De ene nog armer dan de andere. De groep die het dichts bij de grens van Zuid-Soedan zit had alles goed voor elkaar. De andere groepen ook maar die waren veel armer. Het sparen hielp hen om geld opzij te leggen voor momenten dat ze geen oogst kunnen verkopen en geld nodig hebben voor eten. Daarnaast zijn er investeringen gedaan van spaargeld, zoals een brommer, een geit, een os of een ploeg. De boeren willen graag vooruitgaan, maar daarvoor houden ze nog regelmatig hun hand op. Ze hebben genoeg wensen om van ons te krijgen.

Wat is vooruitgang en wat betekent het eigenlijk? We willen het allemaal beter hebben dan nu het geval is. Misschien moeten we toch maar eens tevreden zijn met wat we hebben. Toch is het handig als de weg voor je geplaveid is, maar soms kom je toch hobbels tegen. Deze hobbels zelf overwinnen is misschien wel de beste vooruitgang. Dus geven we de boeren kennis en laten we ze verder op hun eigen manier geld verdienen voor een betere toekomst.

Ria Wilzing

Foto’s Missie Oeganda

Blog adviesreis Filipijnen – 2014

Aan de slag met een jonge boerenorganisatie

Om de Filipijnse landbouworganisatie PAKISAMA en de Aziatische koepelorganisatie AFA te informeren en te inspireren over de organisatie van jonge boeren in Nederland heeft Annet van den Akker, dagelijks bestuurder bij NAJK, een workshop gegeven. Hierin legde Annet de organisatiestructuur en de werkwijze van NAJK uit.  De manier waarop NAJK jonge boeren aan zich bindt, werd gebruikt als ideeëngenerator voor de toekomstvisie voor jonge boeren in Azië en de Filipijnen. Volgende week vindt namelijk een conferentie plaats van Filipijnse jongerenorganisaties rondom het thema de jonge boer. Een petitie is in voorbereiding, ookwel Magna Carta genoemd, en wordt volgende week aangenomen om aan te bieden aan de overheid en politieke partijen.

De belangrijkste aanbeveling om de situatie van de jonge boer in de Filipijnen te verbeteren is het in kaart brengen en organiseren van jonge boeren. Op dit moment zijn jonge boeren bijna niet georganiseerd. Bepaalde NGO’s zetten zich in voor jongeren, maar een organisatie voor en door jonge boeren is er niet. Als startpunt kan in bestaande landbouworganisaties de aanwezigheid van jonge boeren worden geïnventariseerd.

Daarnaast dienen de vragen en nodige oplossingen om de situatie van jonge boeren te verbeteren veel concreter te worden gemaakt. De organisaties waarmee werd gesproken bleven veelal hangen in algemene termen als te weinig kapitaal, geen legale status en meer solidariteit. Dat is te algemeen, niet oplossingsgericht en de beschreven problemen gelden voor een veel grotere groep boeren. In de workshop werden voorbeelden gedeeld over hoe in Nederland en Europa specifiek beleid bestaat voor jonge boeren. Daaruit kwamen een aantal concrete aanbevelingen voort om op te nemen in de petitie. Bijvoorbeeld  om het landbouwprogramma in de Filipijnen op lokaal niveau specifiek geld te reserveren voor jonge boeren. Hiermee kan onder andere bedrijfsovername gestimuleerd en bespoedigd worden. Tot slot, werd de afspraak gemaakt om voorbeelden van specifiek jongerenbeleid in Europa en Nederland met AFA en PAKISAMA te delen.

Kokosheffing

Vervolgens werd ook de link gelegd met het andere onderwerp van de missie: de terugvordering van de kokosheffing ter waarde van 1,2 miljard euro waarvoor PAKISAMA een lobby aan het opzetten is. Het belang om jonge boeren bij deze lobby te betrekken werd met de voorgaande workshop duidelijk. Jonge boeren geven een extra imagoboost aan de campagne. PAKISAMA is dan ook van plan om vooral via de jonge boeren te gaan communiceren richting media en de jonge boeren tegelijkertijd te trainen in belangenbehartiging.

De lobbyplannen voor de campagne om de kokosheffing terug te vorderen zijn verder aangescherpt in de onderlinge gesprekken met PAKISAMA. Met de kokosheffing wil PAKISAMA een fonds opzetten voor de kokosnootboeren. Bestedingsplannen van dit fonds moeten duidelijker en specifieker worden gemaakt in de lobby om wetgevers en politici over de streep te trekken. In verschillende regio’s in de Filipijnen zijn al succesvolle, mede door Agriterra, kokosprojecten opgezet waarbij de verwerking door boeren zelf wordt gedaan en waarde wordt toegevoegd in de keten.

De campagne zal goed gedocumenteerd worden om als benchmark te kunnen gebruiken voor volgende lobbycampagnes. Verder wordt het belang van het betrekken van boeren op lokaal niveau bij de campagne opgenomen in de lobbyplannen. Ook voor het ophalen voor goede bestedingsdoelen van het fonds, is dit cruciaal. PAKISAMA wil na de gesprekken met Agriterra en NAJK meer de link leggen tussen de economische vooruitgang van haar leden en het voeren van campagne. Ook zullen ze meer de nadruk leggen op het feit dat een heel netwerk aan belanghebbenden aan deze campagne meewerkt, waardoor de impact veel groter is. Tot slot willen ze de campagne gebruiken om potentiële leden in kaart te brengen.

De gesprekken die deze week zijn gevoerd hebben de Filipijnse landbouworganisaties geïnspireerd en gemotiveerd om jonge boeren meer te betrekken in de belangenbehartiging. Daarnaast heeft het ons geleerd dat je een Nederlands model niet precies kan en moet kopiëren. Maar dat je wel enorm veel lessen en historische fouten kan delen, waardoor zij snellere stappen in hun ontwikkeling kunnen zetten. De complexiteit en historie van landen is altijd anders, waardoor maatwerk op het gebied van belangenbehartiging en advies altijd nodig is.

Annet van den Akker en Luc Groot

Een beeld van de Filipijnse boer…

Annet van den Akker (bestuurslid NAJK) en Luc Groot (adviseur Agriterra) zijn op missie in de Filipijnen. Hier bezoeken zij de Filipijnse boerenorganisatie PAKISAMA en AFA, de Aziatische koepelorganisatie voor landbouworganisaties. In de Filipijnen zijn jonge boeren niet georganiseerd. De ambitie om een netwerk van deze beroepsgroep te vormen, bestaat er echter wel. Daarnaast hebben de Filipijnse boeren een actie op touw gezet om een heffing over hun kokosproductie terug te eisen van de overheid. Van den Akker en Groot gaan tijdens hun missie handvatten geven om dit netwerk en de lobby voor het terugeisen van de heffing op de kokosproductie vorm te geven.

Voor jonge boeren in de Filipijnen is het net als in Nederland moeilijk om het bedrijf over te nemen. In de praktijk vindt bedrijfsovername in de Filipijnen pas plaats zodra het bedrijfshoofd sterft. Hierbij wordt het land verdeeld over alle kinderen van het gezin, waardoor een steeds kleinere hoeveelheid land beschikbaar is voor de opvolger. De gemiddelde bedrijfsgrootte is hierdoor dalende en telt momenteel slechts 1,5 hectare. De ouders betrekken hun kinderen niet bij de bedrijfsvoering, waardoor de zonen of dochters geen mogelijkheid krijgen om hun eventuele toekomstideeën op het bedrijf in te voeren. Het inkomen van een gemiddelde boer is erg laag vergeleken met het inkomen van een gemiddelde stedeling. Door deze realiteit is het voor jongeren onaantrekkelijk om het boerenbedrijf over te nemen en vertrekken ze naar de stad om daar hun geluk te zoeken. In tegenstelling tot Europa stimuleert de Filipijnse overheid op geen enkele wijze de positie van jonge boeren. Er zijn weinig cijfers en feiten bekend over de agrarische sector in de Filipijnen. Dit maakt het moeilijk om het probleem te beargumenteren en aan het voetlicht te brengen.

De Filipijnen is een land dat 7.100 eilanden telt in Zuid-Azië. Qua landbouw zijn ze grotendeels afhankelijk van hun kokosnotenproductie. Zo’n 80% van de kokos wordt geëxporteerd. De 3,5 miljoen kokosnootboeren worden gezien als de armsten onder de 12 miljoen Filipijnse boeren. Dit wordt met name veroorzaakt door huurdersconstructies met grote landeigenaren die sinds de jaren 80 langzaam worden omgezet in nieuwe eigendomsvormen. Boeren werden vroeger verplicht door de landeigenaren om kokosnoten te verbouwen en kregen slechts eenderde van de opbrengsten van de kokos. Daarbovenop moesten ze een deel van de door de overheid ingestelde heffing op elke kilo kokos betalen dat ten goede zou komen aan de boer. In de praktijk werd dit geld geïnvesteerd in een bierbrouwer, San Miquel. Nu heeft de rechter in 2012 bepaald dat een deel van het vermogen van deze bierbrouwer, ongeveer 1,2 miljard euro, alsnog vrijgemaakt moet worden voor de boeren. Sindsdien probeert PAKISAMA, de Filipijnse Landbouworganisatie, in samenwerking met andere landbouworganisaties het geld ‘vrij te maken’, maar ze stuiten op onwelwillende industriëlen, ambtenaren en politici.

In Nederland hebben we geen kokosnoten en hebben jonge boeren een andere werkelijkheid. Toch zien we veel overeenkomsten als het aankomt op het belang van duidelijke wettelijke kaders voor boeren en de noodzaak voor stimuleringsmaatregelen voor specifieke groepen als jonge boeren. In de praktijk dit bewerkstelligen is lastig in een land als de Filipijnen vanwege de corruptie en minder aanwezige financiële middelen. Toch kan Agriterra en NAJK door heldere analyses en ervaringen te delen organisaties als PAKISAMA en AFA helpen. Daarover meer in de volgende column.

Annet van den Akker en Luc Groot

Blog adviesreis Peru – 2014

Namens NAJK zijn Pieter Korst en Wolter Neutel deze week voor Agriterra op missie in Peru. Agriterra heeft al lange tijd contact met Junta Nacional del Cafe (JNC), de koepelorganisatie van 56 lokale koffiecoöperaties in Peru. Het doel van deze trip is om de positie van jonge koffieboeren binnen de coöperaties te onderzoeken en waar mogelijk te versterken.

Allereerst iets over koffie en Peru: in Peru wordt op ruim 400.000 hectare koffie geteeld. Zo’n 220.000 families zijn afhankelijk van de teelt van koffie. Zoals hieruit op te maken valt is de gemiddelde bedrijfsgrootte met zo’n 2 hectare erg klein. Vanwege deze kleinschaligheid spelen coöperaties en dus de JNC een belangrijke rol. In totaal zijn er ruim 100 coöperaties waarvan ruim de helft zich heeft aangesloten bij JNC. Daarmee vertegenwoordigt de JNC zo’n 60.000 koffieboeren in Peru.

De uitdaging voor JNC is om een volgende generatie te betrekken bij de koffieteelt. Terwijl de overheid insteekt op groei van de koffieproductie, het gaat namelijk om een belangrijk exportproduct, staat de volgende generatie niet echt te popelen om koffie te gaan produceren. De gemiddelde leeftijd van de koffieboeren is 57 jaar. Het is dus hoog tijd dat het imago van de sector en het boerenvak verbetert. Gemakkelijk is het ook niet want de koffieteelt staat de laatste jaren onder druk vanwege de gele roest-schimmel en lage koffieprijzen.

Verschillende coöperaties aangesloten bij JNC werken hard om het imago van de koffieboer te verbeteren en jongeren te betrekken bij de sector. Zo zijn er regionale jongerencomités opgericht en worden allerlei trainingen georganiseerd, bijv. op het gebied van ondernemerschap en teeltkennis. De jongeren kijken echter verder dan het boerenerf en willen zich ook richten op waardevermeerdering van het product, zoals de teelt van speciale koffie of het oprichten van koffiebars. Daarnaast wordt ook werkgelegenheid gecreëerd bij coöperaties zelf, bijvoorbeeld op het gebied van kwaliteitscontrole.

De ervaringen die NAJK heeft zijn gedeeld met jongerenvertegenwoordigers uit de koffiesector. Het enthousiasme tijdens de meetings was zonder meer voelbaar. Komende weken gaat het kersverse jongerencomité aan de slag met het maken van een actieplan voor de komende jaren. De uitdaging is nu om jongeren daadwerkelijk een stem te geven binnen coöperaties door bijvoorbeeld het opnemen van een jongerenvertegenwoordiger in het bestuur. De komende tijd zal leren hoe snel ze dit voor elkaar gaan krijgen. De wil hiervoor ontbreekt zeker niet, zowel bij jongeren als oudere boeren. En… onder het genot van een goede kop koffie moet dat zeker goed gaan komen.

Pieter Korst en Wolter Neutel