Slim en kostenbesparend bewaren

Praktijknetwerk over energiezuinige aardappelbewaring met behoud van kwaliteit.

In Nederland was tot voor kort geen vergelijkingsmateriaal op het gebied van bewaarprestaties. Een reden voor Jan Kamp, werkzaam bij PPO-agv, om in 2012 het praktijknetwerk ‘Slim en kostenbesparend bewaren’ te starten. 46 aardappeltelers namen deel aan het praktijknetwerk waarbij in twee bewaarseizoenen de focus werd gelegd op het energieverbruik, gewichtsverlies van het product en de kwaliteit bij aflevering. Leren van elkaar stond centraal tijdens het praktijknetwerk.

Tekst: Ellen van den Manacker

Uniek

“Het onderzoek naar de bewaring van aardappelen is uniek”, vertelt Jan Kamp, projectleider van het praktijknetwerk. “In de akkerbouwsector zijn nooit eerder zoveel gegevens over bewaring verzameld.” 46 telers van frites-, koelverse-, poot-, tafel- en zetmeelaardappelen uit heel Nederland hielden gegevens van hun bewaarplaats(en) bij om het energieverbruik, gewichtsverlies en kwaliteit van het product te monitoren.

Proeven

Het ras, de rooiomstandigheden, het aantal dagen tussen loofdoding en oogst, kiemremming, draaiuren van de bewaring en stroomverbruik: een greep uit de gegevens die genoteerd moesten worden gedurende twee bewaarseizoenen. Daarnaast werden er in 49 bewaarruimtes metingen verricht. “We plaatsten stroommeters in de koeling om de temperatuur en het energieverbruik in de gaten te houden”, vertelt Kamp. “Ook werden er zakken met aardappels op verschillende plekken in de bewaarruimte gelegd om het bewaarverlies vast te stellen.”

Sparren

Gedurende het praktijknetwerk werden er meerdere bijeenkomsten georganiseerd waar de telers onderling konden sparren over hun bewaring. “Iedere teler organiseert bewaring op zijn eigen manier. De keuzes die telers tijdens het bewaarproces maakten, lagen ver uit elkaar”, vertelt de projectleider. “Telers leerden veel van elkaar door te praten over hun keuzes in het bewaarproces.”

Verschil

De onderlinge verschillen in energieverbruik en bewaarverlies waren erg groot. “Daaruit is af te leiden dat er veel ruimte voor verbetering is”, concludeert Kamp. Het gewichtsverlies verschilde per regio, grondsoort (zand of klei) en de methode van bewaren (los of kisten). “Het gemiddelde bewaarverlies lag tussen de twee en vier procent, maar ook hogere bewaarverliezen kwamen regelmatig voor.”

Energieverbruik

Ook was er een enorm verschil in energieverbruik en stroomkosten. Het stroomverbruik heeft een behoorlijke invloed op de bewaarkosten. Uit cijfers blijkt dat aardappelopslag gemiddeld 1.300 kilowattuur stroom per hectare vraagt. “Door onderling informatie uit te wisselen over de stroomprijs, kwamen telers erachter dat daar flinke besparingen mogelijk zijn”, vertelt Kamp. Ook kan er veel geld bespaard worden met energiebesparende maatregelen in de bewaring: “Door het toerental van de ventilatoren terug te draaien, naar bijvoorbeeld 80% van de volle capaciteit, daalt het stroomverbruik enorm”, noemt Kamp als voorbeeld. “Voorwaarde is wel dat de ventilatieduur dan niet langer wordt, anders dreigt het gewichtsverlies toe te nemen.”

Tevreden

Kamp is tevreden met de resultaten uit het praktijknetwerk ‘Slim en kostenbesparend bewaren’. “We hebben een zeer interessante dataset gekregen. Het lastige is dat er grote verschillen zijn gemeten. Een richtlijn voor een optimale bewaring is moeilijk te geven. Er zijn meerdere strategieën die goed werken”, zegt Kamp. Het grote pluspunt van het initiatief vindt Kamp dat telers met elkaar in gesprek zijn gegaan over bewaring. “Het feit dat telers horen van anderen hoe het ook kan, zet ze aan het denken. Het onderlinge sparren was de grote winst van het project.” Deelnemende telers gaven aan dat ze door het praktijknetwerk kritischer naar hun bewaring zijn gaan kijken.

Vervolg

Kamp zou graag een vervolg zien op het praktijknetwerk. “Ik ben blij dat telers in gesprek zijn gekomen over hun bewaring. Maar harde conclusies hebben wij niet uit het praktijknetwerk kunnen trekken. Daarvoor zou een vervolgonderzoek moeten komen”, concludeert Kamp. Naar aanleiding van het praktijknetwerk hoopt Kamp dat er meer studieclubs over bewaring worden opgericht. “Telers hebben in toenemende mate behoefte aan cijfers over stroomverbruik en bewaarverliezen.” Op dit moment is Kamp bezig met onderzoek naar een optimale luchtverdeling bij kistenbewaring.

Nauwkeurig stikstofadvies

voor een duurzame landbouw

Direct in het veld de stikstofbehoefte van graan bepalen. De Yara N-Tester bewijst dat het kan. Dit mobiele meetinstrument helpt telers om de stikstofgift met precisie af te stemmen op de stikstofbehoefte van het gewas. Ton Hendrickx, specialist bemesting, is één van de CZAV-adviseurs die actief gebruikmaakt van de Yara N-Tester.
YARA_RGB_w_tagline[1]
Tekst: Ellen van den Manacker
Beeld: Yara

Duurzame teelt

Een duurzame teelt wordt steeds belangrijker. Dat beaamt CZAV door actief bij te dragen aan duurzaamheidsinitiatieven als Veldleeuwerik. “Onze adviseurs zijn getraind om telers advies te geven in duurzaam gebruik van mineralen en gewasbeschermingsmiddelen”, vertelt Hendrickx. Om een nauwkeurige stikstofgift toe te dienen in de tarwe werken een aantal adviseurs van CZAV met de Yara N-Tester, een handzaam apparaat dat op basis van bladgroen kan meten wat de stikstofbehoefte van het gewas is.

Betrouwbaar resultaat

“Wij adviseren drie stikstofgiften in een seizoen. In de eerste gift, rond februari, voeren we geen meting uit omdat het gewas zich eerst moet ontwikkelen. In de tweede en derde gift wel”, zegt Hendrickx. Om een betrouwbaar resultaat te krijgen meet de CZAV-specialist het bladgroen van dertig planten. “Daarvoor selecteer ik de planten die representatief zijn voor het hele gewas. Van elke plant schuif ik het jongste volgroeide blad tussen het meetinstrument. Met een druk op de knop berekent de Yara N-Tester op basis van het bladgroen de stikstofbehoefte van de plant”, legt Hendrickx uit. Uiteindelijk geeft de Yara N-Tester de gemiddelde stikstofbehoefte op basis van de dertig gemeten planten, het ras en het groeistadium.

Nauwkeurige meting

Het advies van de Yara N-Tester wijkt wel eens af van de stikstofbehoefte die Hendrickx in zijn gedachten heeft. “Soms kan ik met het blote oog niet zien dat het gewas een stikstofbehoefte heeft. Wat dat betreft is de Yara N-Tester heel nauwkeurig”, aldus Hendrickx. De N-tester kan niet zien hoeveel stikstof er in de bodem beschikbaar is. Dit is op te lossen door regelmatig te meten of via een N-min bepaling.

Voordelen Yara N-Tester

De Yara N-Tester helpt telers om de stikstofgift met een niet eerder bereikte precisie af te stemmen op de behoefte van het gewas. Deze precisie bespaart kosten, beperkt milieubelasting, verbetert de opbrengst en zorgt voor minder legering. “Als een gewas te veel stikstof krijgt gaat het plat liggen, ook wel legering genoemd”, legt de CZAV-adviseur uit. “Door de Yara N-Tester is er een kleinere kans op legering in het graangewas, wat uiteindelijk een positief effect kan hebben in de opbrengst.”

Uniek meetinstrument

CZAV heeft specifiek gekozen voor de Yara N-Tester. Hendrickx: “De Yara N-Tester geeft een advies in de stikstofbehoefte en de stikstofgift. Dat is uniek. Bij andere meetinstrumenten moet je zelf de stikstofgift berekenen.” Om de juiste adviezen te geven, besteedt Yara veel aandacht aan het up-to-date houden van de N-Tester. “Gegevens worden continu vernieuwd en er worden doorlopend proeven verricht met de tester. Het is een wetenschappelijk onderbouwd meetinstrument”, aldus een tevreden Hendrickx.

Bewust bezig met duurzaamheid

Hendrickx vindt de Yara N-Tester een meerwaarde in zijn functie als specialist bemesting. “Maar ik zou het ook positief vinden als telers zelf aan de slag gaan met dit meetinstrument”, vertelt Hendrickx. “Met de Yara N-Tester zijn telers nog bewuster bezig met de duurzame groei van hun gewas. Dat vind ik waardevol.”

Zeven vragen aan de nieuwe dagelijks bestuurder bij NAJK: Doeko van ‘t Westeinde

Na zijn studie Bedrijfs- en Consumentenwetenschappen in Wageningen ging Doeko van ’t Westeinde (31) aan de slag bij Landmark Projecten, een projectbureau gericht op groene energie. Toen in 2011 de vader van Doeko ziek werd, besloot hij terug te keren naar het ouderlijk akkerbouwbedrijf in het Groningse Nieuweschans. Daar teelt Van ’t Westeinde samen met zijn ouders graan, suikerbieten, koolzaad en luzerne, daarnaast doen ze aan agrarisch natuurbeheer.

Tekst en beeld: Ellen van den Manacker

Je bent eerder dan gepland op het ouderlijk bedrijf gekomen, hoe kijk je daarop terug?

“Ik heb veel geleerd in de twee jaar dat ik bij het projectbureau heb gewerkt: van samenwerken tot technische kennis. Ik ben onverwacht op het bedrijf van mijn ouders gekomen, maar dat is zeker geen afgedwongen keus. Mijn passie ligt bij het akkerbouwbedrijf, maar wel met nevenfuncties erbij. Ik wil breed georiënteerd blijven en niet alleen de gebaande paden van ons familiebedrijf bewandelen.”

Sinds december ben je dagelijks bestuurder bij NAJK, hoe ben je aan die functie gekomen?

“Ik ben tweeënhalfjaar actief geweest in het dagelijks bestuur van het Gronings Agrarisch Jongeren Kontakt (GrAJK). Daar was ik algemeen bestuurslid en afgevaardigde voor het NAJK-bestuur. Afgelopen najaar werd ik benaderd om het dagelijks bestuur van NAJK te versterken. In eerste instantie zou ik de nieuwe portefeuille klimaat & milieu op mij nemen, maar door een verschuiving in het bestuur kwam de portefeuille akkerbouw vrij. Gezamenlijk hebben we besloten dat ik deze portefeuille ga oppakken met elementen van klimaat & milieu erbij.”

Wat wil jij bereiken voor jonge akkerbouwers?

“De akkerbouwsector is een duurzame en innovatieve sector, die concurrerend is met het buitenland. Dat positieve beeld wil ik behouden door als portefeuillehouder bij te dragen aan beleid voor de akkerbouwsector. In de aankomende periode zal dat gaan over de invulling van de vergroening in het gemeenschappelijk landbouwbeleid en de discussie over de toelatingsnorm van gewasbeschermingsmiddelen.”

Hoe ga je dat aanpakken?

“Het is voor mij een uitdaging om de stem van jonge akkerbouwers te vertegenwoordigen. Om te weten wat er speelt bij jonge akkerbouwers ontwikkelt NAJK discussiestukken, zoals het aankomende discussiestuk ‘Gewasbescherming’, en is er een klankbordgroep Akkerbouw bestaande uit akkerbouwleden uit het hele land. De klankbordgroep is bedoeld om elkaar een kritische spiegel voor te houden: wat willen we bereiken en hoe gaan we dat aanpakken.”

Is de bestuursfunctie te combineren met het akkerbouwbedrijf?

“Op het akkerbouwbedrijf zijn een aantal pieken. Deze zijn tijdens de oogst en in het najaar. In die periodes moet ik de activiteiten voor NAJK goed plannen. Buiten de pieken, is het bedrijf goed te combineren met de bestuursfunctie.”

Kan je een bestuursfunctie aanraden aan jonge agrariërs?

“Ik raad een bestuursfunctie zeker aan. Doordat ik in contact kom met veel spelers uit de sector, verruim ik mijn blikveld. Ik zie hoe beleid tot stand komt en ik vind het interessant om te zien welke rol NAJK daarin kan spelen. Daarnaast vind ik het leuk om als bestuurder niet alleen aanwezig te zijn bij activiteiten, maar daar ook richting aan te geven.”

Hoe kunnen NAJK-leden contact met jou opnemen?

“Ik vind het belangrijk om ruggenspraak te houden met jonge akkerbouwers. Als leden iets vinden over de akkerbouwsector dat belangrijk is, dan kunnen ze dat bij mij aankaarten. Leden kunnen dat mailen naar mij via dvantwesteinde@najk.nl.”

DSC_0360

Lekker slapen dankzij een gezond bedrijf

Onlangs was ik bij een prachtig melkveebedrijf. De ondernemers hebben hun bedrijf prima op orde, met een nieuwe ruime stal die aan alle eisen voldoet. Eindelijk gaat het melkquotum eraf, zodat ze vrij mogen melken. Hun grootste zorg op dit moment is de melkprijs. Hoe moeten ze verder ontwikkelen in 2015 als de melkprijs rond of onder de 30 euro blijft? In zo’n situatie zijn enkele punten van belang. De resultaten van het bedrijf zijn de basis van alles. Een vergelijking met soortgelijke ondernemers die bij Flynth klant zijn, leerde snel dat het bedrijf bovengemiddeld draait. Daarnaast wilde ik een beeld van de (noodzakelijke) onttrekkingen. In feite is de vraag aan de ondernemers: Welk inkomen hebben jullie nodig? Dat konden ze niet zeggen uit het hoofd. Hun schatting was zo’n 2.500 euro per maand (30.000 euro per jaar) per gezin. Dat bleek met zo’n 45.000 euro aanzienlijk hoger. Als laatste wilde ik een beeld van de fluctuatie die kon optreden in de geldstromen, in feite de risico’s die het bedrijf loopt. De belangrijkste risico’s waren verzekerd, behalve arbeidsongeschiktheid. Met dat algemene beeld heb ik op een rijtje gezet hoe groot de schommeling in de geldstroom kan zijn, kortom hoe groot de risico’s zijn. Daarnaast hebben we gekeken op welke kosten ze (tijdelijk) kunnen bezuinigen en met welke posten zij kunnen schuiven. Het resultaat was uiteindelijk een geruststelling voor hen. De kritieke melkopbrengst ligt op 32 euro en is daarmee lager dan op een gemiddeld bedrijf. Met enkele kleine aanpassingen en wat uitstel van investeringen konden ze makkelijk een jaar verder met 30 euro per 100 kg melk. Als ze in overleg met de bank de aflossingen tijdelijk zouden verminderen dan zou één jaar 25 euro of drie jaar 28 euro ook niet tot problemen leiden. Natuurlijk teren ze dan in op hun vermogen, maar de continuïteit komt niet in het geding. Conclusie was voor hen om nog eens goed naar privé te kijken. Daarnaast gingen ze alle verzekeringen en premies nog eens langs. Het verder ontwikkelen van hun bedrijf kan ook bij een melkprijs van 30 euro per 100 kg gewoon doorgaan.

Flynth biedt ondernemers per kwartaal een overzicht van ontvangsten en uitgaven, waaraan heel eenvoudig een vooruitblik naar het komende jaar wordt toegevoegd. Een prima basis om tijdig met de bank in gesprek te gaan als het nodig is: dat geeft nachtrust! Ook interesse in een overzicht? Mail me dan!Flynth-partner

Jan Breembroek, directeur Flynth Agro advies<
jan.breembroek@flynth.nl

 

In het hooi met… Stichting Bollenboos

De toenemende lelieteelt in de gemeente Westerveld was een doorn in het oog van omwonenden. Naast wegen vol modder en kapotgereden percelen, reed de landbouwspuit vaker langs dan de bewoners van de Drentse gemeente lief was. De vraag over hun gezondheid in de buurt van gewasbeschermingsmiddelen rees. Stichting Bollenboos werd geboren, een stichting die grote vraagtekens zet bij de gezondheid van mensen in de buurt van lelieteelt. In het hooi met… Bram en Rodina van Stichting Bollenboos.

Tekst: Ellen van den Manacker
Beeld: Petra Kok

Wat willen jullie aan de kaak stellen?

“Wij willen duidelijkheid over het effect van gewasbeschermingsmiddelen op de gezondheid van mensen. Tot op heden is de toelatingsprocedure van gewasbescherming gericht op de gezondheid van planten, maar er wordt niet gekeken naar de gezondheid van mensen.”

Wat is het aandeel van de teler daarin?

“Het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen is vastgeroest in het bedrijfspatroon van telers. Telers stellen daar geen vragen over, ze doen het ‘gewoon’. Als zij in eerste instantie zichzelf niet goed beschermen tegen deze middelen, waarom zouden ze dan aan de omwonenden en voorbijgangers denken?”

Is dat niet geregeld in wet- en regelgeving?

“Nee, er zijn geen regels over gewasbescherming in combinatie met de gezondheid van omwonenden. De overheid wil zich daar gemakkelijk van afmaken. Zij zeggen tegen ons: regel het maar in het veld. Maar zo werkt het niet. Wij hebben de telers niets te bieden. De teler wil een goede omzet, wij willen onze gezondheid gewaarborgd. Daar moet de overheid voor zorgen.”

Is gebleken uit onderzoek dat gewasbeschermingsmiddelen schadelijk zijn voor de gezondheid?

“Twee jaar geleden heeft de overheid advies gevraagd aan de Gezondheidsraad over de mogelijke gezondheidsrisico’s voor omwonenden van landbouwpercelen door het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. Het advies van de Gezondheidsraad luidde dat er meer onderzoek naar moet worden gedaan. Daar is een consortium van wetenschappelijke instituten, gecoördineerd door het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM), nu mee bezig. Waarschijnlijk zijn we vele jaren verder voordat er meer duidelijkheid is. In die tussentijd moeten er maatregelen komen voor de gezondheid van omwonenden van landbouwpercelen.”

Aan wat voor maatregelen zitten jullie dan te denken?

“Er moet een gebiedsbeleid komen. Een beleid waarin zwart op wit staat dat telers geen lelies mogen telen op percelen rondom recreatie, scholen of natuurgebieden. Tot die tijd willen wij dat telers afspraken maken met omwonenden van hun percelen, bijvoorbeeld over spuitvrijezones en wanneer ze gaan spuiten, zodat omwoners daar rekening mee kunnen houden.”

Maar het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen is al enorm teruggeschroefd…

“Het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen is inderdaad gereduceerd met 85%. Onlangs heeft de sector ons beloofd om het middelengebruik nogmaals terug te brengen met vele procenten, waaronder 98% voor wat betreft oppervlaktewater. Met dat streven zijn wij heel blij. We zien ook dat telers daar steeds meer voor openstaan. Tien jaar geleden spraken gangbare telers niet over biologische middelen in hun bedrijfsvoering. Nu wel.”

Is er veel onwetendheid bij de burger?

“Als mensen ons bellen met vragen over gewasbeschermingsmiddelen, dan adviseren wij ze om met de teler te gaan praten. Dat is lastig. Communicatie die in het teken staat van wantrouwen is niet makkelijk. Daarnaast gaat het ons niet om de onwetendheid. Wij weten dat er middelen in de tank van onze buurman zitten, maar we weten niet wat het effect van die middelen op onze gezondheid is. Die informatie kan de boer ons ook niet geven.”

Jullie zijn in eerste instantie het gesprek met lelietelers uit jullie buurt wel aangegaan?

“Jazeker. Inmiddels is dat lastiger. Veel telers zijn boos op ons. We worden neergezet als een actiegroep die overal tegen is. Dat begrijpen we wel. Wij zien onszelf als kritische mensen die opkomen voor de gezondheid van burgers, maar net zo goed van boeren. Het is makkelijker om onze boodschap te brengen aan de politiek dan aan de telers.”

Jullie zijn ook oprichter van ‘Gifklikker.nl’, wat willen jullie daarmee bereiken?

“Met het platform ‘Gifklikker.nl’, een samenwerking met Partij voor de Dieren, bundelen we de gedachten van onze samenleving over gewasbeschermingsmiddelen. In één jaar hebben we 350 reacties gehad op ‘Gifklikker.nl’. Die reacties variëren van roundup in de stad tot gewasbeschermingsmiddelen in de landbouw. Deze reacties hebben wij aangeboden als zwartboek aan beleidsmakers. Zij moeten weten hoe dit onderwerp leeft in de maatschappij.”

Gewasbescherming: do or don’t?

Als teler wil je het gewas optimaal laten groeien: een hoge opbrengst met een goede kwaliteit. Ziekten, plagen en onkruiden kunnen het gewas bedreigen. Om die te bestrijden is chemische bescherming en bestrijding soms noodzakelijk. De maatschappij heeft daar echter een eigen mening over. Hebben ze een punt, of zijn we als sector gewoon goed bezig?

Tekst: Tom de Jong
Illustratie: Henk van Ruitenbeek

Nederlandse boeren en tuinders zijn voorlopers in de wereldwijde land- en tuinbouw. Zo is ons land ’s werelds grootste exporteur in de sierteelt en nummer twee in de export van agrarische producten. Daarmee levert de sector een essentiële bijdrage aan de Nederlandse economie. Om dit te bereiken moeten planten optimaal kunnen groeien. Hier is de natuur voor nodig. Maar in deze natuur hebben we ook bedreigingen als klimaatinvloeden, insecten, onkruiden, schimmels en slakken. Met een slimme rassenkeuze, bedrijfshygiëne, klimaatbeheersing in kassen, gebruik van biologische middelen of met mechanische bewerkingen kunnen deze bedreigingen worden afgewend. Helaas is dit niet altijd afdoende en moet er chemisch gecorrigeerd worden.

Voedselvoorziening

Een belangrijk deel van de gewassen wordt voor de voedselvoorziening geteeld. Dit wordt steeds belangrijker. Zo groeit de wereldbevolking de komende jaren fors terwijl het areaal landbouwgrond stabiliseert. Om alle monden in de wereld te kunnen voeden moet de productie per hectare omhoog. Volgens Arjan Ausma, sectormanager akkerbouw bij Rabobank Nederland, is ons land op dit vlak een voorloper van hoe het in de wereld zou moeten. “Op wereldschaal lijkt de productiestijging die nodig is niet te worden gehaald”, aldus Ausma. “Gewasbescherming is hierbij onmisbaar.”

Middelengebruik

Door politieke en maatschappelijke druk heeft de sector grote slagen gemaakt in het verminderen van het middelengebruik. Zo is de afzet van chemische middelen fors gedaald. Dit is met name te danken aan het verminderde gebruik van grondontsmettingsmiddelen. Begin februari verscheen in de media het bericht dat het chemische middelengebruik in Nederland tussen 2000 en 2012 licht is gestegen. Volgens Jo Ottenheim van Nefyto, de brancheorganisatie van middelenfabrikanten, worden hier appels met peren vergeleken. “Je kan niet simpelweg naar de hoeveelheid gebruikte gewasbeschermingsmiddelen kijken. We gebruiken nu heel andere middelen dan vijftien jaar geleden. De huidige gewasbeschermingsmiddelen zijn veiliger en de milieubelasting is sterk verlaagd. Ook zijn de hectareopbrengsten hoger”, aldus Ottenheim. Om een goede vergelijking te kunnen maken pleit Ottenheim ervoor om te kijken naar het middelengebruik per kilogram land- en tuinbouwproduct.
Milieubelasting
Naast de afhankelijkheid van middelen stond de sector ook voor de opdracht om de milieubelasting door gewasbeschermingsmiddelen fors terug te schroeven. Door de jaren heen is de belasting van oppervlaktewater afgenomen met 85 procent. Deze milieuwinst is onder andere gerealiseerd dankzij een minder milieubelastend middelenpakket, driftreductie en teeltvrije zones langs de slootkanten. In de glastuinbouw is druppelirrigatie geïntroduceerd. Een middel kan zo gericht worden toegepast. Verder kunnen plagen op planten worden gevolgd, het zogenaamde scouten.  Mocht het nodig zijn, dan kan de plaag op het juiste moment worden aangepakt.

Schoon water

De waterkwaliteit moet nog beter. Vanaf 2023 moet al het water aan de milieunormen voldoen en mogen er nagenoeg geen overschrijdingen van de normen meer plaatsvinden. Over drie jaar moet het aantal overschrijdingen al zijn gehalveerd ten opzichte van 2013. Om dit te bereiken hebben LTO Nederland, Unie van Waterschappen en Nefyto de ‘Toolbox emissiebeperking’ ontwikkeld. Deze Toolbox bestaat uit een set van zeventien informatiekaarten. Op deze kaarten staan praktische maatregelen voor telers om emissie van gewasbeschermingsmiddelen naar het oppervlaktewater te verminderen. Een voorbeeld is het bepalen van het ideale spuitmoment.

Toekomst gewasbescherming

Ondanks alle genomen maatregelen blijft gewasbescherming actueel in de politiek. Staatssecretaris Dijksma is verantwoordelijk voor het gewasbeschermingsbeleid in Nederland. In de Tweede Kamer heeft ze haar inzet duidelijk gemaakt: “Chemische gewasbescherming blijft nodig voor de voedselproductie. We moeten echter wel kijken of we problemen met de teelt anders kunnen oplossen.” Dit kan door gebruik van resistente rassen, biologische bestrijding, vruchtwisseling of betere spuitdoppen. “Als het niet anders kan, dan komen chemische middelen in beeld”, aldus Dijksma. Geïntegreerde gewasbescherming wordt verplicht. Hierbij worden biologische, mechanische en chemische maatregelen gecombineerd.

Groene middelen

Een actuele ontwikkeling in de gewasbescherming zijn de groene (biologische) middelen. Dit zijn onder meer preparaten met bacteriën of virussen, feromonen (lokstoffen), plantenextracten, maar ook natuurlijk zout als natriumbicarbonaat, dat wordt gebruikt tegen schimmelziekten. Middelenfabrikanten richten zich steeds meer op biologische middelen omdat het een goede aanvulling kan zijn op de chemische middelen. Vanwege mogelijke risico’s voor mens en milieu moeten biologische middelen dezelfde toelatingsprocedure doorlopen als chemische middelen. Dijksma wil toewerken naar een vergroening van het middelenpakket. Daarom wil ze inzetten op een eenvoudiger of snellere toelatingsprocedure voor deze middelen.

Verwachtingen consument

De consument stelt hoge eisen aan het product dat ze kopen. Dat begint met het uiterlijk van het product. Zo mogen bloemen geen vlekjes hebben en moeten tomaten, paprika’s en komkommers hun karakteristieke vorm tonen. Dit koopgedrag van consumenten kan veel invloed hebben op het gebruik van middelen en de milieubelasting. De maatschappij is kritisch naar de teler, maar eenmaal in de supermarkt denken ze als consument vaak in euro’s.

Residuen

Met het oog op gezondheidsrisico’s zijn residuen van gewasbeschermingsmiddelen ook een belangrijk consumentenitem. Europa stelt hoge eisen aan de maximale hoeveelheid residu in een product. Sommige retailers gaan nog verder. Dit kan ertoe leiden dat telers zich focussen op residuverlaging en minder op mogelijke milieurisico’s.