CDA’er Jaco Geurts over jonge boeren en tuinders

De Tweede Kamer richt zijn pijlen steeds meer op de voedselproducenten van morgen. In debatten strijden politici voor beleid waar jonge boeren en tuinders het land- of tuinbouwbedrijf mee kunnen voortzetten. CDA’er Jaco Geurts, Tweede Kamerlid en woordvoerder Landbouw, is één van de strijders. Hij vertelt in dit interview over het belang van agrarische bedrijfsopvolgers.

Wat is het belang van jonge boeren en tuinders in Nederland?

“Voor de toekomst van de agrarische sector in Nederland zijn jonge ondernemers van essentieel belang. Zonder boeren en tuinders verliest Nederland invloed op zijn voedselvoorziening en op de veiligheid van zijn voedsel.”

Op aanraden van NAJK heeft u het amendement ‘verbreding bedrijfsoverdracht’ ingediend in het wetsvoorstel ‘Verantwoorde Groei Melkveehouderij’…

“Dat klopt. Bij het lezen van de wet vond ik gelijk dat het een gemis zou zijn als de fosfaatreferentie bij bedrijfsoverdracht niet goed geregeld zou worden. Jonge agrariërs zouden ineens strengere mestverwerkingsregels krijgen dan diegene die zij opvolgen. Een jonge boer heeft al genoeg drempels om te overwinnen bij een bedrijfsovername. Een extra drempel die door invoering van de wet ‘Verantwoorde Groei Melkveehouderij’ zou ontstaan, wilde ik voorkomen.”

Hoe is de samenwerking tussen NAJK en CDA verder?

“De samenwerking tussen NAJK en CDA levert regelmatig concreet resultaat op. Zo wilde NAJK graag de vergroeningsverplichting in het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) verruimen. Door een motie van het CDA krijgt nu iedere boer de mogelijkheid om ieder jaar een andere keuze te maken voor de invulling van het ecologische aandachtsgebied.”

Wat staat er komend seizoen op het gezamenlijke programma van NAJK en CDA?

“Om de huidige mogelijkheden van bedrijfsovername te behouden en te versterken denkt het CDA samen met NAJK na over het huidige en toekomstige fiscale bestel voor de land- en tuinbouw. De beschikbaarheid van kredieten is daarbij ook van groot belang.”

Dalende melkprijs?

Bewaak je liquiditeit!

Nu de melkprijs scherp is gedaald, vraagt de liquiditeit om aandacht. Vooruitkijken en anticiperen dragen bij aan een succesvol beleid. Flynth ondersteunt jou hier graag bij met een overzichtelijk kwartaalbericht. Lees hier hoe je dit kwartaalbericht effectief inzet om je liquiditeit te bewaken.

Illustratie: Henk van Ruitenbeek

Het kwartaalbericht van Flynth geeft een overzicht van de ontvangsten en uitgaven per kwartaal. Dit jaar heeft Flynth voor alle melkveehouders eenmalig een standaard prognose opgenomen. Hierin wordt op basis van een geschatte melkprijs en voerkosten één jaar vooruitgeblikt.

Haal het meeste uit jouw kwartaalbericht in drie stappen:

Stap 1 – Volg je liquiditeit. Door jouw lopende rekening te volgen en te vergelijken met het patroon van ontvangsten en uitgaven, kun je jouw liquiditeit volgen. In het kwartaalbericht van Flynth is een samenvatting opgenomen met de maandelijkse mutaties. Dit sluit aan bij jouw lopende rekening.

Stap 2 – Maak een prognose. In de prognose trek je de lijn zo goed mogelijk door naar het nieuwe jaar, met een inschatting van de belangrijkste ontvangsten en uitgaven per maand. Dit maakt dreigende tekorten zichtbaar, zodat je direct maatregelen kunt nemen. Een meer ingrijpende optie is om met de bank in gesprek te gaan. Bijvoorbeeld over vertraging van aflossingen of over een hoger kredietmaximum van de lopende rekening.

Stap 3 –  Volg de geldstromen. Volg alle geldstromen in het jaar. Check vooral of dit verloop gaat zoals je verwachtte. Ook hier kun je snel handelen bij tegenvallers.

Meer informatie

Flynth merkt dat banken heel kritisch reageren op ondernemers die niet tijdig hun maatregelen nemen. Zoek op tijd contact met Flynth om financieel in jouw comfortzone te blijven. Meer informatie over het kwartaalbericht en het bewaken van je liquiditeit vind je op www.flynth.nl/liquiditeit of neem contact op met Flynth via info@flynth.nl of 026 – 35 42 600.

Verrassende eindstanden bij rendement ranking

Stel je eens voor: alle belangrijke kengetallen op jouw bedrijf zitten precies op de norm, of zijn zelfs beter, hoeveel méér kun je dan theoretisch verdienen? De nieuwe module van UNIFORM-Agri, verborgen rendement, beantwoordt deze vraag. Het initiatief Rendement Ranking, georganiseerd door UNIFORM-Agri en NAJK, heeft de deelnemers een praktisch inzicht gegeven in deze berekening. En met succes, er waren veel stijgers in het eindklassement.

Tekst: Arja Versteeg

Nulmeting

In januari zijn de deelnemers van Rendement Ranking gerangschikt op het verborgen rendement per koe, de zogenaamde nulmeting. Zo was er een uitgangspunt in januari en een eindranking in december. Het streven voor het verborgen rendement ligt zo laag mogelijk, nul euro verborgen rendement geeft namelijk aan dat de kengetallen en de achterliggende bedrijfsprocessen al optimaal zijn. Daar tegenover staat: hoe hoger het verborgen rendement, hoe meer verbetering er te halen is.

Vlakke BSK

Bij de berekening van de eindstanden kwam een aantal interessante verschuivingen aan het licht. Deze werden tijdens de laatste bijeenkomst in februari gepresenteerd, waar ook het laatste deel van de masterclass werd gegeven. De laatste masterclass ging over productie. In de module wordt de factor ‘productie’ berekend aan de hand van de bedrijfsstandaardkoe (BSK). Harm-Jan van der Beek, Managing Director van UNIFORM, vertelt: “De BSK moet zo vlak mogelijk zijn. In de module wordt schade berekend op het moment dat er één punt verschil tussen de productiegroepen zit. Dit maakt de module een toegankelijk instrument.”

Resultaten

In de resultaten van de deelnemers is te zien dat de bijdrage van de melkproductie in het totale verborgen rendement onderling fluctueert. Bij de ene deelnemer is dit 9% en bij de hoogste is dit 97%. Gemiddeld kwam de bijdrage door melkproductie op het totale verborgen rendement in december op 48% uit. Bij de algemene resultaten is te zien dat bedrijven met een aparte jongveeopfok niet te vergelijken zijn met bedrijven waar jongvee het bedrijf niet verlaat. Door uitscharing van vee bij derden worden de cijfers voor veevervanging flink vervuild, alle verkopen worden hier immers in meegeteld. De bedrijven zonder aparte jongveeopfok hadden eenduidigere cijfers: deze zijn van € 125,- verborgen rendement in januari 2014 naar € 102,- in december gegaan. Een gemiddelde vooruitgang van € 23,- per koe per jaar. Dit vertaalde zich naar de ranking: veel stijgers in de top 10.

Rekenmodel

Verborgen rendement is het berekenen van extra opbrengsten die gehaald kunnen worden door de verbeteringen van kengetallen ten opzichte van een realistisch optimaal doel (model). Daarbij geldt dat de ene verbetering een stuk rendabeler is dan de andere. Welke verbetering het gemakkelijkst te realiseren is, ligt bij elke veehouder anders.

Help! Een spuit in de Hollandse bloemenvelden…

Ruud Paauwe geeft tips om het gesprek met omwonenden aan te gaan

De bonte velden van bloeiende tulpen zijn in de lente een typisch Nederlandse bezienswaardigheid. Wandel-, fiets- en autoroutes worden door bollengebieden uitgezet voor toeristen die een glimp willen opvangen van de Hollandse kleurenpracht. Een perfect plaatje van één van de grootste exportproducten van Nederland. Totdat er een spuit door de velden rijdt. De toeristen en omwonenden schrikken van dit ‘gifmonster’ en ballen de vuist. Terecht? Ruud Paauwe, sectormanager tuinbouw bij Rabobank Nederland, geeft raad.

Tekst: Ellen van den Manacker

Uitleg

“In de bloembollenteelt wordt gebruik gemaakt van gewasbeschermingsmiddelen. Die middelen gaan bodemziektes en gewasaantasters tegen”, vertelt Paauwe. Om ziektes en plagen te voorkomen rijden telers vaak door de bloemenvelden met een spuit. Dat roept vragen op bij consumenten en toeristen. “Een reden voor telers om uitleg te geven over gewasbeschermingsmiddelen.”

Omgevingsbewust

Het contact aangaan met omwonenden en voorbijgangers is niet voor iedere teler even makkelijk. “De bloembollensector is een zeer dynamische en innovatieve sector, waarin de cultuur introvert kan zijn. Daar zie ik verandering in optreden. Telers worden omgevingsbewust, ze beseffen dat als ze minder ruis willen over het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen, ze de verbinding met omwonenden moeten en willen maken.”

Het gesprek

“Een aantal telers durft het gesprek aan te gaan met de buurt, een grote groep is zoekende naar hoe ze het contact moeten leggen en er zijn telers die ervoor kiezen om het gesprek met omwonenden te vermijden”, zo schetst Paauwe. De sectormanager tuinbouw vindt het een taak van de sector om elkaar aan te spreken op het contact met de omgeving. “Het is zonde als 90% het goed probeert te doen en 10% het verpest. Daarom is het belangrijk dat de sector ervaringen met elkaar deelt en elkaar aanspreekt op ongewenst gedrag.”

Maatschappelijke discussie

Paauwe vindt het goed dat de maatschappelijke discussie over gewasbeschermingsmiddelen is opgelaaid. “Maar”, zegt hij, “ik vind het jammer dat belangenorganisaties die tegen gewasbeschermingsmiddelen zijn daar helemaal in doorslaan. Zij moeten ook het contact zoeken met telers en zich verdiepen in het hoe en waarom van de toepassing”, geeft Paauwe aan. “Die belangenorganisaties moeten bereid zijn om te luisteren en niet schreeuwen dat alle middelen bij voorbaat slecht zijn. Als dat zo was zouden we de wereld nooit kunnen voeden zoals we dat nu doen.”

Verandering

“Daarnaast zie ik verandering in het chemische middelenpakket. Er worden minder middelen beschikbaar gesteld op de markt en alternatieven zijn niet snel voor handen”, vertelt de sectormanager van de Rabobank. Dit dwingt ondernemers om verder te kijken naar andere rassen of groene middelen en natuurlijke vijanden. “Op open velden is dit laatste lastig, maar in de bewerking en bewaring zie ik goede resultaten. De sector probeert daarin veel en weet wat goed werkt. Mijn advies is om dat te delen met elkaar. Zo kunnen bewezen adviezen van andere telers sneller ingezet worden in de praktijk”, aldus Paauwe.

Ondernemerschap

De Rabobank stimuleert bollentelers om het gesprek aan te gaan met omwonenden. “Tijdens financieringsaanvragen vragen wij hoe de ondernemer omgaat met gewasbeschermingsmiddelen en zijn omgeving. Contact met de omgeving noem ik ondernemerschap”, vindt Paauwe. “Als buren jou het leven zuur maken vanwege onwetendheid, kun je ook niet meer goed je bedrijfsvoering uitoefenen.”

CommunicatieRabo-partner

“Contacten leggen met de buurman is niet moeilijk”, vindt Paauwe. “Alles staat en valt met communicatie. Geef aan bij buren wat en waarom je aan het doen bent. Je hoeft het niet met elkaar eens te zijn, maar het geeft wel meer begrip.”

Meedenken | Janny Trouw

Bij mijn diploma kreeg ik een licentie zodat ik het zelf mocht toepassen en bij klanten mocht adviseren voor mijn buitendienstwerk. Daarna ging ik als redacteur bij Nieuwe Oogst over gewasbescherming schrijven. Thuis zie ik in het seizoen de spuit met enige regelmaat voorbijrijden en via mijn werk bij ZLTO, door knelpunten uit het veld door te zetten naar onze CEMP’s (Coördinator effectief middelenpakket), kom ik er ook mee in aanraking. Gewasbescherming, zo noem ik het het liefst. De media spreken nog vaak over bestrijdingsmiddelen, gif, pesticiden en meer van die akelige termen. Dan probeer ik vooral het nut en de noodzaak van deze middelen uit te leggen. Want er is geen enkele boer of tuinder die voor z’n plezier op die trekker kruipt om gezellig een potje te gaan spuiten. Als het niet zou hoeven, deden we het niet. Punt. Het verzorgen van gewassen is ons werk, en het afleveren van kwalitatief hoogwaardige en schone (!) gewassen (met zo weinig mogelijk residu nota bene) vormt onze boterham. Dat kunnen we nog steeds moeilijk zonder enige vorm van chemische, natuurlijke of alternatieve middelen. We laten onze gewassen simpelweg niet opvreten door schadelijke plaagdieren. De nuttige beestjes, zoals bijen, willen we natuurlijk behouden. Boeren zijn een geweldige gastheer voor bijen en tuinders zijn de grootgebruikers die bijen keihard nodig hebben voor de bestuiving van hun fruit. De imkers waar ik veel mee samenwerk beseffen dat gelukkig maar al te goed. Nu de rest nog! Het zou fijn zijn als er vanuit de publieke opinie ook wat meer en realistischer met ons wordt meegedacht, in plaats van alleen te wijzen. Er moeten immers zoveel miljoen, nee miljarden, monden gevoed worden. En daar zijn we wél met z’n allen verantwoordelijk voor!

Een energiezuinige en milieubewuste bewaarloods

met dank aan de Vamil- en MIA-regeling

“75 procent van het stroomverbruik op mijn bedrijf is afkomstig van de bewaring”, vertelt Thijs Geerse (28). Alle reden voor de biologische akkerbouwer om in 2011 met hulp van de fiscaal aantrekkelijke regelingen MIA en Vamil een milieubewuste en energiezuinige bewaarloods te bouwen.

Tekst en beeld: Ellen van den Manacker

Biologisch akkerbouwbedrijf

In Zeewolde runt Geerse een biologisch akkerbouwbedrijf. Op meer dan 100 hectare teelt hij pompoenen, aardappelen, uien, wortelen, erwten, bonen, graan en spinazie. Agrarische dienstverlening op biologische akkerbouwbedrijven is een neventak van de akkerbouwer.

MIA en Vamil

Vijf jaar geleden besloot Geerse, destijds samen met zijn vader, een nieuwe bewaarloods voor zijn aardappelen, wortels en uien te bouwen. Tijdens het smeden van de bouwplannen is de jonge akkerbouwer om tafel gegaan met zijn boekhouder. “De boekhouder vertelde mij over de Willekeurige afschrijving voor milieu-investeringen (Vamil) en de Milieu Investeringsaftrek (MIA)”, vertelt Geerse. De Vamil-regeling bood Geerse de mogelijkheid om 100% van zijn investering op een willekeurig moment af te schrijven. Met de MIA-regeling kon Geerse nog eens 15% van het investeringsbedrag extra aftrekken van de fiscale winst.

Rc-waarde van 6,2

Inmiddels staan er drie cellen onder één kap waar 520 kisten uien, 380 kisten aardappels en 1150 kisten wortels bewaard kunnen worden. Om te voldoen aan de milieueisen van de subsidieregelingen, heeft Geerse geïnvesteerd in goede isolatie. “De bewaarloods is gebouwd met de dikste panelen die destijds op de markt waren. De panelen hebben een Rc-waarde van 6,2”, vertelt de akkerbouwer. De goed geïsoleerde cellen zorgen dat er minder energie verloren gaat. Geerse: “De nieuwe loods staat er voor minimaal dertig jaar. De energiebesparing die de isolatie met zich meebrengt is mooi meegenomen.”

Frequentieregelaars

Met de nieuwe bewaarloods is het bedrijf van Geerse een grootverbruiker van stroom geworden. “De energie per kilowattuur is goedkoper en de transportkosten zijn hoger”, legt Geerse uit. Om de transportkosten zo laag mogelijk te houden probeert Geerse pieken in het stroomverbruik te voorkomen. Dat doet hij met frequentieregelaars op zijn ventilatoren en koelmachine en door tijdinstellingen in de bewaarcomputer. “Daarmee zorg ik ervoor dat de producten geleidelijk gekoeld worden en niet alle cellen tegelijk aan gaan”, aldus Geerse.

Buitenlucht

Als de producten gedroogd worden, laat Geerse de ventilatoren op 100% draaien. Als de producten gekoeld worden, draaien de ventilatoren op 10% mee. “Om de kou door het product te trekken”, zegt Geerse. De Flevolander kan kiezen tussen blazen en zuigen met zijn ventilatoren. “Bij gebruik van buitenlucht blaast het systeem altijd”, legt Geerse uit. “Ik heb ondervonden dat de kou sneller door het product trekt als ik intern zuigend ventileer. Daarmee hoeft de ventilator ook minder uren te draaien.”

Indirecte koeling

“Ik heb de afweging gemaakt tussen verschillende koelers en koelmiddelen”, vertelt Geerse. Uiteindelijk koos de bioloog voor indirecte koeling met propaan en bietensap. “De propaankoeler was prijzig, maar heeft op het gebied van energie veel voordelen.” In het koelsysteem van de jonge akkerbouwer wordt gebruik gemaakt van natuurlijke koelmiddelen. “Dat heb ik gedaan met het oog op de regelgeving. Ik wil een systeem dat toekomstbestendig is”, aldus Geerse.

Zonnepanelen

Het dak van de nieuwe bewaarloods is berekend op zonnepanelen. “Dat is nog een plan”, vertelt Geerse. “De nieuwe SDE-regeling is gericht op grootverbruikers. Ik denk erover na om daarop in te schrijven.”

Windmolen

Geerse maakt al wel gebruik van windenergie. Geerse: “Met de windmolen draai ik energieneutraal.” Afgelopen januari was een goede windmaand. “Met de stormachtige dagen in januari heb ik in één maand precies het jaarverbruik van 2014 terugverdiend. Dat is ongeveer 200.000 kilowattuur”, vertelt Geerse. “Ik vind de windmolen een mooie manier van energie opwekken. Ik hoef er weinig voor te doen en krijg er veel voor terug.”

Tips voor energiebesparing in de bewaring

“Energiebesparing in de bewaring is een belangrijk speerpunt bij Tolsma”, vertelt Huub Maerman, bewaaradviseur bij Tolsma. Tolsma ontwikkelt en produceert innovatieve bewaartechnieken die het bewaarrendement van aardappelen, uien en wortelen verbetert. Om telers te helpen met een energiezuinige insteek van hun bewaring, geeft Maerman zeven tips.

Tekst: Ellen van den Manacker
Illustratie: Henk van Ruitenbeek

TIP: Vraag advies aan de bewaarspecialist

“Bewaring is soms een ondergeschoven kindje”, vindt Maerman. Een juiste bewaring is belangrijk voor de kwaliteit van het product. “Telers zouden meer advies over hun bewaring moeten vragen aan hun bewaarspecialist. Pas als de bewaring goed op orde is, kan de focus gelegd worden op energiebesparing met behoud van de productkwaliteit.”

TIP: Stel een spertijd in

“De simpelste vorm van energiebesparing is het instellen van een spertijd”, vertelt Maerman. Tussen 23:00 uur en 7:00 uur is het stroomtarief het laagst. Daarnaast mag in een warmere periode de producttemperatuur in de mechanische koeling overdag oplopen, zodat er ’s nachts efficiënter gekoeld kan worden. “Als de zon op de bewaring schijnt wordt het warm in de bewaring. Door de bewaring uit te laten staan, houd je de luchtstroom rustig. Zo ventileer je geen onnodige warmte in het product. Alles wat teruggekoeld wordt, is vochtverlies”, aldus Maerman. “Sper daarom de koeling van 7:00 uur tot 23:00 uur. Met een goed product kun je met acht uur koelen makkelijk af.”

TIP: Maak gebruik van EC-motoren

De introductie van ‘electronic commutation’ of EC-motoren was een flinke stap in de richting van minder energieverbruik tijdens het ventileren. “EC-motoren zijn gelijkstroommotoren. Deze motoren zijn 20% zuiniger in energieverbruik. Ook zijn de toeren van EC-motoren makkelijker te regelen. Als je de toeren met 20% terugschroeft, dan verbruik je 50% minder stroom”, legt de bewaarspecialist uit. “Telers kunnen met gebruik van EC-motoren gemiddeld 30% besparen op hun stroomkosten.” EC-motoren zijn aan te schaffen met EIA-subsidie.

TIP: Ventileer niet te lang

“Akkerbouwers werken met te veel temperatuurverschillen. Dit kan gebeuren door te veel ventileren. Als je gezonde aardappels hebt, ventileer dan nooit langer dan drie uur achter elkaar”, geeft Maerman als advies. “Dit voorkomt drukplekken.”

TIP: Droog voldoende in het begin

Begin met drogen tijdens het inschuren. De eerste paar dagen na het inschuren zijn het belangrijkst. Zo zegt Maerman: “Het is belangrijk om zowel aardappelen als uien in de beginperiode goed te drogen. Bij aardappelen kan daardoor een goede wondheling plaatsvinden”, aldus Maerman. “Goed drogen in de beginfase, scheelt nadrogen gedurende het hele bewaarseizoen.”

TIP: Blijf onder de 80 ampère

Voor elektriciteit is de grens van klein- naar grootverbruik gelegd op de aansluitwaarde van 3 x 80 ampère. Een tip van Maerman is om, waar mogelijk, met de bewaarplaats onder de 80 ampère te blijven. “Dat scheelt enorm veel stroomkosten”, vertelt Maerman. Met EC-motoren of het bewaarprogramma ‘Vison Control’ is te regelen dat het stroomverbruik onder die grens blijft.

TIP: Maak gebruik van het bewaarprogramma ‘Vision Control’

Vision Control, zo heet het bewaarprogramma van Tolsma. Het bewaarprogramma kent een module ‘energiemanagement’. Deze module zorgt ervoor dat de aardappelteler zijn elektriciteitsaansluiting veel efficiënter kan benutten. “De module ‘energiemanagement’ kijkt op basis van de bewaarwensen en weersverwachting wanneer er zo energiezuinig mogelijk bewaard kan worden met behoud van de kwaliteit van het product”, legt Maerman uit. ‘Vision Control’ is gekoppeld aan een applicatie, waardoor telers met hun telefoon overal ter wereld hun bewaarlocatie in de gaten kunnen houden/

Slim en kostenbesparend bewaren

Praktijknetwerk over energiezuinige aardappelbewaring met behoud van kwaliteit.

In Nederland was tot voor kort geen vergelijkingsmateriaal op het gebied van bewaarprestaties. Een reden voor Jan Kamp, werkzaam bij PPO-agv, om in 2012 het praktijknetwerk ‘Slim en kostenbesparend bewaren’ te starten. 46 aardappeltelers namen deel aan het praktijknetwerk waarbij in twee bewaarseizoenen de focus werd gelegd op het energieverbruik, gewichtsverlies van het product en de kwaliteit bij aflevering. Leren van elkaar stond centraal tijdens het praktijknetwerk.

Tekst: Ellen van den Manacker

Uniek

“Het onderzoek naar de bewaring van aardappelen is uniek”, vertelt Jan Kamp, projectleider van het praktijknetwerk. “In de akkerbouwsector zijn nooit eerder zoveel gegevens over bewaring verzameld.” 46 telers van frites-, koelverse-, poot-, tafel- en zetmeelaardappelen uit heel Nederland hielden gegevens van hun bewaarplaats(en) bij om het energieverbruik, gewichtsverlies en kwaliteit van het product te monitoren.

Proeven

Het ras, de rooiomstandigheden, het aantal dagen tussen loofdoding en oogst, kiemremming, draaiuren van de bewaring en stroomverbruik: een greep uit de gegevens die genoteerd moesten worden gedurende twee bewaarseizoenen. Daarnaast werden er in 49 bewaarruimtes metingen verricht. “We plaatsten stroommeters in de koeling om de temperatuur en het energieverbruik in de gaten te houden”, vertelt Kamp. “Ook werden er zakken met aardappels op verschillende plekken in de bewaarruimte gelegd om het bewaarverlies vast te stellen.”

Sparren

Gedurende het praktijknetwerk werden er meerdere bijeenkomsten georganiseerd waar de telers onderling konden sparren over hun bewaring. “Iedere teler organiseert bewaring op zijn eigen manier. De keuzes die telers tijdens het bewaarproces maakten, lagen ver uit elkaar”, vertelt de projectleider. “Telers leerden veel van elkaar door te praten over hun keuzes in het bewaarproces.”

Verschil

De onderlinge verschillen in energieverbruik en bewaarverlies waren erg groot. “Daaruit is af te leiden dat er veel ruimte voor verbetering is”, concludeert Kamp. Het gewichtsverlies verschilde per regio, grondsoort (zand of klei) en de methode van bewaren (los of kisten). “Het gemiddelde bewaarverlies lag tussen de twee en vier procent, maar ook hogere bewaarverliezen kwamen regelmatig voor.”

Energieverbruik

Ook was er een enorm verschil in energieverbruik en stroomkosten. Het stroomverbruik heeft een behoorlijke invloed op de bewaarkosten. Uit cijfers blijkt dat aardappelopslag gemiddeld 1.300 kilowattuur stroom per hectare vraagt. “Door onderling informatie uit te wisselen over de stroomprijs, kwamen telers erachter dat daar flinke besparingen mogelijk zijn”, vertelt Kamp. Ook kan er veel geld bespaard worden met energiebesparende maatregelen in de bewaring: “Door het toerental van de ventilatoren terug te draaien, naar bijvoorbeeld 80% van de volle capaciteit, daalt het stroomverbruik enorm”, noemt Kamp als voorbeeld. “Voorwaarde is wel dat de ventilatieduur dan niet langer wordt, anders dreigt het gewichtsverlies toe te nemen.”

Tevreden

Kamp is tevreden met de resultaten uit het praktijknetwerk ‘Slim en kostenbesparend bewaren’. “We hebben een zeer interessante dataset gekregen. Het lastige is dat er grote verschillen zijn gemeten. Een richtlijn voor een optimale bewaring is moeilijk te geven. Er zijn meerdere strategieën die goed werken”, zegt Kamp. Het grote pluspunt van het initiatief vindt Kamp dat telers met elkaar in gesprek zijn gegaan over bewaring. “Het feit dat telers horen van anderen hoe het ook kan, zet ze aan het denken. Het onderlinge sparren was de grote winst van het project.” Deelnemende telers gaven aan dat ze door het praktijknetwerk kritischer naar hun bewaring zijn gaan kijken.

Vervolg

Kamp zou graag een vervolg zien op het praktijknetwerk. “Ik ben blij dat telers in gesprek zijn gekomen over hun bewaring. Maar harde conclusies hebben wij niet uit het praktijknetwerk kunnen trekken. Daarvoor zou een vervolgonderzoek moeten komen”, concludeert Kamp. Naar aanleiding van het praktijknetwerk hoopt Kamp dat er meer studieclubs over bewaring worden opgericht. “Telers hebben in toenemende mate behoefte aan cijfers over stroomverbruik en bewaarverliezen.” Op dit moment is Kamp bezig met onderzoek naar een optimale luchtverdeling bij kistenbewaring.

Nauwkeurig stikstofadvies

voor een duurzame landbouw

Direct in het veld de stikstofbehoefte van graan bepalen. De Yara N-Tester bewijst dat het kan. Dit mobiele meetinstrument helpt telers om de stikstofgift met precisie af te stemmen op de stikstofbehoefte van het gewas. Ton Hendrickx, specialist bemesting, is één van de CZAV-adviseurs die actief gebruikmaakt van de Yara N-Tester.
YARA_RGB_w_tagline[1]
Tekst: Ellen van den Manacker
Beeld: Yara

Duurzame teelt

Een duurzame teelt wordt steeds belangrijker. Dat beaamt CZAV door actief bij te dragen aan duurzaamheidsinitiatieven als Veldleeuwerik. “Onze adviseurs zijn getraind om telers advies te geven in duurzaam gebruik van mineralen en gewasbeschermingsmiddelen”, vertelt Hendrickx. Om een nauwkeurige stikstofgift toe te dienen in de tarwe werken een aantal adviseurs van CZAV met de Yara N-Tester, een handzaam apparaat dat op basis van bladgroen kan meten wat de stikstofbehoefte van het gewas is.

Betrouwbaar resultaat

“Wij adviseren drie stikstofgiften in een seizoen. In de eerste gift, rond februari, voeren we geen meting uit omdat het gewas zich eerst moet ontwikkelen. In de tweede en derde gift wel”, zegt Hendrickx. Om een betrouwbaar resultaat te krijgen meet de CZAV-specialist het bladgroen van dertig planten. “Daarvoor selecteer ik de planten die representatief zijn voor het hele gewas. Van elke plant schuif ik het jongste volgroeide blad tussen het meetinstrument. Met een druk op de knop berekent de Yara N-Tester op basis van het bladgroen de stikstofbehoefte van de plant”, legt Hendrickx uit. Uiteindelijk geeft de Yara N-Tester de gemiddelde stikstofbehoefte op basis van de dertig gemeten planten, het ras en het groeistadium.

Nauwkeurige meting

Het advies van de Yara N-Tester wijkt wel eens af van de stikstofbehoefte die Hendrickx in zijn gedachten heeft. “Soms kan ik met het blote oog niet zien dat het gewas een stikstofbehoefte heeft. Wat dat betreft is de Yara N-Tester heel nauwkeurig”, aldus Hendrickx. De N-tester kan niet zien hoeveel stikstof er in de bodem beschikbaar is. Dit is op te lossen door regelmatig te meten of via een N-min bepaling.

Voordelen Yara N-Tester

De Yara N-Tester helpt telers om de stikstofgift met een niet eerder bereikte precisie af te stemmen op de behoefte van het gewas. Deze precisie bespaart kosten, beperkt milieubelasting, verbetert de opbrengst en zorgt voor minder legering. “Als een gewas te veel stikstof krijgt gaat het plat liggen, ook wel legering genoemd”, legt de CZAV-adviseur uit. “Door de Yara N-Tester is er een kleinere kans op legering in het graangewas, wat uiteindelijk een positief effect kan hebben in de opbrengst.”

Uniek meetinstrument

CZAV heeft specifiek gekozen voor de Yara N-Tester. Hendrickx: “De Yara N-Tester geeft een advies in de stikstofbehoefte en de stikstofgift. Dat is uniek. Bij andere meetinstrumenten moet je zelf de stikstofgift berekenen.” Om de juiste adviezen te geven, besteedt Yara veel aandacht aan het up-to-date houden van de N-Tester. “Gegevens worden continu vernieuwd en er worden doorlopend proeven verricht met de tester. Het is een wetenschappelijk onderbouwd meetinstrument”, aldus een tevreden Hendrickx.

Bewust bezig met duurzaamheid

Hendrickx vindt de Yara N-Tester een meerwaarde in zijn functie als specialist bemesting. “Maar ik zou het ook positief vinden als telers zelf aan de slag gaan met dit meetinstrument”, vertelt Hendrickx. “Met de Yara N-Tester zijn telers nog bewuster bezig met de duurzame groei van hun gewas. Dat vind ik waardevol.”

Zeven vragen aan de nieuwe dagelijks bestuurder bij NAJK: Doeko van ‘t Westeinde

Na zijn studie Bedrijfs- en Consumentenwetenschappen in Wageningen ging Doeko van ’t Westeinde (31) aan de slag bij Landmark Projecten, een projectbureau gericht op groene energie. Toen in 2011 de vader van Doeko ziek werd, besloot hij terug te keren naar het ouderlijk akkerbouwbedrijf in het Groningse Nieuweschans. Daar teelt Van ’t Westeinde samen met zijn ouders graan, suikerbieten, koolzaad en luzerne, daarnaast doen ze aan agrarisch natuurbeheer.

Tekst en beeld: Ellen van den Manacker

Je bent eerder dan gepland op het ouderlijk bedrijf gekomen, hoe kijk je daarop terug?

“Ik heb veel geleerd in de twee jaar dat ik bij het projectbureau heb gewerkt: van samenwerken tot technische kennis. Ik ben onverwacht op het bedrijf van mijn ouders gekomen, maar dat is zeker geen afgedwongen keus. Mijn passie ligt bij het akkerbouwbedrijf, maar wel met nevenfuncties erbij. Ik wil breed georiënteerd blijven en niet alleen de gebaande paden van ons familiebedrijf bewandelen.”

Sinds december ben je dagelijks bestuurder bij NAJK, hoe ben je aan die functie gekomen?

“Ik ben tweeënhalfjaar actief geweest in het dagelijks bestuur van het Gronings Agrarisch Jongeren Kontakt (GrAJK). Daar was ik algemeen bestuurslid en afgevaardigde voor het NAJK-bestuur. Afgelopen najaar werd ik benaderd om het dagelijks bestuur van NAJK te versterken. In eerste instantie zou ik de nieuwe portefeuille klimaat & milieu op mij nemen, maar door een verschuiving in het bestuur kwam de portefeuille akkerbouw vrij. Gezamenlijk hebben we besloten dat ik deze portefeuille ga oppakken met elementen van klimaat & milieu erbij.”

Wat wil jij bereiken voor jonge akkerbouwers?

“De akkerbouwsector is een duurzame en innovatieve sector, die concurrerend is met het buitenland. Dat positieve beeld wil ik behouden door als portefeuillehouder bij te dragen aan beleid voor de akkerbouwsector. In de aankomende periode zal dat gaan over de invulling van de vergroening in het gemeenschappelijk landbouwbeleid en de discussie over de toelatingsnorm van gewasbeschermingsmiddelen.”

Hoe ga je dat aanpakken?

“Het is voor mij een uitdaging om de stem van jonge akkerbouwers te vertegenwoordigen. Om te weten wat er speelt bij jonge akkerbouwers ontwikkelt NAJK discussiestukken, zoals het aankomende discussiestuk ‘Gewasbescherming’, en is er een klankbordgroep Akkerbouw bestaande uit akkerbouwleden uit het hele land. De klankbordgroep is bedoeld om elkaar een kritische spiegel voor te houden: wat willen we bereiken en hoe gaan we dat aanpakken.”

Is de bestuursfunctie te combineren met het akkerbouwbedrijf?

“Op het akkerbouwbedrijf zijn een aantal pieken. Deze zijn tijdens de oogst en in het najaar. In die periodes moet ik de activiteiten voor NAJK goed plannen. Buiten de pieken, is het bedrijf goed te combineren met de bestuursfunctie.”

Kan je een bestuursfunctie aanraden aan jonge agrariërs?

“Ik raad een bestuursfunctie zeker aan. Doordat ik in contact kom met veel spelers uit de sector, verruim ik mijn blikveld. Ik zie hoe beleid tot stand komt en ik vind het interessant om te zien welke rol NAJK daarin kan spelen. Daarnaast vind ik het leuk om als bestuurder niet alleen aanwezig te zijn bij activiteiten, maar daar ook richting aan te geven.”

Hoe kunnen NAJK-leden contact met jou opnemen?

“Ik vind het belangrijk om ruggenspraak te houden met jonge akkerbouwers. Als leden iets vinden over de akkerbouwsector dat belangrijk is, dan kunnen ze dat bij mij aankaarten. Leden kunnen dat mailen naar mij via dvantwesteinde@najk.nl.”

DSC_0360