Ontwikkelingen in de akkerbouw

Arjan Ausma (Rabobank) vertelt over de kansen van de Nederlandse akkerbouwsector

Precisielandbouw nam het afgelopen decennium een enorme sprint. GPS vormt hierin de basis. In de toekomst zullen deze technieken worden doorontwikkeld, bijvoorbeeld door meetsensoren te gebruiken op akkers kan er steeds nauwkeuriger omgegaan worden met de inzet van meststoffen, gewasbeschermingsmiddelen en water. Een belangrijke ontwikkeling vindt Arjan Ausma, sectormanager akkerbouw bij de Rabobank Nederland, kijkend naar het jaar 2050 waarin 70% meer monden gevoed moeten worden.

Tekst: Ellen van den Manacker

Juiste plek en tijdstip

Er worden steeds meer metingen verricht in de akkerbouwsector: van plaatsbepaling, bodemstructuur tot gewasgroei. “Al deze metingen maken het mogelijk om op de juiste plek en het juiste tijdstip in te spelen op het gewas. Voornamelijk bemesting en gewasbescherming spelen hierin een grote rol”, vertelt Ausma. “Het middelengebruik wordt hiermee teruggebracht.” Een positieve ontwikkeling voor de sector. Niet alleen vanuit besparend oogpunt, ook voor het aanzien: “De betrokkenheid van de maatschappij bij de productie van voedsel wordt steeds groter. Akkerbouwers moeten blijven uitleggen waarom ze met bepaalde machines het land opgaan, maar ook dat zij als ondernemers het middelengebruik willen reduceren”, legt Ausma uit.

Groeiende wereldbevolking

Naast dat de consumenten steeds hogere eisen aan hun voeding stellen, komen er ook meer consumenten bij. Volgens de cijfers zal de wereld in 2050 gevuld zijn met 9 miljard inwoners, wat betekent dat er 70% meer monden te voeden zijn. “De akkerbouwsector speelt een belangrijke rol in het vervullen van dit voedselvraagstuk. Het duurzaam benutten van de beschikbare landbouwgrond, het kweken van betere rassen en het verbeteren van teelttechnieken gaan een steeds belangrijkere rol spelen in de akkerbouw.”

Meer meetgegevens

“Eigenlijk weten wij heel weinig. Er is veel data, maar dat is nog niet altijd als informatie beschikbaar”, verklaart Ausma terugkijkend op het verleden waarin wij nooit durfden te dromen over precisielandbouw. “De meeste boeren waren huiverig bij de introductie van GPS, nu zien we dat het gemeengoed is. De aankomende jaren zal dat doorontwikkeld worden.” Kansen ziet de sectormanager van Rabobank in het zogeheten ‘datamapping’: het combineren van meetgegevens van gewas en bodem. “Door verschillende meetkaarten over elkaar te leggen, kan een link gemaakt worden tussen bijvoorbeeld het bodemprofiel, teeltregistratie en de actuele stikstofmeting”, legt Ausma uit. “Een vervolgstap is dat die meetgegevens rechtstreeks doorgezonden worden naar de machine, die daar direct op reageert.” Belangrijk vindt Ausma dat deze vrijgekomen meetgegevens niet alleen benut worden voor eigen gebruik, maar gedeeld worden met de keten: “Alle metingen moeten volledig geïntegreerd worden in de keten. Door data inzichtelijk te maken kunnen onderzoek en advies optimaal ingezet worden.”

Voedselverspilling

Om steeds meer voedsel te waarborgen, wil Rabobank niet alleen inspelen op genetica en technieken, ook voedselverspilling vindt de bank een belangrijke factor om in de gaten te houden. “We zijn bezig met het ontwikkelen van een Food Waste app voor aardappelen. Van akkerbouwer tot detailhandel: we willen de hele aardappelketen in kaart brengen”, vertelt Ausma. “Door voedselverspilling te monitoren wil de Rabobank niet alleen vanuit de insteek van gewasoptimalisering inspelen op het voedselvraagstuk.”

Voorloper

Er liggen nog veel ontwikkelingen voor de akkerbouw in het verschiet, maar trots op ‘zijn’ sector is Ausma al. “We zijn ons er soms niet van bewust welke belangrijke rol de Nederlandse akkerbouw speelt. Onze sector is een voorloper. De hele wereld kijkt hoe wij het doen”, aldus Ausma.

FACT-training bij Agriterra

 Op 7 april zat ik samen met vijftien agrarische bestuurders en belangenbehartigers bij Agriterra in Arnhem voor een training in de FACT-methodiek. Bij aankomst kreeg iedereen een strak geplande dagindeling, want er moest geleerd, gewerkt en geoefend worden. Maar wat is FACT eigenlijk? FACT is de afkorting voor Farmers Advocacy Consultation Tool. De FACT-methodiek  bestaat uit vier onderdelen: raadpleging van de leden, onderzoek naar het lobby-onderwerp, het schrijven van SMART-geformuleerde voorstellen en het uitvoeren van de lobby. Tijdens de training kregen we eerst een theoretische introductie, waarna wij in kleine groepjes aan de slag zijn gegaan. Aan de hand van verschillende casussen en opdrachten hebben we de FACT-theorie toegepast en vervolgens kort gepresenteerd en besproken. Simpele basisonderdelen, zoals het beschrijven van de 5 W’s (wie, wat, waar, wanneer, waarom en hoe), werden concreet benoemd. Het benoemen van deze basisonderdelen is van groot belang omdat de boerenorganisaties in ontwikkelingslanden deze stappen nog moeten nemen om verder te groeien en ontwikkelen. Ik vond het een intensieve en interessante training, waarbij een goede basis is gelegd. Het is leuk om te zien hoe ‘theorie uit een boekje’ daadwerkelijk in de praktijk kan worden toegepast om boerenorganisaties in ontwikkelingslanden verder te helpen ontwikkelen. Dat geeft zoveel energie om ermee door te gaan en al helemaal als je de verhalen hoort van collegabestuurders en belangenbehartigers die al op missie zijn geweest.

Ilse Verhoijsen, dagelijks bestuurder LAJK en deelnemer FACT-training

De grasmeter

Melkveehouder Piet Jan Thibaudier ontwikkelde een maaimachine met opbrengstmeting en GPS

Met de hogere eisen in de melkveesector wordt de grond onder het bedrijf steeds belangrijker. Piet Jan Thibaudier, melkveehouder in het Friese Lemmer onderstreept dit belang. Hij ontwikkelde een maaimachine met opbrengstmeting en GPS. Goed voor een nauwkeurige meting van ruwvoer, maar ook om brandstof te besparen.

Tekst en beeld: Ellen van den Manacker

Grasland

Samen met zijn ouders runt Piet Jan een melkveebedrijf met 140 melkkoeien, 100 stuks jongvee en 80 hectare grasland. Afgelopen jaar besloot Piet Jan om meer aandacht te besteden aan het grasland: “Ik wil een hogere productie van het land halen. Door een hoge  graslandproductie hoeven we in de toekomst minder af te voeren en kunnen we de kringloop beter sluiten”, vertelt Piet Jan. “Maar, die hoge productie moet ik wel zwart op wit kunnen bewijzen.”

Voorraad ruwvoer

BLGG meet wat Thibaudier heeft liggen aan voorraad ruwvoer. “Daar sluipt nog wel eens een fout in”, aldus Piet Jan. “Met de technieken van tegenwoordig moet dat beter kunnen”, vond hij en startte daarmee een zoektocht naar een manier om tijdens het maaien de gewasopbrengst te berekenen.

Grasmeter uit Australië

Geen bedrijf in Nederland had staan waar Piet Jan naar op zoek was. Dus ging zijn zoektocht verder op internet. Hij kwam in Australië terecht. “Daar had iemand een grasmeter ontwikkeld, waarmee melkveehouders het ideale inschaarmoment kunnen bepalen”, vertelt Piet Jan. Via de mail legde hij contact met de Australische ontwerper en vroeg naar de mogelijkheden van een grasmeter op de maaier. “Hij had het nog nooit geprobeerd, maar zag wel mogelijkheden met hulp van zijn apparaat.”

Sonarstralen

In februari werd de grasmeter bezorgd in Lemmer. “Het is een apparaatje dat sonarstralen uitstraalt. De sonarstralen meten de graslengte. Met een bepaalde formule rekent hij de graslengte om naar kilo’s droge stof per hectare”, legt Piet Jan uit. De nodige uren sleutelen verdwenen in het apparaatje ter grootte van een schoenendoos: “Het kastje heb ik voor op de maaier bevestigd. Om de grashoogte te kunnen meten moet het kastje een bepaalde hoogte en hoek hebben”, aldus Piet Jan.

Formules

Piet Jan heeft de eerste snede met zijn grasmeter gemaaid en met succes: “De meter werkt goed.” Echter zijn de formules waarmee de machine uiteindelijk de kilo’s droge stof per hectare berekent, gebaseerd op Australische omstandigheden. In Nederland is de grasdichtheid bijvoorbeeld hoger dan in Australië. Daarom ontwikkelt Piet Jan nu, in samenwerking  met Arjan Hulsman en Wageningen Universiteit, nieuwe formules gebaseerd op zijn grasmat.

Software

Ook zijn Piet Jan en Arjan bezig met een geschikte software bij zijn grasmeter: “We hebben GPS op de trekker. In combinatie met de grashoogtemeter wil ik daar software voor ontwikkelen, waarmee ik op mijn computer kan zien hoe de opbrengst per perceel is”, legt Piet Jan uit.

Landjepik en voedselzekerheid

Doordat de mondiale vraag naar voedsel stijgt, klimaatverandering doorzet, water schaarser wordt en gewassen voor biobrandstoffen concurreren met de voedselproductie, wordt de race om vruchtbaar land heviger. Dit ten koste van boeren in ontwikkelingslanden, die zonder tegenprestatie van hun land en woonplek worden weggejaagd door grote investeerders. Een fenomeen dat wereldwijd beter bekend staat als ‘landjepik’ of ‘land grabbing’.

Tekst: Wolter Neutel
Illustratie: Henk van Ruitenbeek

Motieven van investeerders
Kort gezegd is landjepik het door buitenlandse investeerders of overheden opkopen of huren van grote hoeveelheden landbouwgrond in ontwikkelingslanden. Er zijn verschillende motieven om grond in een ander land te ‘kopen’. Landen met een groeiende bevolking en/of landen die voedsel importeren zeggen hun voedselvoorziening veilig te willen stellen. Andere partijen, vaak banken en investeerders, gaan naar landbouwgrond op zoek vanwege financiële redenen. Zij zien het investeren in grond als goede belegging. Wat het motief ook is, de geproduceerde producten blijven meestal niet in het betreffende land.

Risico’s voor de inwoners
De risico’s voor de landen waarvan de grond gebruikt gaat worden, zijn verschillend. De investeringen kunnen leiden tot economische groei en hogere overheidsinkomsten. Ook is het mogelijk dat de lokale bevolking bij de nieuwe eigenaar aan het werk kan, maar dat is vaak niet het geval. Gezien de voedsel niet in het betreffende land blijft, kan de voedselzekerheid van deze mensen ook in het gedrang komen. De inwoners van deze landjepiklanden verliezen naast hun grond dus ook hun bestaansrecht.
Drijfveren van lokale overheden

Voor overheden van de ontwikkelingslanden waar de grond door landjepik opgeslokt wordt, gelden andere drijfveren. Zij danken hun macht aan mensen in de stad en door de lage overheidsinkomsten zijn ze juist gebaat bij de lucratieve projecten van buitenlandse investeerders. Lage voedselprijzen zijn voor de bestuurders van belang en corruptie komt veel voor. In positieve gevallen worden afspraken gemaakt om een deel van de opbrengsten in het land af te zetten of om te investeren in ziekenhuizen en scholen.
Jouw veebedrijf en landjepik?

Sinds 2001 is 227 miljoen hectare landbouwgrond verkocht of verhuurd aan buitenlandse bedrijven en overheden. Ter vergelijking: het Nederlandse landbouwareaal is 1,9 miljoen hectare. De Europese veehouderij is voor een groot deel afhankelijk van de invoer van grondstoffen uit andere delen van de wereld, vaak via de haven van Rotterdam. Meer dan ⅓ deel van het Nederlandse landbouwareaal (700.000 hectare) wordt in het buitenland gebruikt voor de teelt van soja voor de Nederlandse veehouderij. Hierbij is rekening gehouden met het feit dat voor veevoer sojaschroot wordt gebruikt en niet de voor de humane consumptie bestemde sojaolie.