Lekker slapen dankzij een gezond bedrijf

Onlangs was ik bij een prachtig melkveebedrijf. De ondernemers hebben hun bedrijf prima op orde, met een nieuwe ruime stal die aan alle eisen voldoet. Eindelijk gaat het melkquotum eraf, zodat ze vrij mogen melken. Hun grootste zorg op dit moment is de melkprijs. Hoe moeten ze verder ontwikkelen in 2015 als de melkprijs rond of onder de 30 euro blijft? In zo’n situatie zijn enkele punten van belang. De resultaten van het bedrijf zijn de basis van alles. Een vergelijking met soortgelijke ondernemers die bij Flynth klant zijn, leerde snel dat het bedrijf bovengemiddeld draait. Daarnaast wilde ik een beeld van de (noodzakelijke) onttrekkingen. In feite is de vraag aan de ondernemers: Welk inkomen hebben jullie nodig? Dat konden ze niet zeggen uit het hoofd. Hun schatting was zo’n 2.500 euro per maand (30.000 euro per jaar) per gezin. Dat bleek met zo’n 45.000 euro aanzienlijk hoger. Als laatste wilde ik een beeld van de fluctuatie die kon optreden in de geldstromen, in feite de risico’s die het bedrijf loopt. De belangrijkste risico’s waren verzekerd, behalve arbeidsongeschiktheid. Met dat algemene beeld heb ik op een rijtje gezet hoe groot de schommeling in de geldstroom kan zijn, kortom hoe groot de risico’s zijn. Daarnaast hebben we gekeken op welke kosten ze (tijdelijk) kunnen bezuinigen en met welke posten zij kunnen schuiven. Het resultaat was uiteindelijk een geruststelling voor hen. De kritieke melkopbrengst ligt op 32 euro en is daarmee lager dan op een gemiddeld bedrijf. Met enkele kleine aanpassingen en wat uitstel van investeringen konden ze makkelijk een jaar verder met 30 euro per 100 kg melk. Als ze in overleg met de bank de aflossingen tijdelijk zouden verminderen dan zou één jaar 25 euro of drie jaar 28 euro ook niet tot problemen leiden. Natuurlijk teren ze dan in op hun vermogen, maar de continuïteit komt niet in het geding. Conclusie was voor hen om nog eens goed naar privé te kijken. Daarnaast gingen ze alle verzekeringen en premies nog eens langs. Het verder ontwikkelen van hun bedrijf kan ook bij een melkprijs van 30 euro per 100 kg gewoon doorgaan.

Flynth biedt ondernemers per kwartaal een overzicht van ontvangsten en uitgaven, waaraan heel eenvoudig een vooruitblik naar het komende jaar wordt toegevoegd. Een prima basis om tijdig met de bank in gesprek te gaan als het nodig is: dat geeft nachtrust! Ook interesse in een overzicht? Mail me dan!Flynth-partner

Jan Breembroek, directeur Flynth Agro advies<
jan.breembroek@flynth.nl

 

In het hooi met… Stichting Bollenboos

De toenemende lelieteelt in de gemeente Westerveld was een doorn in het oog van omwonenden. Naast wegen vol modder en kapotgereden percelen, reed de landbouwspuit vaker langs dan de bewoners van de Drentse gemeente lief was. De vraag over hun gezondheid in de buurt van gewasbeschermingsmiddelen rees. Stichting Bollenboos werd geboren, een stichting die grote vraagtekens zet bij de gezondheid van mensen in de buurt van lelieteelt. In het hooi met… Bram en Rodina van Stichting Bollenboos.

Tekst: Ellen van den Manacker
Beeld: Petra Kok

Wat willen jullie aan de kaak stellen?

“Wij willen duidelijkheid over het effect van gewasbeschermingsmiddelen op de gezondheid van mensen. Tot op heden is de toelatingsprocedure van gewasbescherming gericht op de gezondheid van planten, maar er wordt niet gekeken naar de gezondheid van mensen.”

Wat is het aandeel van de teler daarin?

“Het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen is vastgeroest in het bedrijfspatroon van telers. Telers stellen daar geen vragen over, ze doen het ‘gewoon’. Als zij in eerste instantie zichzelf niet goed beschermen tegen deze middelen, waarom zouden ze dan aan de omwonenden en voorbijgangers denken?”

Is dat niet geregeld in wet- en regelgeving?

“Nee, er zijn geen regels over gewasbescherming in combinatie met de gezondheid van omwonenden. De overheid wil zich daar gemakkelijk van afmaken. Zij zeggen tegen ons: regel het maar in het veld. Maar zo werkt het niet. Wij hebben de telers niets te bieden. De teler wil een goede omzet, wij willen onze gezondheid gewaarborgd. Daar moet de overheid voor zorgen.”

Is gebleken uit onderzoek dat gewasbeschermingsmiddelen schadelijk zijn voor de gezondheid?

“Twee jaar geleden heeft de overheid advies gevraagd aan de Gezondheidsraad over de mogelijke gezondheidsrisico’s voor omwonenden van landbouwpercelen door het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. Het advies van de Gezondheidsraad luidde dat er meer onderzoek naar moet worden gedaan. Daar is een consortium van wetenschappelijke instituten, gecoördineerd door het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM), nu mee bezig. Waarschijnlijk zijn we vele jaren verder voordat er meer duidelijkheid is. In die tussentijd moeten er maatregelen komen voor de gezondheid van omwonenden van landbouwpercelen.”

Aan wat voor maatregelen zitten jullie dan te denken?

“Er moet een gebiedsbeleid komen. Een beleid waarin zwart op wit staat dat telers geen lelies mogen telen op percelen rondom recreatie, scholen of natuurgebieden. Tot die tijd willen wij dat telers afspraken maken met omwonenden van hun percelen, bijvoorbeeld over spuitvrijezones en wanneer ze gaan spuiten, zodat omwoners daar rekening mee kunnen houden.”

Maar het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen is al enorm teruggeschroefd…

“Het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen is inderdaad gereduceerd met 85%. Onlangs heeft de sector ons beloofd om het middelengebruik nogmaals terug te brengen met vele procenten, waaronder 98% voor wat betreft oppervlaktewater. Met dat streven zijn wij heel blij. We zien ook dat telers daar steeds meer voor openstaan. Tien jaar geleden spraken gangbare telers niet over biologische middelen in hun bedrijfsvoering. Nu wel.”

Is er veel onwetendheid bij de burger?

“Als mensen ons bellen met vragen over gewasbeschermingsmiddelen, dan adviseren wij ze om met de teler te gaan praten. Dat is lastig. Communicatie die in het teken staat van wantrouwen is niet makkelijk. Daarnaast gaat het ons niet om de onwetendheid. Wij weten dat er middelen in de tank van onze buurman zitten, maar we weten niet wat het effect van die middelen op onze gezondheid is. Die informatie kan de boer ons ook niet geven.”

Jullie zijn in eerste instantie het gesprek met lelietelers uit jullie buurt wel aangegaan?

“Jazeker. Inmiddels is dat lastiger. Veel telers zijn boos op ons. We worden neergezet als een actiegroep die overal tegen is. Dat begrijpen we wel. Wij zien onszelf als kritische mensen die opkomen voor de gezondheid van burgers, maar net zo goed van boeren. Het is makkelijker om onze boodschap te brengen aan de politiek dan aan de telers.”

Jullie zijn ook oprichter van ‘Gifklikker.nl’, wat willen jullie daarmee bereiken?

“Met het platform ‘Gifklikker.nl’, een samenwerking met Partij voor de Dieren, bundelen we de gedachten van onze samenleving over gewasbeschermingsmiddelen. In één jaar hebben we 350 reacties gehad op ‘Gifklikker.nl’. Die reacties variëren van roundup in de stad tot gewasbeschermingsmiddelen in de landbouw. Deze reacties hebben wij aangeboden als zwartboek aan beleidsmakers. Zij moeten weten hoe dit onderwerp leeft in de maatschappij.”

Gewasbescherming: do or don’t?

Als teler wil je het gewas optimaal laten groeien: een hoge opbrengst met een goede kwaliteit. Ziekten, plagen en onkruiden kunnen het gewas bedreigen. Om die te bestrijden is chemische bescherming en bestrijding soms noodzakelijk. De maatschappij heeft daar echter een eigen mening over. Hebben ze een punt, of zijn we als sector gewoon goed bezig?

Tekst: Tom de Jong
Illustratie: Henk van Ruitenbeek

Nederlandse boeren en tuinders zijn voorlopers in de wereldwijde land- en tuinbouw. Zo is ons land ’s werelds grootste exporteur in de sierteelt en nummer twee in de export van agrarische producten. Daarmee levert de sector een essentiële bijdrage aan de Nederlandse economie. Om dit te bereiken moeten planten optimaal kunnen groeien. Hier is de natuur voor nodig. Maar in deze natuur hebben we ook bedreigingen als klimaatinvloeden, insecten, onkruiden, schimmels en slakken. Met een slimme rassenkeuze, bedrijfshygiëne, klimaatbeheersing in kassen, gebruik van biologische middelen of met mechanische bewerkingen kunnen deze bedreigingen worden afgewend. Helaas is dit niet altijd afdoende en moet er chemisch gecorrigeerd worden.

Voedselvoorziening

Een belangrijk deel van de gewassen wordt voor de voedselvoorziening geteeld. Dit wordt steeds belangrijker. Zo groeit de wereldbevolking de komende jaren fors terwijl het areaal landbouwgrond stabiliseert. Om alle monden in de wereld te kunnen voeden moet de productie per hectare omhoog. Volgens Arjan Ausma, sectormanager akkerbouw bij Rabobank Nederland, is ons land op dit vlak een voorloper van hoe het in de wereld zou moeten. “Op wereldschaal lijkt de productiestijging die nodig is niet te worden gehaald”, aldus Ausma. “Gewasbescherming is hierbij onmisbaar.”

Middelengebruik

Door politieke en maatschappelijke druk heeft de sector grote slagen gemaakt in het verminderen van het middelengebruik. Zo is de afzet van chemische middelen fors gedaald. Dit is met name te danken aan het verminderde gebruik van grondontsmettingsmiddelen. Begin februari verscheen in de media het bericht dat het chemische middelengebruik in Nederland tussen 2000 en 2012 licht is gestegen. Volgens Jo Ottenheim van Nefyto, de brancheorganisatie van middelenfabrikanten, worden hier appels met peren vergeleken. “Je kan niet simpelweg naar de hoeveelheid gebruikte gewasbeschermingsmiddelen kijken. We gebruiken nu heel andere middelen dan vijftien jaar geleden. De huidige gewasbeschermingsmiddelen zijn veiliger en de milieubelasting is sterk verlaagd. Ook zijn de hectareopbrengsten hoger”, aldus Ottenheim. Om een goede vergelijking te kunnen maken pleit Ottenheim ervoor om te kijken naar het middelengebruik per kilogram land- en tuinbouwproduct.
Milieubelasting
Naast de afhankelijkheid van middelen stond de sector ook voor de opdracht om de milieubelasting door gewasbeschermingsmiddelen fors terug te schroeven. Door de jaren heen is de belasting van oppervlaktewater afgenomen met 85 procent. Deze milieuwinst is onder andere gerealiseerd dankzij een minder milieubelastend middelenpakket, driftreductie en teeltvrije zones langs de slootkanten. In de glastuinbouw is druppelirrigatie geïntroduceerd. Een middel kan zo gericht worden toegepast. Verder kunnen plagen op planten worden gevolgd, het zogenaamde scouten.  Mocht het nodig zijn, dan kan de plaag op het juiste moment worden aangepakt.

Schoon water

De waterkwaliteit moet nog beter. Vanaf 2023 moet al het water aan de milieunormen voldoen en mogen er nagenoeg geen overschrijdingen van de normen meer plaatsvinden. Over drie jaar moet het aantal overschrijdingen al zijn gehalveerd ten opzichte van 2013. Om dit te bereiken hebben LTO Nederland, Unie van Waterschappen en Nefyto de ‘Toolbox emissiebeperking’ ontwikkeld. Deze Toolbox bestaat uit een set van zeventien informatiekaarten. Op deze kaarten staan praktische maatregelen voor telers om emissie van gewasbeschermingsmiddelen naar het oppervlaktewater te verminderen. Een voorbeeld is het bepalen van het ideale spuitmoment.

Toekomst gewasbescherming

Ondanks alle genomen maatregelen blijft gewasbescherming actueel in de politiek. Staatssecretaris Dijksma is verantwoordelijk voor het gewasbeschermingsbeleid in Nederland. In de Tweede Kamer heeft ze haar inzet duidelijk gemaakt: “Chemische gewasbescherming blijft nodig voor de voedselproductie. We moeten echter wel kijken of we problemen met de teelt anders kunnen oplossen.” Dit kan door gebruik van resistente rassen, biologische bestrijding, vruchtwisseling of betere spuitdoppen. “Als het niet anders kan, dan komen chemische middelen in beeld”, aldus Dijksma. Geïntegreerde gewasbescherming wordt verplicht. Hierbij worden biologische, mechanische en chemische maatregelen gecombineerd.

Groene middelen

Een actuele ontwikkeling in de gewasbescherming zijn de groene (biologische) middelen. Dit zijn onder meer preparaten met bacteriën of virussen, feromonen (lokstoffen), plantenextracten, maar ook natuurlijk zout als natriumbicarbonaat, dat wordt gebruikt tegen schimmelziekten. Middelenfabrikanten richten zich steeds meer op biologische middelen omdat het een goede aanvulling kan zijn op de chemische middelen. Vanwege mogelijke risico’s voor mens en milieu moeten biologische middelen dezelfde toelatingsprocedure doorlopen als chemische middelen. Dijksma wil toewerken naar een vergroening van het middelenpakket. Daarom wil ze inzetten op een eenvoudiger of snellere toelatingsprocedure voor deze middelen.

Verwachtingen consument

De consument stelt hoge eisen aan het product dat ze kopen. Dat begint met het uiterlijk van het product. Zo mogen bloemen geen vlekjes hebben en moeten tomaten, paprika’s en komkommers hun karakteristieke vorm tonen. Dit koopgedrag van consumenten kan veel invloed hebben op het gebruik van middelen en de milieubelasting. De maatschappij is kritisch naar de teler, maar eenmaal in de supermarkt denken ze als consument vaak in euro’s.

Residuen

Met het oog op gezondheidsrisico’s zijn residuen van gewasbeschermingsmiddelen ook een belangrijk consumentenitem. Europa stelt hoge eisen aan de maximale hoeveelheid residu in een product. Sommige retailers gaan nog verder. Dit kan ertoe leiden dat telers zich focussen op residuverlaging en minder op mogelijke milieurisico’s.

Het bestuur van… AJK Overbetuwe

Na een aantal jaren voor adviesbureaus te hebben gewerkt is Herma Makkinga (31) dit jaar haar eigen adviesbureau gestart. Met haar adviesbureau specialiseert Herma zich op vergunningen, subsidies en bestemmingsplannen. Naast haar eigen bureau is Herma sinds dit seizoen ook vice-voorzitter van AJK Overbetuwe.

Waarom zit je in het bestuur van AJK Overbetuwe?
“Mijn ouders hebben een varkenshouderijbedrijf. Ik wil graag de intensieve sector meer onder de aandacht brengen, die wordt bij ons in de omgeving nog wel eens vergeten. Daarnaast vind ik het leuk om de juiste combinatie te maken tussen informatieve en gezellige avonden.”

Hoe ben je in het bestuur van AJK Overbetuwe terechtgekomen?
“Ik ben gevraagd door oud-bestuursleden. Voor die tijd was ik al lid en kwam ik regelmatig naar de activiteiten.”

Wat is het leuke aan het bestuurswerk?
“Vooral de samenwerking met de andere bestuursleden vind ik erg leuk. Met het bestuur proberen we een afwisselend  programma samen te stellen voor de leden. Het werkt motiverend als er een goede opkomst is op de door ons georganiseerde activiteiten en we positieve  reacties ontvangen.”

Wat doet AJK Overbetuwe voor zijn leden?
“Wij organiseren, in de periode september tot juni, ongeveer iedere maand een avond. Tijdens de informatieve avonden behandelen we het jaarthema van NAJK of gaan we in op items die spelen in onze regio. Daarnaast hebben we laatst een trekkerbehendigheidswedstrijd georganiseerd en hebben we gebowld.”

Hoe betrekken jullie zoveel mogelijk jonge agrariërs bij AJK Overbetuwe?
“We proberen altijd proactief nieuwe leden te werven. Dit doen we door potentiële leden persoonlijk aan te spreken, dat werkt het beste. De jongeren die we aanspreken zijn voornamelijk mensen uit ons eigen netwerk.”

Wat staat er voor dit seizoen op het programma?
“Binnenkort gaan we op excursie naar een nertsenhouderij. Dit is een sector die voor veel leden onbekend is. Iedereen heeft een bepaalde mening over de nertsenhouderij, al dan niet beïnvloed door de media. Nu kunnen we zelf gaan kijken en een eigen mening vormen over de nertsenhouderij.”

Wat was je persoonlijke hoogtepunt binnen het bestuur?
“Ik zit nog niet zo lang in het bestuur, maar de trekkerbehendigheidswedstrijd vond ik heel erg leuk. Die hebben we dit jaar voor het eerst georganiseerd en we hebben hier ontzettend veel leuke reacties op mogen ontvangen. Voor herhaling vatbaar dus!”

“Zonder personeel zijn we niets”

Angelien van den Nouweland werkt bij de grootste rozenkwekerij van Nederland

“We kunnen de beste klimaatsystemen en sorteermachines hebben, zonder personeel zijn we niets”, vertelt Angelien van den Nouweland, werkzaam bij de grootste rozenkwekerij van Nederland in Waddinxveen. In de 20 hectare kassen van rozenkwekerij Marjoland staan vijf rassen rozen en maar liefst 1,6 miljoen plantjes, die allemaal persoonlijke aandacht nodig hebben. 190 medewerkers zorgen zeven dagen per week voor een vruchtbare oogst, geen machine die daar tegenop kan.

Tekst en beeld: Ellen van den Manacker

Marjoland

De vader van Angelien, Joop van den Nouweland, was ooit komkommerteler in Bleiswijk. In 1986 maakte hij de switch naar rozen. Nu 30 jaar later heeft familie Van den Nouweland een bedrijf dat is uitgegroeid naar 20 hectare met kassen. In de kassen worden de rozen Passion, Red Naomi, White Naomi, Sweet Dolomti en Lovely Dolomti geteeld.

Marjo Job

In 2005 startte Marjoland zijn eigen uitzendbureau: Marjo Job. Een uitzendbureau gericht op Polen die in hun eigen onderneming aan de slag konden. “We werkten daarvoor met verschillende uitzendbureaus. Op een gegeven moment dachten wij: het uitzenden kunnen we zelf ook”, legt Angelien uit. “Het werkt veel prettiger met medewerkers waar we in kunnen investeren. Een langdurige samenwerking waarin we samen met de medewerkers iets opbouwen, zoals persoonlijke ontwikkeling door middel van opleidingen.”

Mond-tot-mondreclame

De moeder van Angelien is van Poolse afkomst. Zij legde contacten met familie uit Polen en zo werden de eerste medewerkers van Marjo Job een feit. “We zijn klein begonnen. Alles ging via mijn moeder en tante door middel van mond-tot-mondreclame. De aanmeldingen stroomden binnen, waardoor er snel een professionele personeel- en arbeidsmedewerker werd aangenomen. Nu, vijf jaar later, moeten we het nog steeds hebben van de mond-tot-mondreclame”, vertelt Angelien.

Personeel

Marjoland heeft vijfentwintig mensen in vaste dienst. Naast medewerkers die al vanaf het prille begin in dienst zijn bij Marjoland, zijn deze vaste medewerkers familieleden van Angelien. Haar ouders, twee broers en schoonzus helpen mee om de grootste rozenkwekerij van Nederland draaiende te houden. Bij Marjo Job staan zo’n 190 Poolse mensen op de loonlijst. “Op kantoor zitten vier mensen die zich bezighouden met het personeel van Marjo Job. Het opstellen van contracten, regelen van huisvesting, uitbetalen van salarissen en het organiseren van opleidingen: alles doen wij in eigen beheer”, aldus Angelien.

Opleidingen

Angelien is een van de personen die zich bezighoudt met het personeel van Marjo Job. “Ik houd me bezig met regelgeving, scholing en personeelsbeleid”, zegt Angelien. “Opleidingen staan in ons bedrijf centraal. De opleidingen verschillen van Nederlandse taal tot plantenteelt of leidinggeven. Het investeren in ons personeel werkt van twee kanten: zij ontwikkelen zichzelf en wij krijgen er een betere kwaliteit voor terug.” Verder houdt Angelien zich bezig op Marjoland met certificeringen, de organisatie en ontvangt ze bezoekers van Marjoland.”

Lean en mean

Eén van de grootste veranderingen die Angelien als HRM’er binnen Marjoland heeft doorgevoerd, is het werken vanuit het ‘lean en mean’-principe. “We hebben alle processen binnen ons bedrijf onder een vergrootglas gelegd. Vervolgens hebben we elk proces aangepast en verbeterd”, legt Angelien uit. “Elk personeelslid heeft zijn eigen stukje kas. Dat stukje kas is zijn verantwoordelijkheid. Wij geven handvatten om het stukje kas zo goed mogelijk te onderhouden.” Elke week wordt het personeelslid beoordeeld op zijn prestaties. “Een heel open beleid, dat erg goed werkt binnen ons bedrijf. Iedereen is gemotiveerd om aan de slag te gaan”, vertelt Angelien. “We hebben nu samen met ons personeel een niveau bereikt waar ik trots op ben.”

Chef

Een chef stuurt zes tot acht productiemedewerkers aan. “De chef werkt elke dag mee met zijn groep. Hij voelt precies als er iets speelt bij personeelsleden”, vertelt Angelien. “Er werken nu 22 chefs. De chefs zijn bijna allemaal, door wilskracht en het volgen van opleidingen, doorgegroeid vanuit de functie van productiemedewerker”, aldus Angelien. “Wij stimuleren onze personeelsleden om door te groeien binnen het bedrijf. Als wij talenten zien bij een productiemedewerker, dan stippelen wij het pad uit dat zij moeten bewandelen om een nieuwe functie te bekleden.”

Oogstmachine

Personeel vervangen voor automatisering is in de rozenteelt niet realistisch, vindt Angelien. “In 2008 hebben wij proefgedraaid met een oogstmachine voor rozen. De machine was niet nauwkeurig genoeg.”, aldus Angelien. Naast het feit dat de oogstmachine erg prijzig was, benadrukt Angelien de waarde van hun personeel: “Rozen knippen is mensenwerk. Wij hebben 1,6 miljoen plantjes in de kas staan die allemaal een eigen verzorging nodig hebben. Bij iedere roos die wordt geknipt, geeft de productiemedewerker ook persoonlijke aandacht aan de plant. Daar kan geen machine tegenop.”

Automatisering

Natuurlijk zijn er de nodige machines aanwezig bij de grootste rozenkwekerij van Nederland. “Wij zijn zoveel mogelijk geautomatiseerd, maar in de rozen houden we altijd handwerk. We hebben bijvoorbeeld sorteermachines, maar de roos wordt er wel handmatig ingehangen. Hierdoor houden we een persoonlijke controle op kleine kwaliteitseisen”, vertelt Angelien. “We kunnen de beste klimaatsystemen en sorteermachines hebben, zonder personeel zijn we niets.”

Arbeid, automatisering of kennis?

Inzicht helpt je om succesvol te zijn

Jouw manier van werken, initiatief nemen en keuzes maken, hangt nauw samen met een veelzijdig en moeilijk te beheersen productieproces. Technische ontwikkelingen maken verdergaande automatisering mogelijk. Welke keuzes maak jij om j
e werk goed te kunnen doen? Neem je personeel aan, besteed je werk uit of kies je juist voor mechanisatie en automatisering? Wat kan je zelf en waarbij kan de kennis en ervaring van Interpolis je helpen?

Zorg voor een goed inzicht
Kies je voor automatisering als mankracht? Elke keuze kent voor- en nadelen. Automatisering versnelt je bedrijfsprocessen, verhoogt je productie en bespaart arbeid. Veel voordelen dus. Maar hoe bedrijfszeker is je apparatuur? Wat mag de kwaliteit van je installaties en daarmee de bedrijfszekerheid kosten? Maar ook, wat kost het als apparatuur regelmatig uitvalt en wat betekent dat voor je bedrijfscontinuïteit en eventuele verstoring van de afzet? Hetzelfde geldt voor het aannemen van personeel. Ook hier zijn de voordelen duidelijk. Meer handen aan het werk, dus meer capaciteit. Stel jij jezelf de vraag of zij voldoende kennis in huis hebben? Moet je daarin investeren? En hoe zit het met de gezondheid en veiligheid van je medewerkers? Wat als zij uitvallen en/of er ongelukken gebeuren? Laat jij je helpen bij je keuzes?

Laat jij je helpen?
We noemden een paar voorbeelden van keuzes waar je, ook als jonge ondernemer, voor komt te  staan. De gevolgen van een productie die stil ligt, zijn enorm risicovol voor je bedrijfscontinuïteit. En waarschijnlijk bedenk je andere oplossingen voor het risico van uitval van apparatuur of personeel dan het afsluiten van  een verzekering. Want voorkomen is altijd beter. Wij adviseren je om je te laten helpen door partijen die ervaring hebben. Want met bovenstaande voorbeelden sta je niet alleen. Inzicht hoe je dat aanpakt helpt je dan ook om succesvol te zijn. Dat is glashelder.

Samenwerken, nu en in de toekomst
Door het verzekeren van agrarische bedrijven heeft Interpolis een lange geschiedenis met veel kennis en ervaring in deze sector. We helpen ondernemers wereldwijd elke dag bij het beperken van risico’s die hun bedrijfscontinuïteit in gevaar brengen. Dat doen we met bedrijven en ondernemers die weten wat er in de agrarische sector leeft en speelt. Ons netwerk is groot en dat levert voordeel op voor alle partijen die daarin hun kennis uitwisselen. NAJK is zo’n partij. Vanuit Interpolis blijven we graag in gesprek met jonge agrarisch ondernemers. Over tradities en ambities, en het oplossen van agrarische risicovraagstukken. Wat kunnen we voor jou doen? Wij horen het graag!

Interpolis. Glashelder

“Topjaar in de belangenbehartiging voor jonge boeren in Nederland!”

20 november was een grote dag voor NAJK en zijn p
artners: het geslaagde symposium ‘van Traditie naar Ambitie’ werd deze dag georganiseerd. Mijns inziens is 2014 met dit symposium een topjaar in de
belangenbehartiging voor jonge boeren in Nederland! Dankzij het VN-jaar van het agrarisch familiebedrijf, dankzij de komst van koningin Máxima naar het symposium ‘van Traditie naar Ambitie’ en dankzij het uitroepen van Erve Hiddink tot het oudste agrarisch familiebedrijf staat NAJK samen met agrarisch Nederland in het middelpunt van de belangstelling. Bij het symposium waren honderden enthousiaste en positief gestemde jonge boeren en tuinders aanwezig. Diverse jonge ondernemers kwamen aan het woord. Hun verhalen waren gericht op het benutten van kansen, het zoeken naar manieren om een inkomen te verdienen met hun bedrijf, samen met ouders, broers/zussen en ook met partijen in de keten en adviseurs en dienstverleners. Op zo’n dag realiseer ik me ten volle hoe trots we kunnen zijn op de agrarische sector in Nederland. Een sector waar men in het buitenland huizenhoog tegen opkijkt. Het gezonde perspectief van de sector blijkt ook uit het onderzoek ‘De toekomst van het agrarisch familiebedrijf’ dat Windesheim en LEI samen met Projecten LTO Noord, LTO Vrouw & Bedrijf, Flynth, Rabobank en het Ministerie van Economische Zaken hebben uitgevoerd. Bedrijfsopvolging is geen doel op zich, de keuzevrijheid van de kinderen van agrarische ondernemers staat voorop. De jonge ondernemers die kiezen voor overname gaan er ook volledig voor. Uit het onderzoek komt wel naar voren dat vrouwen van ondernemers zich zorgen maken over de toekomstige financierbaarheid van agrarische bedrijven. De komende jaren zal de zoektocht naar een bredere basis voor financiering aandacht vragen, want eigen vermogen in combinatie met bankfinanciering voldoet niet meer. Het initiatief van Tejon en Peter de Regt om voor hun bedrijf ´Den Ouden Heuvel´ aankoop van landbouwgrond samen met particulieren te financieren is daarvan een mooi voorbeeld. De fiscale en juridische input is hiervoor geleverd door Flynth adviseurs en accountants. Een positieve houding tegenover de agrarische ondernemers in Nederland in combinatie met gedreven ondernemers en deskundige dienstverlening is een ijzersterke basis voor een succesvolle bedrijfstak in Nederland.

Jan Breembroek, directeur Flynth Agro advies

Flynth-partner

Automatisering in de melkveehouderij

Het aantal melkkoeien is in het afgelopen jaar met 4,6 procent gegroeid, de hoeveelheid melkveebedrijven is stabiel gebleven en de arbeidsbezetting op melkveebedrijven werd beperkt uitgebreid. Conclusie: de groei van het aantal melkkoeien op melkveebedrijven is in het afgelopen jaar voornamelijk opgevangen door automatisering. Blijft automatisering ook na 2015 de oplossing voor de snelgroeiende melkveehouderij? Sectormanager Veehouderij bij de Rabobank, Jan van Beekhuizen, geeft zijn visie daarop.

Tekst: Ellen van den Manacker_MG_0101 jan van beekhuizen
Illustratie: Henk van Ruitenbeek

Welke automatisering heeft een grote opmars gemaakt in de melkveehouderij?

“De melkrobot krijgt een steeds groter aandeel in de melkveesector. Het gebruik van melkrobots is in de laatste jaren toegenomen. In 2010 had 12% van de melkveebedrijven een automatisch melksysteem, nu is dat 18%. Maar er zijn meer ontwikkelingen op het gebied van automatisering in de melkveehouderij, denk bijvoorbeeld aan de kalverdrinkautomaat, de mestrobot, een voerrobot of een automatische voerschuif.”

Is automatisering alleen weggelegd voor grote of groeiende bedrijven?

“Ik vind niet dat automatisering is gebonden aan omvang. Bij een melkveehouder die 60 koeien melkt en een mindere fysieke belasting wil, past een melkrobot bijvoorbeeld ook heel goed.”

Kan elke ondernemer omgaan met automatisering?

“Niet elk bedrijf en elke ondernemer is geschikt voor automatisering. Automatisering geeft fysieke arbeidsverlichting, maar het vraagt ook om discipline. De melkveehouder moet alsnog veel tijd en aandacht aan zijn koeien schenken. Daarnaast moet de ondernemer alert blijven op storingen van de melkrobot en de attentielijst van koeien. Ondanks dat een boer op zijn erf flexibeler wordt, wordt hij buiten het erf minder flexibel.”

Wanneer wordt automatisering aangeschaft?

“Op het moment dat er een grote stap in de bedrijfsontwikkeling wordt gezet, kijkt de boer naar automatisering. Het afgelopen jaar is er veel geïnvesteerd in stallen. Ik zie dat veel ondernemers in de nieuwbouw van stallen ook trends in automatisering hebben toegepast.”

Speelt de Rabobank een rol bij de ontwikkeling van automatisering?

“De Rabobank wil als gesprekspartner de ondernemer uitdagen om goed over automatisering op het bedrijf na te denken. Een misverstand is dat wij ook alles financieren bij een innovatie. Als een ondernemer wil investeren in innovaties, moet er ook eigen vermogen zijn die het risico van innoveren kan dragen. Als een boer de hele innovatie door ons wil laten financieren, dan kan hij zijn bedrijf op het spel zetten.”

Wat zijn gevaren in de automatisering na 2015?

“De melkveehouderij wil meer gaan melken. Als een melkveehouder wil groeien en/of wil automatiseren moet de arbeid die daarbij komt kijken niet onderschat worden. In de praktijk blijkt dat 1,5 miljoen liter melken met twee maten in de maatschap een behoorlijke (fysieke) belasting kan zijn. Het gevolg is dat ondernemers elke dag, zeven dagen in de week, zich voor meer dan 100% moeten  inzetten op het bedrijf. Dat gaat op een gegeven moment niet meer, je kunt niet jarenlang op je tenen lopen.”

Werkt dat bij jonge ondernemers ook zo?

“Ook jongeren onderschatten de arbeid. Als ze 25 jaar zijn kunnen ze makkelijk zes dagen in de week 15 uur draaien. Dat houden ze alleen geen tien jaar vol. Daarom moeten ondernemers, zowel jongeren als ouderen, bij uitbreiding en innovatie niet alleen nadenken over nieuwe bouwplannen, maar ook over het arbeidsplaatje.”

Is er voldoende vakbekwaam personeel in Nederland?

“De Nederlandse melkveehouderij zit vaktechnisch op een heel hoog niveau. Het is de kunst om dat, met gekwalificeerd personeel, in stand te houden. De beschikbaarheid van gekwalificeerd personeel wordt een groot vraagstuk in Nederland. Ik zie dat er veel buitenlandse werknemers verschijnen op de bedrijven. Niet elke werknemer kan het niveau van de Nederlandse melkveesector aan. Daar moeten we alert op zijn.”

Op welk gebied kan automatisering zich nog ontwikkelen?

“Het slim verwerken van mest blijft lastig. Er zijn wel bedrijven mee bezig, maar de perfecte oplossing is nog niet gevonden. De mestverwerking is een belangrijk punt om ons op te focussen in het aankomende jaar.”

“De dynamische handel in bederfelijke producten vind ik uitdagend”

Een opleiding gericht op de agrarische sector, daar had Bjard Schoots (22) in eerste instantie niet aan gedacht. Hij volgde een jaar de opleiding bedrijfseconomie in Nijmegen. Daar kwam Bjard erachter dat hij zich meer wilde ontplooien in de internationale handel in een dynamische sector. De opleiding ‘Bedrijfskunde en Agribusiness’ op Hogeschool VHL was voor hem een schot in de roos.

Internationale handel

De opleiding Bedrijfskunde en Agribusiness is gericht op de internationale handel in levensmiddelen, sierteelt en hout. De opleiding is volledig in het Engels, een pre volgens Bjard: “Het feit dat de studie voor 100% in het Engels wordt gegeven, was voor mij de reden om voor deze opleiding te kiezen. Later, in het werkveld, moet ik vloeiend Engels kunnen spreken.” Ook leert Bjard een tweede vreemde taal tijdens zijn opleiding. “Ik heb gekozen voor Duits, maar alle talen zijn mogelijk om te leren”, vertelt Bjard.
Van producent tot consument

Inzicht in de hele keten, van producent tot consument, dat is wat Bjard leert. Vakken over import, export, productie, logistiek, marketing, kwaliteitsbeheer, transport en opslag voorzien Bjard in de vierjarige studie van kennis over de internationale handel in agrarische producten.

Verschillende culturen

“Tijdens de opleiding werk ik veel in projecten. In elk project is internationale handel of ondernemerschap een belangrijk aspect”, legt Bjard uit. De projectgroepen bestaan uit vier tot zes studenten, wat Bjard erg leerzaam vindt. “Ik zit met veel internationale studenten in de klas. Door met hen in groepsverband te werken, leer ik veel verschillende culturen kennen”, aldus Bjard. “In de toekomst wil ik ook werken met verschillende culturen. Elke cultuur heeft namelijk zijn eigen manier van werken. Door gedurende mijn opleiding al veel met andere nationaliteiten samen te werken, leg ik hiervoor een goede basis.”

Buitenland

Volgend jaar, het vierde studiejaar, wil Bjard zijn stage lopen en afstuderen in het buitenland. “Ik wil afstuderen in een sales- of relatiemanagementfunctie gericht op groente, fruit of vlees.” Bederfelijke producten, dat is waar Bjard zich in de toekomst op gaat richten. “Bij bederfelijke producten die over de hele wereld worden geëxporteerd, moet snel gehandeld worden. Dat dynamische aspect vind ik uitdagend”, vertelt de ondernemende Bjard.

Excursies

Naast indrukwekkende vakken, leerzame projecten en praktijkstages, biedt Hogeschool VHL ook verschillende excursies aan. Bjard: “Deze excursies zijn heel veelzijdig. De ene keer gaan we met een volle bus naar een beurs over internationale handel, de andere keer vertrekken we met onze vakrichting voor een week naar het buitenland.” Vanuit Velp, een van de locaties van Hogeschool VHL, ben je zo de grens over.

Wereldbaan

De studie Bedrijfskunde en Agribusiness biedt mogelijkheden voor banen van import- of exportmanager tot sales, logistiekmanager of trader. Bjard wil zijn geleerde vaardigheden toepassen in een internationale handelsomgeving. “In de eerste jaren van mijn loopbaan wil ik de wereld overgaan om producten als groente, fruit of vlees te verkopen. In mijn ideale functie ga ik internationale handelsrelaties aan en haal ik nieuwe klanten binnen”, aldus een ambitieuze Bjard.

“Vanuit een vraagstuk met een dier aan de slag gaan”

Na haar mbo-opleiding paraveterinair was Iris Bos (22) nog niet uitgeleerd. Ze wilde meer leren over dierenwelzijn en diergedrag. De hbo-opleiding Dier- en Veehouderij op Hogeschool VHL bood haar die diepgang. In deze vierjarige opleiding leert Iris alles over dieren, van dierverzorging tot marketing en financiën van een bedrijf, waardoor ze veehouders een goed advies kan geven over hun bedrijfsvoering en de gezondheid en het welzijn van hun dieren.

Internationaal

De studie Dier- en Veehouderij wordt in het Engels gegeven en is daarmee toegankelijk voor internationale studenten. “Het Engelstalige schrok mij eerst af”, vertelt Iris. “Ik dacht dat ik dat nooit zou kunnen. Maar alles is hier in het Engels, ik moest wel. Ik rolde er zo in en uiteindelijk heb ik er veel profijt van. De Engelse taal is een pre in het werkveld.”

Eigenschappen en eigenaardigheden

Iris zit in het vierde jaar van de opleiding. In de afgelopen drie studiejaren heeft Iris alles geleerd over de eigenschappen en eigenaardigheden van dieren. “In de opleiding komt onderzoek uitgebreid aan bod”, legt Iris uit. “Ik vind het heel interessant om vanuit een probleem, zoals een ziekte of een beter welzijn, met een dier aan de slag te gaan. Op de opleiding leren we om dieren vanuit een vraagstuk te observeren en te analyseren, om daaruit conclusies te trekken en advies te geven.”

Projectbasis

Het werken in projecten, groepen en met opdrachten vindt Iris kenmerkend voor Hogeschool VHL. “Daarnaast is het ook nog eens heel leerzaam. Door de opdrachten zijn we veel in de praktijk bezig, steeds in verschillende groepen en met andere mensen. Elke praktijkopdracht is daarom anders. Ik kan het vak niet beter leren dan in het werkveld”, aldus Iris.

Boerderijdieren

De studie richt zich voornamelijk op melkvee, varkens, paarden en pluimvee, maar Iris heeft dat voor zichzelf breder getrokken: “Ik vind alle dieren interessant. Ik heb mijn stages gelopen bij een struisvogelboerderij en een paardenmelkerij. Binnen deze opleiding kan ik mijn eigen interesses goed kwijt”, vertelt Iris. Maar ze is ook realistisch: “In de veehouderijsector is veel werk. Dat is een innovatieve sector, die blijft ontwikkelen.”

Ondernemerschap

Ondernemerschap vond Iris de leukste module tijdens haar opleiding. “We moesten een eigen bedrijfje oprichten. Samen met studiegenoten heb ik ‘Udder Health Control’ opgericht. Via beslisbomen hielpen we melkveehouders met keuzes over diergezondheid op hun bedrijf”, legt Iris uit. Uiteindelijk presenteerden de studenten het plan voor de Rabobank. “We moesten de Rabobank overtuigen om ons plan te financieren. Dat is natuurlijk fictief, maar zo’n setting zouden we in het bedrijfsleven ook tegen kunnen komen”, aldus Iris.

Dierethiek

Aan het eind van het derde jaar is Iris via een minor bij een andere hogeschool in Nederland in aanraking gekomen met dierethiek. “Dierethiek vind ik heel interessant. De rechten van een dier kent een enorm grijs gebied in onze maatschappij”, vertelt Iris. Het maatschappelijke debat in combinatie met dierenwelzijn, diergezondheid en diergedrag, daar wil Iris eind van dit studiejaar op afstuderen. “Er zijn zoveel instanties die iets roepen over de veehouderij, maar er niets van weten. Dat is een heel interessante ontwikkeling die ik wil gaan onderzoeken en waarin ik een advies wil uitbrengen”, aldus Iris.