De grasmeter

Melkveehouder Piet Jan Thibaudier ontwikkelde een maaimachine met opbrengstmeting en GPS

Met de hogere eisen in de melkveesector wordt de grond onder het bedrijf steeds belangrijker. Piet Jan Thibaudier, melkveehouder in het Friese Lemmer onderstreept dit belang. Hij ontwikkelde een maaimachine met opbrengstmeting en GPS. Goed voor een nauwkeurige meting van ruwvoer, maar ook om brandstof te besparen.

Tekst en beeld: Ellen van den Manacker

Grasland

Samen met zijn ouders runt Piet Jan een melkveebedrijf met 140 melkkoeien, 100 stuks jongvee en 80 hectare grasland. Afgelopen jaar besloot Piet Jan om meer aandacht te besteden aan het grasland: “Ik wil een hogere productie van het land halen. Door een hoge  graslandproductie hoeven we in de toekomst minder af te voeren en kunnen we de kringloop beter sluiten”, vertelt Piet Jan. “Maar, die hoge productie moet ik wel zwart op wit kunnen bewijzen.”

Voorraad ruwvoer

BLGG meet wat Thibaudier heeft liggen aan voorraad ruwvoer. “Daar sluipt nog wel eens een fout in”, aldus Piet Jan. “Met de technieken van tegenwoordig moet dat beter kunnen”, vond hij en startte daarmee een zoektocht naar een manier om tijdens het maaien de gewasopbrengst te berekenen.

Grasmeter uit Australië

Geen bedrijf in Nederland had staan waar Piet Jan naar op zoek was. Dus ging zijn zoektocht verder op internet. Hij kwam in Australië terecht. “Daar had iemand een grasmeter ontwikkeld, waarmee melkveehouders het ideale inschaarmoment kunnen bepalen”, vertelt Piet Jan. Via de mail legde hij contact met de Australische ontwerper en vroeg naar de mogelijkheden van een grasmeter op de maaier. “Hij had het nog nooit geprobeerd, maar zag wel mogelijkheden met hulp van zijn apparaat.”

Sonarstralen

In februari werd de grasmeter bezorgd in Lemmer. “Het is een apparaatje dat sonarstralen uitstraalt. De sonarstralen meten de graslengte. Met een bepaalde formule rekent hij de graslengte om naar kilo’s droge stof per hectare”, legt Piet Jan uit. De nodige uren sleutelen verdwenen in het apparaatje ter grootte van een schoenendoos: “Het kastje heb ik voor op de maaier bevestigd. Om de grashoogte te kunnen meten moet het kastje een bepaalde hoogte en hoek hebben”, aldus Piet Jan.

Formules

Piet Jan heeft de eerste snede met zijn grasmeter gemaaid en met succes: “De meter werkt goed.” Echter zijn de formules waarmee de machine uiteindelijk de kilo’s droge stof per hectare berekent, gebaseerd op Australische omstandigheden. In Nederland is de grasdichtheid bijvoorbeeld hoger dan in Australië. Daarom ontwikkelt Piet Jan nu, in samenwerking  met Arjan Hulsman en Wageningen Universiteit, nieuwe formules gebaseerd op zijn grasmat.

Software

Ook zijn Piet Jan en Arjan bezig met een geschikte software bij zijn grasmeter: “We hebben GPS op de trekker. In combinatie met de grashoogtemeter wil ik daar software voor ontwikkelen, waarmee ik op mijn computer kan zien hoe de opbrengst per perceel is”, legt Piet Jan uit.

Landjepik en voedselzekerheid

Doordat de mondiale vraag naar voedsel stijgt, klimaatverandering doorzet, water schaarser wordt en gewassen voor biobrandstoffen concurreren met de voedselproductie, wordt de race om vruchtbaar land heviger. Dit ten koste van boeren in ontwikkelingslanden, die zonder tegenprestatie van hun land en woonplek worden weggejaagd door grote investeerders. Een fenomeen dat wereldwijd beter bekend staat als ‘landjepik’ of ‘land grabbing’.

Tekst: Wolter Neutel
Illustratie: Henk van Ruitenbeek

Motieven van investeerders
Kort gezegd is landjepik het door buitenlandse investeerders of overheden opkopen of huren van grote hoeveelheden landbouwgrond in ontwikkelingslanden. Er zijn verschillende motieven om grond in een ander land te ‘kopen’. Landen met een groeiende bevolking en/of landen die voedsel importeren zeggen hun voedselvoorziening veilig te willen stellen. Andere partijen, vaak banken en investeerders, gaan naar landbouwgrond op zoek vanwege financiële redenen. Zij zien het investeren in grond als goede belegging. Wat het motief ook is, de geproduceerde producten blijven meestal niet in het betreffende land.

Risico’s voor de inwoners
De risico’s voor de landen waarvan de grond gebruikt gaat worden, zijn verschillend. De investeringen kunnen leiden tot economische groei en hogere overheidsinkomsten. Ook is het mogelijk dat de lokale bevolking bij de nieuwe eigenaar aan het werk kan, maar dat is vaak niet het geval. Gezien de voedsel niet in het betreffende land blijft, kan de voedselzekerheid van deze mensen ook in het gedrang komen. De inwoners van deze landjepiklanden verliezen naast hun grond dus ook hun bestaansrecht.
Drijfveren van lokale overheden

Voor overheden van de ontwikkelingslanden waar de grond door landjepik opgeslokt wordt, gelden andere drijfveren. Zij danken hun macht aan mensen in de stad en door de lage overheidsinkomsten zijn ze juist gebaat bij de lucratieve projecten van buitenlandse investeerders. Lage voedselprijzen zijn voor de bestuurders van belang en corruptie komt veel voor. In positieve gevallen worden afspraken gemaakt om een deel van de opbrengsten in het land af te zetten of om te investeren in ziekenhuizen en scholen.
Jouw veebedrijf en landjepik?

Sinds 2001 is 227 miljoen hectare landbouwgrond verkocht of verhuurd aan buitenlandse bedrijven en overheden. Ter vergelijking: het Nederlandse landbouwareaal is 1,9 miljoen hectare. De Europese veehouderij is voor een groot deel afhankelijk van de invoer van grondstoffen uit andere delen van de wereld, vaak via de haven van Rotterdam. Meer dan ⅓ deel van het Nederlandse landbouwareaal (700.000 hectare) wordt in het buitenland gebruikt voor de teelt van soja voor de Nederlandse veehouderij. Hierbij is rekening gehouden met het feit dat voor veevoer sojaschroot wordt gebruikt en niet de voor de humane consumptie bestemde sojaolie.

Foutloos leren

Het gezinsbedrijf heeft voordelen. Dit jaar, door VN uitgeroepen tot ‘het jaar van..’, worden deze voordelen alom geprezen. Maar de bekende kanttekening, dat voordelen ook worden vergezeld van nadelen, is ook hier van toepassing denk ik. Het is goed om ook die onder ogen te willen zien. Niet om altijd de zwartkijker te willen zijn, maar veeleer om tot inzichten te komen, dit ondernemingsmodel beter te begrijpen. En daarmee het gezinsbedrijf ‘toekomstproof’ te maken.

In de land- en tuinbouw is de familiehistorie vaak verbonden met het gezinsbedrijf. Generatie op generatie worden bedrijven overgedragen. Die overdracht doen we veelal in een samenwerkingsperiode. Die tijd wordt benut voor vermogensvorming en een soort test en vorming van ondernemerskwaliteiten. Beide vormingsprocessen kunnen strubbeling veroorzaken.

Het bedrijf dat op deze manier is ontstaan, heeft door die historie vaak heel veel meerwaarde, waaronder ook veel emotionele waarde. Het verliezen van het bedrijf is dan ook niet enkel een financiële aderlating. Hier ligt een basis voor strubbelingen. Noem het rentmeesterschap versus ondernemerschap.
Jaren geleden, ik was enthousiast boerenjochie, en wilde gráág helpen op de boerderij. Het was voorjaar. Enkele droogstaande koeien wilde mijn vader naar buiten doen. Die koeien werden halters opgestoken. Opa stond buiten de stal om te helpen aandrijven. Pa kwam buiten met de eerste koe, die zich niet makkelijk gewonnen gaf. Een rondje over het erf tot gevolg. Vasthouden, vasthouden! Niet loslaten! schreeuwde opa. Vader sliste wat niet nader te benoemen verwensingen richting… de koe, zullen we zeggen. De volgende was een heel oude koe. Ik wilde die graag naar de wei leiden. Ik was echter zeven jaar, en vond toen dat ik heel mans was. Pa twijfelde echter. Toch kreeg ik een kans. Ik kreeg instructies. Kort bij de kop vasthouden, vóór de koe blijven. En als ze er vandoor gaat, gewoon loslaten hoor, zei pa. Daarnet had ik toch anders gehoord? Afijn, Alie kwam rustig met me mee richting de deuropening in de stal. Daar zag ze het licht, en zag ze haar kans schoon. Voor ik het doorhad lag ik op de grond en rende Alie over me heen.

Loslaten en vastgrijpen, een veelal moeizaam proces tussen overdrager en opvolger. Maar zó belangrijk om daarvan de essentie te willen begrijpen. Ik heb immers niet leren koeien geleiden van enkel te zien hoe dit moet. Ervaren, ondergaan voor de opvolger. Vertrouwen geven en kansen bieden door de overdrager. Gezinsbedrijven van de toekomst, bouwen aan hun continuïteit door ook opvolging goed te willen regelen. Dat mag met vallen en opstaan, zoals we allemaal ooit leerden lopen.

John Hilhorst
Voorzitter NAJK

Jonge agrariër met ambitie zoekt ruimte voor ontwikkeling

De intensieve veehouderij is een veelbesproken sector. Het is een sector die vaak onder vuur ligt, maar ook de sector die kansen heeft. Juist door die kansen te benutten, zal de sector het hoofd kunnen bieden aan alle kritiek van de afgelopen tijd. Wie gaan dat doen? Wie zullen de intensieve veehouderij van de toekomst moeten ontwikkelen? De jongere generatie! Het is dan ook van groot belang dat zij nu ook een kans krijgen om het bedrijf te ontwikkelen naar een toekomstbestendig bedrijf.

Een toekomstbestendig bedrijf is een bedrijf dat in elk geval brood op de plank brengt, zodat het kan overleven. De eisen die aan agrarische ondernemers worden gesteld, neergelegd in wet- en regelgeving, vragen om moderne ontwikkelingen, technische kennis en toepassingen. Dit vraagt bedrijfsaanpassingen en bedrijfsaanpassingen vragen investeringen. Nu hebben we meteen de kern van het probleem, want hoe komt dat voor een jonge boer uit? In de intensieve veehouderij zijn de opbrengsten bar laag en de kosten hoog. Kunnen jonge intensieve veehouders al deze financiële lasten wel aan? Is het dan nog wel aantrekkelijk om een bedrijf over te nemen? De financiële ruimte om te investeren is klein, maar de gevraagde investeringen zijn groot. Bedrijfsovername komt hierdoor in het geding. Met de wetenschap dat slechts 4% van de boeren in Nederland jonger is dan 35 jaar, is bedrijfsovername voor verjonging van de sector wel van zeer groot belang. Uit het pas gepubliceerde rapport van onderzoeksinstituut Alterra blijkt ook het belang van bedrijfsovername: de komende vijftien jaar zullen zo’n 20.000 boeren stoppen, met verpaupering en leegstand van het landelijk gebied tot gevolg.

En dus terwijl de Verenigde Naties 2014 uitroepen tot het internationale jaar van het gezinsbedrijf, zijn er hier overal in Nederland jonge boeren die zich afvragen of zij ooit nog een kans hebben om hun gezinsbedrijf over te nemen of voort te laten bestaan. De VN vieren dit jaar wat in de intensieve veehouderij met uitsterven wordt bedreigd.

Dat moet anders. Het verdienmodel, en daarmee het toekomstperspectief, moeten terug in de intensieve veehouderij. Keer op keer vertellen jonge boeren mij dat zij knel zitten: geen ruimte om te ontwikkelen en te investeren om daarmee de basis te leggen voor een bedrijf dat ook door volgende generaties gezinnen gerund kan worden. Maar, de jongeren die ik spreek zijn gelukkig ook ambitieus en daadkrachtig. Zij zijn innovatief, denken in oplossingen en buiten bestaande kaders.

Daarin ligt onze kans op een toekomst. Er zijn echter vele belemmeringen bij uitvoering van innovatieve bedrijfsplannen. Het past vaak niet binnen de vaste kaders van de wet- en regelgeving, vergunningen en financiering. Het belemmert innovaties, goede ideeën en oplossingen. Een gemiste kans. De overheden zouden hier flexibeler mee om moeten gaan, zodat deze goede initiatieven voet aan de grond krijgen. Het zijn diezelfde kaders die het gezinsbedrijf in de intensieve veehouderij zullen laten verdwijnen.

Annet van den Akker
Portefeuillehouder intensieve veehouderij