Young Professionalreis naar Indonesië

In september organiseert NAJK een Young Professionalreis naar Indonesië. Deze reis wordt anders dan je gewend bent. Bij deze reizen zet jij jouw kennis in voor een een melkcoöperatie in Indonesië, zo leg je samen met 5 anderen bedrijfsbezoeken af en gaat in gesprek met directbetrokkenen. Naar aanleiding van de bezoeken en gesprekken geeft de groep een advies en ontwikkelt een bijpassend stappenplan, waarmee de coöperatie aan de slag kan. Deze reis is zowel voor melkveehouders als voor jongeren uit andere sectoren. Klik hier voor meer informatie.

Toelichting Regeling fosfaatreductieplan 2017

Het ministerie van Economische Zaken heeft op 17 februari 2017 de Regeling fosfaatreductieplan 2017 bekend gemaakt. Deze ministeriële regeling is onderdeel van het maatregelenpakket fosfaatreductie 2017. Daartoe behoren ook de op 3 februari 2017 gepubliceerde Subsidieregeling bedrijfsbeëindiging melkveehouderij en het Voerspoor Melkveehouderij.

De drie maatregelen zijn er op gericht de fosfaatproductie door de melkveehouderij dit jaar substantieel te verminderen. Reductie van fosfaat is noodzakelijk om in 2017 onder het fosfaatproductieplafond te komen. Alleen in dat geval blijft de derogatie behouden en kunnen Nederlandse melkveebedrijven dit jaar gebruik blijven maken van de uitzonderingspositie die zij hebben van de Nitraatrichtlijn van de Europese Unie. Ook is er dan uitzicht op derogatie in de periode 2018-2021. De Europese Commissie heeft deze voorwaardelijke toezegging op 3 februari 2017 aan staatssecretaris Van Dam gedaan.

Aanleiding voor de ministeriële regeling

De nieuwe Regeling fosfaatreductieplan 2017 vervangt het Fosfaatreductieplan ZuivelNL dat de zuivelsector op 14 december 2016 presenteerde. Mede op verzoek van de Europese Commissie besloot de staatssecretaris het sectorplan te borgen via een ministeriële regeling. De gewijzigde juridische basis heeft het mogelijk gemaakt het oorspronkelijke plan -in het belang van een substantiële reductie van de fosfaatproductie- te verbreden en aan te passen. De wijzigingen maken het plan eenvoudiger, robuuster en daardoor ook effectiever.

Toepassing van de regeling

De nieuwe regeling is van toepassing op alle koemelk producerende bedrijven én op overige bedrijven met vrouwelijke runderen. Bij de overige bedrijven geldt een aantal uitzonderingen. Houders van vijf vrouwelijke runderen of minder, vleeskalverbedrijven en niet-melk producerende bedrijven die sinds 15 december 2016 maximaal 2 runderen hebben aangevoerd, vallen niet onder de regeling.

De ministeriële regeling gaat in per 1 maart 2017 en omvat vijf perioden van elk twee maanden.

Periode 1: 1 maart tot en met 30 april 2017

Periode 2: 1 mei tot en met 30 juni 2017

Periode 3: 1 juli tot en met 31 augustus 2017

Periode 4: 1 september tot en met 31 oktober 2017

Periode 5: 1 november tot en met 31 december 2017

Na 31 december 2017 zullen de fosfaatrechten voor melkvee de fosfaatproductie van de melkveehouderij begrenzen.

Werking van de regeling

De bedrijven die onder de regeling vallen krijgen een referentieaantal gebaseerd op een aantal grootvee-eenheden (GVE’s), zoals geregistreerd in het I&R-systeem.

Voor melkleverende bedrijven die niet grondgebonden zijn, is de referentie gelijk aan het aantal GVE’s dat op 2 juli 2015 geregistreerd stond min 4%.

Grondgebonden melkveebedrijven krijgen een referentieaantal gelijk aan alle op 2 juli 2015 geregistreerde GVE’s, zonder korting. De regeling verstaat onder een grondgebonden bedrijf een melkveebedrijf dat op basis van de Gecombineerde Opgave 2015 in dat kalenderjaar voldoende grond had om alle mest van melkvee (gerekend in kilogrammen fosfaat) te plaatsen.

Niet-melk leverende bedrijven krijgen een referentieaantal gelijk aan het aantal GVE’s dat op 15 december 2016 werd gehouden.

De referentieaantallen betreffen alleen vrouwelijke runderen en worden vastgesteld op basis van de volgende omrekeningsfactoren:

  • rund van 0 tot 1 jaar is 0,23 GVE;
  • rund van 1 jaar of ouder dat niet heeft gekalfd is 0,53 GVE;
  • rund dat ten minste eenmaal heeft gekalfd is 1,0 GVE.

Gefaseerde reductie

Melkleverende bedrijven krijgen ook een doelstellingsaantal. Dat is het aantal GVE’s dat op 1 oktober 2016 in het I&R-systeem geregistreerd stond, verminderd met een bepaald reductiepercentage.

In periode 1 (maart en april) is dat percentage 5%. Dat betekent dat melkveebedrijven met te veel GVE’s ten opzichte van het referentieaantal, dan het aantal GVE’s moet reduceren tot maximaal het aantal van 1 oktober 2016 minus 5%. Alle groei na 1 oktober 2016 moet dus in elk geval geheel worden gereduceerd.

In periode 2 (mei en juni) is het reductiepercentage 10%. Afhankelijk van het verloop van de totale nationale fosfaatreductie stelt de minister het percentage voor periode 3 (juli en augustus) vast op maximaal 20%. Voor de perioden 4 (september en oktober) en 5 (november en december) bedraagt het reductiepercentage maximaal 40%.

Een reductie telt pas als deze is verwerkt in het I&R-systeem. Daarom wordt aangeraden afgevoerde runderen direct af te melden. Anders bestaat de kans dat reeds afgevoerde runderen toch nog als boventallige GVE’s worden meegeteld. Ook is het van belang slachtdieren tijdig aan te bieden, omdat de slachtcapaciteit beperkend kan zijn.

Niet-melkleverende bedrijven moeten direct GVE’s reduceren tot hun referentie.

Heffing

Bedrijven die het doelstellingsaantal niet halen, en dus niet voldoen aan de voorgeschreven gefaseerde reductie krijgen een heffing opgelegd. Die bedraagt 240 euro per GVE per maand over alle GVE’s boven de referentie.

In periode 1 wordt maart en april samen afgerekend, op basis van de stand in de maand april. De heffing per boventallige GVE bedraagt in april dus 480 euro. De heffing wordt berekend op basis van het gemiddeld aantal GVE’s per maand, afgerond tot twee decimalen achter de komma. Een bedrijf dat in de eerste maand van een periode een heffing krijgt opgelegd, maar in de tweede maand alsnog het doelstellingsaantal haalt, krijgt geld terug. De heffing over die eerste maand wordt dan kwijtgescholden.

Solidariteitsheffing

Melkleverende bedrijven die in een bepaalde periode wel het aantal vereiste GVE’s reduceren, maar desondanks het referentieaantal nog niet hebben bereikt, krijgen over alle nog te reduceren GVE’s een solidariteitsheffing opgelegd. In periode 1 bedraagt deze 112 euro voor elke in april resterende, boventallige, GVE. In de overige perioden is dat 56 euro per maand. De solidariteitsheffing geldt niet voor de niet-melk leverende bedrijven.

Bonus

Melkleverende bedrijven die in een maand minder GVE’s hebben dan het referentieaantal ontvangen een bonus. Die bonus bedraagt in de eerste periode 120 euro voor elke GVE onder de referentie op basis van het gemiddelde in april. In de perioden 2 en 3 is dat 60 euro per maand en in de perioden 4 en 5 bedraagt de bonus 150 euro per maand. Het aantal GVE’s waarvoor een bedrijf een bonus kan ontvangen, is beperkt tot 10% onder het referentieaantal. Net als bij de heffingen wordt ook de totale omvang van de bonus bepaald op basis van het gemiddeld aantal runderen per maand.

Verrekening

De bonussen worden betaald uit de opbrengsten van de heffingen. Als er minder opbrengsten zijn dan er aan bonussen uitgekeerd moet worden, gaat de bonus omlaag naar rato van het ontstane tekort. Een eventueel positief saldo na periode 5 zal het ministerie naar rato verdelen over alle melkleverende bedrijven die in december 2017 minder dieren houden dan op 1 oktober 2016.

Namens de minister zullen de zuivelondernemingen (voor zover aangesloten bij ZuivelNL) de heffingen en bonussen bij melkleverende bedrijven verrekenen met het melkgeld. Dat gebeurt na elke maand, alleen de eerste periode (maart-april) wordt in één keer verrekend. Op melkleverende bedrijven die leveren aan een zuivelonderneming die niet bij ZuivelNL is aangesloten en de niet-melk leverende bedrijven verzorgt RVO.nl de inning van de heffingen en de uitkering van de bonussen (voor zover van toepassing).

Bijzondere omstandigheden

Indien sprake was van buitengewone omstandigheden kan RVO.nl het referentieaantal op verzoek van de veehouder aanpassen. Daarvoor moet uiterlijk op 1 april 2017 een melding zijn ingediend bij RVO.nl, op een speciaal formulier dat zo spoedig mogelijk beschikbaar komt.

In- en uitscharing

Een veehouder die tussen 1 januari 2015 en 2 juli 2015 runderen had uitgeschaard die later dat jaar op het bedrijf terugkeerden, kan het referentieaantal door RVO.nl laten verhogen. De inschaarder moet er wel mee instemmen dat zijn referentieaantal overeenkomstig omlaag gaat.

Als een veehouder (niet in 2015 maar) (ook) in 2016 runderen had uitgeschaard kan RVO.nl het aantal te reduceren runderen desgevraagd ook aanpassen. In dat geval wijzigt ook het aantal te reduceren GVE’s bij de inschaarder. Ook hiervoor stelt RVO.nl een speciaal formulier ter beschikking.

Bedrijfsoverdracht

Veehouders die na 2 juli 2015 een beëindigd bedrijf geheel of gedeeltelijk hebben overgenomen kunnen RVO.nl verzoeken het referentieaantal (naar rato) te verhogen met het referentieaantal dat het overgenomen bedrijf zou hebben gehad.

Als de overname na 1 maart 2017 plaatsheeft, moet het verzoek uiterlijk één maand na de bedrijfsoverdracht zijn ingediend. Eerdere overdrachten moeten uiterlijk 1 april worden gemeld.

Knelgevallen

Veehouders die menen dat het referentieaantal niet representatief is voor de veebezetting op 2 juli 2015 (of 15 december 2016 in het geval van een niet-melk leverend bedrijf) kunnen RVO.nl om aanpassing vragen. Het ministerie stelt daarbij de voorwaarde dat het feitelijke aantal GVE’s minimaal 5% lager is als gevolg van: bouwwerkzaamheden, diergezondheidsproblemen, ziekte, ziekte of overlijden van een

persoon van het samenwerkingsverband van de veehouder of een bloed- of aanverwant in de eerste graad, of vernieling van melkveestallen. De aanpassing bedraagt nooit meer dan overeenkomt met de geregistreerde GVE’s voor de buitengewone omstandigheid intrad. De melding voor aanpassing dient op een daarvoor door RVO.nl beschikbaar gesteld formulier te gebeuren en uiterlijk 1 april 2017 bij RVO.nl te zijn ingediend.

 

Bron: ZuivelNL

BLOG – Maxima bedankt!

Vogelgriep en jouw AJK: wat te doen?

Op 9 november 2016 stelde staatssecretaris Van Dam van Economische Zaken een ophokplicht in. Aanleiding is de aangetroffen vogelgriep, type H5N8. NAJK raadt daarom AJK’s af om komende periode pluimvee gerelateerde bijeenkomsten te houden. Dit advies is naar aanleiding van de vogelgriep die ook in Nederland heerst.

Toen wilde dode watervogels waren gevonden met de hoog pathogene vogelgriep, stelde Staatssecretaris Van Dam van Economische Zaken een ophokplicht in. Deze week kwamen daar nog de eisen omtrent de bezoekersregeling, kinderboerderijen en tentoonstellingen bij. Alleen mensen die komen voor diergezondheid, -welzijn en welzijn van mensen zijn toegelaten op het pluimveebedrijf en kinderboerderij. Het is nog onbekend hoelang deze maatregelen van kracht blijven. De maatregelen kunnen pas opgeheven worden als het risico op besmetting laag is.

Oproep

Hoewel er in Nederland geen commerciële bedrijven besmet zijn met de vogelgriep, roept NAJK haar AJK’s wel op om maatregelen te nemen om zo mogelijke besmetting te voorkomen. “Voorkomen is beter dan genezen”, aldus Edward Satkowski, afgevaardigde pluimveehouderij bij NAJK. Naast dat NAJK haar AJK’s oproept maatregelen te nemen, roept NAJK ook haar pluimveeleden op verantwoordelijkheid te nemen in deze situatie en zich te houden aan de gestelde maatregelen.

Gevolgen voor de sector

Wanneer de ziekte overslaat naar de commerciële pluimveehouderij worden de regels nog verder aangescherpt. Dan kan tijdelijk het pluimveetransport in Nederland stil gelegd worden. Gebieden met extra beperkingen kunnen worden ingesteld. Satkowski: “Het is goed dat de staatssecretaris deze voorzorgsmaatregelen heeft getroffen. Als de vogelgriep op onze bedrijven wordt geconstateerd, heeft dit grote gevolgen voor onze sector. Met name op het gebied van diergezondheid, hygiëne, de positie in de markt en internationaal. Maar het treft dan ook de volksgezondheid en heeft invloed op het maatschappelijk draagvlak. Wees dus zeer alert op het risico die er dreigt. Houd je aan de ophokplicht, strengere bezoekersregeling, aangescherpte hygiëne en vermijd bijeenkomsten met andere pluimveehouders.” De strengere hygiëneregels zijn extra belangrijk voor leghenhouder. Door de eierwagens wordt de kans op insleep van besmetting vergroot. Ontsmetting van pomp- en vrachtwagen bij het in- en uitrijden is daarom van groot belang.

Verdere details over de maatregelen zijn te vinden op de website van Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO).

Het menu van de toekomst

Duurzaam, meer plantaardig, gezond en lekker eten van de boer ‘om de hoek’ staat steeds vaker op het menu van de Nederlandse consument. Maar wat eten we in 2025 en wat betekent dit voor de Nederlandse akkerbouw? Deze vraag stond centraal tijdens het seminar ‘Het menu van de toekomst’ op donderdag 23 juni, op akkerbouwbedrijf Blitterswijk in Biddinghuizen.

Brancheorganisatie Akkerbouw (BO Akkerbouw) organiseert in samenwerking met Agrifirm Plant, Cosum, CZAV, Interpolis, LTO Nederland, NAV, Nederlandse aardappel organisatie, VAVI en NAJK de Week van de Akkerbouw. Tijdens de Week van de Akkerbouw die loopt van 21 t/m 25 juni worden consumenten uitgenodigd het verhaal achter hun voedsel te ontdekken. Het seminar ‘Het menu van de toekomst’ dat op donderdag 23 juni werd gehouden, is onderdeel van de Week van de Akkerbouw.

Dirk de Lugt, voorzitter van de BO Akkerbouw opende het seminar. Na het welkom brachten Wilco Jansen van de Sligro Food Group en Joke van Buuren van Sodexo voedingstrends in beeld. ‘Er zijn heel veel verschillende visies op de toekomst van ons voedsel. De meeste zijn gebaseerd op functionaliteit, beschikbaarheid, foodmiles en gezondheid.’

In drie rondes reageerde jonge akkerbouwers en experts op specifieke voeding trends. In de eerste ronde werd ingegaan op duurzaam telen: moet en kan het steeds beter? ‘Ja’, was het eenduidige antwoord. Slim gebruik van data- en kennisuitwisseling kan daaraan bijdragen. “Er moet met elkaar gepraat worden, niet over elkaar”, aldus een van de deelnemers. De tweede ronde ging in op eiwittransitie: van minder vlees naar meer plantaardig. Om eiwitrijke gewassen succesvol te maken moet het telen rendabel worden voor de akkerbouwer. Ook de veehouder, die het afneemt voor zijn voer, struikelt over de prijs. Jolijn Zwart – van Kessel: “daarnaast ontbreekt ook de ervaring over de teelt en staat de rassenveredeling al jaren stil.” Als laatste werd ingegaan op nieuwe verbindingen tussen boer en burger: onze agroketens kunnen veel korter! NAJK-lid en HAJK-bestuurder Arnout den Ouden gaf zijn visie op hoe je de verbinding tussen boer en burger kunt leggen. Na de pauze werd er gediscussieerd over stellingen die de jonge akkerbouwers en experts aan de hand van voorgaande presentatie hadden opgesteld.

Onderdeel van het seminar was de uitreiking van de prijzen van het Innovatiefonds voor Telers door NAJK. Doeko van ’t Westeinde overhandigde de cheques aan de bedenkers van de winnende innovaties. De dag werd afgesloten de voorzitter van LTO akkerbouw en een bestuurslid van NAV, zij blikte vooruit naar 2025.
Op zaterdag 25 juni stellen 100 bedrijven verdeeld over heel Nederland in 14 akkerspots hun deuren open om burgers het verhaal achter ons eten te laten ontdekken. Kijk voor de deelnemende bedrijven bij jou in de buurt opwww.weekvandeakkerbouw.nl.

Het bestuur van… Tuinbouw Jongeren Westland

Tuinbouw Jongeren Westland (TJ Westland) heeft niet lang geleden afscheid genomen van vier bestuursleden.  Met twee nieuwelingen weten ze weer een sterk bestuur neer te zetten. De vereniging heeft ruim 300 leden en een hoge opkomst bij activiteiten. Hoe doen ze dat toch? Voorzitter Lambert Zwinkels (25) vertelt over zijn motivatie en ervaringen.

Hoe ben je in het bestuur van TJ Westland terechtgekomen?

“Voordat ik voorzitter werd van TJ Westland, was ik algemeen bestuurder. Vanuit deze functie ben ik doorgegroeid naar voorzitter.”

Waarom zit je in het bestuur van TJ Westland?

“Een functie binnen een bestuur is altijd goed voor mijn persoonlijke ontwikkeling. De groep waarmee wij het bestuur draaien is gemotiveerd en gezellig. Ik wil door middel van het bestuur een bijdrage kunnen leveren aan de toekomst van de glastuinbouwsector. Met ons bestuur zijn we constant op zoek naar creatieve ingevingen. Om uiteindelijk vanuit deze creativiteit een geslaagde avond te organiseren, geeft mij energie.”

Wat doet TJ Westland voor haar leden?

“Wij organiseren activiteiten in en rondom de tuinbouw. We vragen niet alleen een voor de hand liggende spreker, maar ook eens een keer eens spreker die buiten onze branche staat. We willen inspirerende en innovatieve avonden organiseren, die aanzetten tot beter ondernemerschap. Sinds een paar jaar zijn we actief op diverse social media, maar uiteindelijk moeten wij het vooral hebben van positieve mond-tot-mondreclame. Niet-leden moeten van leden horen welke meerwaarde TJ Westland te bieden heeft. Betere reclame kun je niet krijgen.”

Wat staat er binnenkort op het programma?

“Vorig jaar was het een groot succes, dus ook dit jaar organiseren we weer een avond met topsprekers. Ook staat er een rondleiding bij bierbrouwerij Gulpener op het programma. We willen innovatief blijven, stappen blijven maken en altijd een stapje voorlopen op de rest. Met deze houding blijft iedereen actief en roest je niet vast in gewoontes.“

Welk hoogtepunt hebben jullie bereikt binnen het bestuur?

“Wat ik vooral leuk vind, is dat we voor het eerst een vrouwelijke bestuurder hebben. En ik moet zeggen, het maakt ons bestuur op een positieve manier anders. Een vrouw in het bestuur zorgt voor meer creativiteit en er wordt gelet op details. In de tuinbouwsector zijn nou eenmaal niet zoveel vrouwen te vinden, dus dit is voor het bestuur een hoogtepunt te noemen.”

Rumoer in de handelsketen

De primaire sector zoals melkveehouders, varkenshouders en tuinders is van oudsher gewend om van bovenaf naar de handelsketen te kijken. De boer produceert voedsel dat uiteindelijk via verschillende schakels bij de consument terechtkomt. Maar hoe weet jij als producent wat er bij de consument speelt? Wie heeft de macht in de keten? Hans van Haaren, sectormanager Food bij de Rabobank, legt uit waarom het als producent belangrijk is om vanuit de consument te kijken naar de keten en jouw business.

Tekst en beeld: Colinda van Ekris

Met een focus op de Nederlandse voedselmarkt richt Hans van Haren zich op partijen in de schakel na de primaire productie: levensmiddelenfabrikanten, handelsbedrijven, de foodretail en -service. Volgens Hans wordt er in de keten onvoldoende met elkaar gesproken. “Er zijn veel schakels in de keten die elkaar niet begrijpen.”

Wie koopt jouw product?

“Agrarisch ondernemers weten alles van fosfaat, trekkers, luchtwassers en diervoeding, maar als je vraagt ‘Wie eet jouw varkensfilet?’ of ‘Wie koopt jouw eieren?’, dan kunnen ze daar vaak geen helder antwoord op geven”, vertelt Hans. Hij vindt het een must dat agrarisch ondernemers vanuit de consument naar hun eigen business kijken. ‘Waarom?’, zullen veel producenten denken. Hans: “Ook al kun je geen invloed uitoefenen op het consumentengedrag, je moet toch weten wat de consument beweegt. Waar deze consument zich ook in de wereld bevindt. Bij jou op de hoek, in Azië of misschien in Brazilië. Pas dan ben je gesprekspartner in de keten en kun je strategisch keuzes maken.”

Machtsverschuiving naar consument

Door overcapaciteit blijft er de komende vijf jaar een focus op prijs en druk op marge in alle schakels van de voedselketen. “Er is een tijd geweest dat partijen met activa de macht hadden in de keten. Nu is foodretail dominant met partijen als Aldi, Lidl, Jumbo, Superunie en Albert Heijn.” Rabobank ziet in Nederland een verschuiving richting de consument ontstaan. Partijen die de verbinding maken met de consument en een fijnmazige distributie hebben, krijgen meer invloed. Bijvoorbeeld Hello Fresh: “Met nieuwe technologie kunnen consument en producent rechtstreeks met elkaar communiceren. Wanneer ik tweet over de kwaliteit van de frambozen van Jumbo, heb ik binnen no-time reactie.” Ook de toenemende welvaart speelt een rol in deze verschuiving. “In opkomende landen waar de welvaart toeneemt, zie je bijvoorbeeld de behoefte aan vlees toenemen. Food is trendy geworden, het is lifestyle. We willen alles van ons voedsel weten, waardoor de keten steeds transparanter wordt. Daarnaast wordt gezond voedsel ook steeds belangrijker. In minder ontwikkelde landen is de volumecomponent dominant. Het doet er daar minder toe wat ze eten, als ze maar te eten hebben”, vertelt Hans.

Nederlands trots

De Nederlandse primaire sectoren hebben een gigantisch hoog kennisniveau en zijn zich zeer bewust van verduurzaming. Zeg maar wereldkampioen in efficiënt produceren van bijvoorbeeld tomaten en paprika’s. Een prachtig levensmiddelenpakket tegen een lage prijs. Maar waarom kunnen Chinezen zelf geen paprika’s produceren en importeren ze deze uit Nederland? We slepen veel met voedsel over de wereld. Misschien wel te veel: “Dit is een interessant vraagstuk voor alle schakels in de keten”, vertelt Hans. “Consumptie en productie komen dichter bij elkaar. Waarom zorgen wij, met onze kennis en kunde, er niet voor dat er dichter bij de eindgebruiker geproduceerd wordt?” vindt Hans.

Veranderen

Het is rumoerig in de voedselketen. De traditionele keten verandert in een razend tempo. De consument kan op allerlei manieren met diverse schakels in de keten communiceren. Middels integratie wordt de keten ook korter. Als je niets toevoegt heb je niets in de keten te zoeken. Friesland Campina legt zonder enige tussenkomst van bijvoorbeeld een handelaar, kaas onder het eigen label bij de supermarkt in het schap. “Een melkveebedrijf dat goed is in het produceren van melk voor een lage kostprijs blijft afhankelijk van de fabrikant. Wanneer de producent zelf zijn product vermarkt en daarmee voorwaarts integreert is hij minder afhankelijk van de keten”, legt Hans uit. Ook supermarkten zoeken de samenwerking op met andere partijen in de keten. Jumbo weet via La Place wat de consument buitenshuis lekker vindt. We eten immers op steeds meer momenten en vaker out of home. Op deze manier ontdekken ze de behoefte van de consument en gaan op zoek naar producten die meer toegevoegde waarde creëren en daardoor meer marge hebben. Bedrijven die zich toespitsen op één groep zijn veel afhankelijker van de markt. “In de huidige maatschappij moet je bedrijf flexibel zijn en mee kunnen bewegen met de grillen van de markt.”

Respect voor de producent

Nederlanders geven ongeveer 11% van hun inkomen uit aan voeding. Op wereldschaal geldt: hoe zuidelijker je gaat, hoe hoger het percentage is dat bewoners aan voedsel uitgeven. “De Nederlandse consument gedraagt zich beschamend. Wij kunnen jaarrond tegen scherpe prijzen en op loopafstand kwalitatief goede producten kopen. Daar mag toch wat tegenover staan? Consumenten mogen best meer respect tonen tegenover hun voedselproducenten, daarbij hoort een eerlijke prijs.”

Flexibel

Als ondernemer dien je elke vijf tot zeven jaar je strategie opnieuw tegen het licht te houden. Durf vanuit een ander perspectief naar je eigen bedrijf te kijken. Bijvoorbeeld de consument waar jouw product op het bord ligt, of een levensmiddelenfabrikant die jouw product verder tot waarde brengt. Blijf flexibel en maakt maximaal gebruik van technologie. Het verder verduurzamen is geen keuze maar een must. En als je een bepaalde activiteit minder goed kunt, zoek dan een solide samenwerkingspartner.

K.I. SAMEN trotse winnaar Jonge Boer Proof! 2015-2016

Tekst: Jolien Pastoors

Na een succesvol beursseizoen is K.I. SAMEN door de Jonge Boer Proof!-jury van NAJK verkozen tot overall winnaar. Tijdens de RMV Venray was K.I. SAMEN aanwezig met een opvallende stand. De koeien in de stand en het enthousiaste team trokken al snel de aandacht. “Jonge boeren zijn voor ons de toekomst”, aldus Kim Jaspers (26), foktechnisch adviseur bij K.I. SAMEN. Samen met algemeen directeur Gerbert Engelen (43) mocht zij de Jonge Boer Proof!-award in ontvangst nemen. Ze vertellen gepassioneerd over hun werk bij KI SAMEN.

Het ki-station, gehuisvest in Grashoek, is opgericht in 1982 vanuit onvrede over de op dat moment gangbare koe. “Mijn vader vond dat de koeien te weinig melk gaven en dat in Nederland niet het type stier aanwezig was om dit te verbeteren. Hij besloot als eerste om genetica uit Duitsland te halen”, vertelt Gerbert. Vanuit het melkveebedrijf richtten ze een particulier ki-station op. In de loop der jaren is K.I. SAMEN doorgegroeid tot een ki-station met 160 stieren en een melkveebedrijf waar ruim 400 koeien worden gemolken. Met ongeveer tachtig medewerkers die werkzaam zijn in binnen- en buitenland weet K.I. SAMEN zich goed op de kaart neer te zetten. En zoals het er nu uitziet, groeit K.I. SAMEN in de toekomst nog meer en meer.

Gedeelde interesse

De aanwezigheid op de RMV in Venray bood geïnteresseerden de kans kennis te maken met K.I. SAMEN. De beste manier om mensen te spreken die je normaal niet spreekt, is op de beurs. Het presenteren op de beurs kost K.I. SAMEN erg veel tijd, maar het trekt ook de aandacht. “Wij praten graag over onze koeien en stieren, maar de mensen die rondlopen op de beurs gelukkig ook. Met dit raakvlak gaan we met elkaar in gesprek”, aldus Gerbert. Juist de jonge boeren zijn meer dan welkom in de stand. “Ook wij denken aan de toekomst van agrarische bedrijven. Het is goed als de bedrijfsopvolger betrokken wordt bij de fokkerij van het vee”, vertelt Kim.

Insemineren, doe-het-zelf

K.I. SAMEN wil een compleet pakket aan service kunnen bieden aan haar klanten. “Naast de inseminatieservice heeft K.I. SAMEN een doe-het-zelf-service opgericht”, vertelt Gerbert. “Voorheen gebeurde insemineren altijd door een specialist, omdat deskundigheid een vereiste is bij inseminatie. K.I. SAMEN wist deze gewoonte te doorbreken door boeren te adviseren om een doe-het-zelf-cursus te volgen en vervolgens zelf te insemineren. Vroeger kon deze cursus gevolgd worden bij De Gezondheidsdienst voor Dieren. Sinds enige tijd bieden wij ook een doe-het-zelf-cursus aan. Boeren leren hierbij op professionele wijze zelf te insemineren.”

Kiezen op balans

Onderscheidend weet K.I. SAMEN te zijn in de beleidsvoering. In plaats van te kijken naar de scores van de koe, wordt er gekeken naar de balans van het dier. Minder sterke punten van een koe moeten gecompenseerd worden met sterke punten van een stier. “Elke boer wil een koe die oud wordt, weinig problemen heeft, elk jaar een mooi kalf krijgt en die makkelijk en veel melk produceert”, vertelt Kim. Om zo’n koe te fokken moet er balans zijn in de veestapel. “We laten de klant zien waarop onze keuze van een stier gebaseerd is. We kijken naar de koe en naar het milieu. Op basis daarvan kiezen we voor een bepaalde stier”, legt Kim uit. “Vertrouwen is de basis van onze verkoop. Het draait niet om veel verkopen, maar om deskundig advies.” Als een klant advies vraagt aan K.I. SAMEN voor de keuze van een stier, wordt niet direct de stier gekozen die op alle punten het beste scoort. Het kan zomaar een hele andere stier zijn dan die de boer in gedachten heeft. Maar zoals de slogan van K.I. SAMEN al zegt: ‘De praktijk bewijst ‘t!’.

DeLaval: marktsucces = voorzien in de behoefte van veehouders

Koecomfort verhogen met marktsucces: flexibele koeborstel en bodyconditiescore-camera

Tekst: Colinda van Ekris

Iedere veehouder wil succesvol zijn in het runnen van zijn bedrijf. Daarbij staan comfort en de gezondheid van zijn veestapel voorop. De producten en diensten van DeLaval helpen om dit succes te behalen. Zo is de flexibele koeborstel niet meer weg te denken uit de koeienstal, want goed gepoetst is beter gemolken! Met de bodyconditiescore-camera denkt DeLaval een volgend marktsucces te behalen. Niet alleen een marktsucces voor DeLaval, maar vooral een succes voor de veehouder en uiteraard de koeien zelf.

Een oer-Hollands product: de flexibele koeborstel van DeLaval. Geschikt om het welzijn en de gezondheid van koeien te bevorderen. Marco van Meerveld, salesmanager After Market bij DeLaval, durft dit gebruiksproduct wel een marktsucces te noemen: “Bij wel negentig procent van onze klanten hangt deze unieke borstel in de koeienstal.”

Plezier voor het dier

In samenwerking met een producent van horizontale borstels en Nederlandse veehouders ontwikkelde DeLaval begin 2002 de flexibele koeborstel. “Hiermee wilden we comfort in de stal brengen”, vertelt Marco. “De bestaande roterende horizontale borstels voldeden, naar ons idee, niet genoeg. Koeien moeten zelf kunnen kiezen waar zij zich laten borstelen. Daarnaast moet niet alleen de bovenkant, maar ook de zijkant van de dieren geborsteld kunnen worden.” Met twee draaimechanismen heeft de koeborstel het grootste comfortbereik. Onderzoeken hebben aangetoond dat het gebruik van een koeborstel een positief effect heeft op de gezondheid van de dieren. Marco: “Met het gebruik van de flexibele koeborstel is de noodzaak van het scheren van koeien minder geworden. De veestapel ziet er beter uit en de koeien hebben er plezier van.”

Blijven ontwikkelen

Een product van DeLaval wordt alleen succesvol als de veehouders en de koeien het waarderen. Marco: “Het succes van de flexibele koeborstel heeft ons gestimuleerd om meer vee een plezier te doen. Dit resulteerde in een verkleinde variant voor jongvee: de flexibele miniborstel MSB. Deze wordt ook wel bij geiten in de stal gehangen.” DeLaval is continu op zoek naar tools om haar klanten te ondersteunen. Anno 2016 is automatisering een belangrijk onderdeel. Sales Manager Capital Goods van DeLaval, Gijs Baas, vertelt over het nieuwste hulpmiddel om de conditie van de veestapel te meten: de bodyconditiescore-camera. “Om een goed resultaat te behalen is belangrijk dat iedere veehouder een gezonde en vitale veestapel heeft. Per lactatie verandert de conditie van een koe. Wanneer een koe kalft, kan de conditie van het dier achteruitgaan. De veehouder heeft als taak om de conditie te managen en te kijken of de koe zich weer herstelt.”

Bodyconditiescore automatiseren

De bodyconditiescore van de koeien bijhouden is voor veehouders tijdrovend en omslachtig. Om die reden wordt het door melkveehouders niet gebruikt en dat terwijl het de veestapel ten goede komt. “Onze nieuwe bodyconditiescore-camera neemt het werk van de veehouder over. Daarnaast werkt de camera nauwkeuriger dan wanneer je zelf een score bepaalt”, aldus Gijs. Hoe werkt het? De bodyconditiescore-camera maakt, iedere keer als de koe de melkstal verlaat, een 3D-beeld van de bovenkant van het kruis van de koe. De gegevens die hieruit gehaald worden, kunnen in een grafiek teruggelezen worden. Gijs: “Iedere koe krijgt een score tussen de één en vijf. In één overzicht krijg je duidelijk welke koeien afwijken van de ideale lijn. Deze komen op een attentielijst te staan en hebben extra aandacht nodig. Met het overzicht heeft de veehouder een goed beeld hoe zijn veestapel ervoor staat. “Alleen het analyseren van resultaten is niet voldoende. Naast het leveren van een product geven de Herd management specialisten van DeLaval concreet advies. Als de scores afwijken van de ideale lijn gaan we daarna kijken en zoeken een oplossing op bedrijfsniveau.”

Succesvol zijn ligt voor DeLaval niet alleen bij de organisatie zelf: “Een product is voor ons succesvol wanneer het voorziet in de behoefte van de veehouder”, vertelt Marco. “Wanneer wij met onze innovatie de behoefte invullen en hiermee bijdragen aan het bedrijfsresultaat van de veehouder, zijn wij dik tevreden.”