“Werken in de tuinbouw is elke dag anders”

Volop kans op werk met een diploma van CITAVERDE op zak

Bart Leenders is assistent-teeltmanager bij Kwekerij Gubbels in Maasbree en volgde een opleiding bij CITAVERDE Bedrijfsopleidingen. In de combinatie van leren en werken werd hij opgeleid tot Vakbekwaam Medewerker Glastuinbouw (niveau 3). Bart heeft inmiddels enkele weken zijn diploma op zak.

Bart heeft een achtergrond als hovenier, maar het lukte hem niet een leuke baan te vinden. Toch wilde hij graag aan de slag. Via AB Werkt is Bart in contact gekomen met CITAVERDE Bedrijfsopleidingen. De combinatie tussen werken en leren sprak hem aan. Hij is nu werkzaam in de glastuinbouw. Een sector waarin, zeker in de regio Greenport Venlo, ruim voldoende werkgelegenheid is. Met een diploma van CITAVERDE Bedrijfsopleidingen op zak heeft Bart dus volop kans op werk.

Werken in de tuinbouw is elke dag anders

Bij Gubbels wordt op zestien hectare paprika geteeld. Er werken twaalf vaste medewerkers. Bart is, zoals hij het zelf zegt, echt een manusje-van-alles. De werkzaamheden die hij verricht zijn zeer gevarieerd. Hij werkt in het gewas en let daarbij op onder andere het klimaat en de gewasbescherming. Hij is de rechterhand van de teeltmanager en moet het gewas kunnen ‘lezen’: “Ik ben in de weer met planten, met levende producten. Het werk is heel afhankelijk van het weer en daarom elke dag anders. Bovendien leer ik elke dag weer iets nieuws en dat is fijn. Het kan altijd beter en daar ga ik dan ook voor. Dat geeft energie”, vertelt Bart.

Praktijkgericht en flexibel

Samen met het bedrijfsleven ontwikkelt CITAVERDE Bedrijfsopleidingen open leeropdrachten die relevant zijn voor het bedrijf en tegelijkertijd bijdragen aan de competentieontwikkeling van studenten in de context van een bedrijf. Het gaat om opdrachten en authentieke werksituaties, waarbij praktijkgerichte werkprocessen centraal staan.

Het was voor Bart even wennen om tijdens de opleiding ook meteen aan het werk te gaan, maar hij ziet zeker een meerwaarde in de combinatie met de praktijk: “Wat we leren op school moet direct worden toegepast op het bedrijf. Op die manier kunnen we alles beter onthouden en snappen. De noodzaak om alles door te spreken op het bedrijf wordt dan groter en dus leer ik er meer van.”

Leren van docenten en van elkaar

Eén dag in de week heeft Bart lessen gevolgd op de locatie van CITAVERDE Bedrijfsopleidingen. “De docenten van CITAVERDE Bedrijfsopleidingen zijn zeer gespecialiseerd” vertelt Bart. “De groep studenten is zeer divers, waardoor we ook veel van elkaar leren. De lessen worden op een fijne, rustige locatie gegeven en zijn meestal in de ochtend gepland. Dan ben ik nog fit.”

De opleiding van CITAVERDE Bedrijfsopleidingen biedt ook de kans om breder naar het vakgebied te kijken. De vakken ‘Bedrijfsanalyse’ en ‘In de Keten’ vond Bart één van de leukste vakken: “Ik mocht tijdens die vakken een kijkje in andermans keuken nemen”. Ook de teeltgerichte lessen en de lessen rondom ‘Communicatie’ en ‘Leidinggeven’ waren voor Bart waardevol.

Klaar voor de toekomst

In de opleidingen van CITAVERDE Bedrijfsopleidingen wordt bovendien de nodige aandacht besteed aan innovatieve technologie als belangrijk element voor duurzame oplossingen. Volgens Bart is dat belangrijk, want zijn sector staat niet stil: “Je kunt heel veel richtingen op in de tuinbouw. Maar ik weet niet hoe het over tien jaar is. Met techniek gaat het snel, misschien komen er steeds meer robots?”. Bart ziet genoeg mogelijkheden: “Met name het op naam leveren heeft volgens mij de toekomst”. Zelf heeft Bart ook mooie plannen voor de toekomst. Hij wil zowel intern als extern cursussen blijven volgen en zichzelf verder ontwikkelen. Zijn doel: doorgroeien tot teeltmanager.

Jonge boeren en tuinders over… fosfaatrechten

Ik moet mest op mijn bedrijf verwerken, wat nu?

Wat betekent het voor jou als veehouder en voor je bedrijf om mest te gaan verwerken? Bij die vraag wordt nog te weinig stilgestaan. Zeker als verwerking bestaat uit meer dan alleen het scheiden van de dikke en dunne fractie. Heb je enig inzicht in wat je moet doen en wat dit betekent voor de continuïteit van jouw bedrijf? Interpolis helpt je graag bij het verkrijgen van dit inzicht.

Tekst: Annemarie van Dam

Hoe krijg je een beeld bij de gevolgen voor je totale bedrijfsvoering?

Mestverwerking is een geheel andere tak van sport dan veehouderij. Het zou erg vervelend zijn als je moet constateren dat je bedrijf met mestverwerking, weliswaar binnen de kaders van de wet, een groot risico loopt en ten gronde gaat. Je krijgt immers te maken met investeringen die je bedrijfscontinuïteit voor de langere termijn moeten borgen. Belangrijk dus om daar goed over na te denken. Dat denkproces begint met het kritisch nadenken over de vele vragen die zijn gebaseerd op jouw onderneming en ondernemerschap en uiteindelijk op de techniek.

Wat betekent mestverwerking voor jouw onderneming en ondernemerschap? 

Mestverwerking is technologisch een complex proces dat de nodige aandacht vereist. Ben je wel de persoon om (complexe) technieken en processen te bedienen naast de dagtaak die je al hebt aan het houden van het vee? Past dat wel bij jou als ondernemer en bij het veehouderijbedrijf dat je runt?
Locatie, omgeving en infrastructuur zijn factoren die van invloed zijn op het wel of niet ‘passen’ van mestverwerking op je bedrijf.  
Hoeveel arbeid vraagt het mestverwerkingsproces, hoe lang duurt het voordat het bedrijf goed en wel is opgestart?
Welke investering is gemoeid met een mestverwerkingsinstallatie en welke kosten moet je begroten in de jaren dat de installatie in werking is (denk aan onderhoud!).
In relatie tot bovenstaande vragen is het goed om te onderzoeken of er mogelijkheden zijn tot samenwerken. Zijn er collega’s waar je gezamenlijk een mestverwerking of mestverwerkingsbedrijf mee op kunt zetten?

Waar moet je op letten bij de keuze van techniek?

Heb je eenmaal de keuze voor mestverwerking gemaakt dan is het goed om na te denken over de keuze van de techniek. Hoe zit het bijvoorbeeld met kwaliteit, bedrijfszekerheid, onderhoud en vermogen?
– Kwaliteit en bedrijfszekerheid: mestverwerking is tot nu toe veelal in de vorm van vergisting. Dat dat niet altijd succesvol verloopt ligt niet per se aan de veehouders zelf. Ammoniak en zwavel veroorzaken corrosie en dat maakt dat apparaten sneller uitvallen.
Onderhoud: goedkoop is duurkoop, dat gaat vooral op bij dit soort installaties. En wanneer structureel onderhoud achterwege blijft dan is storing en uitval snel te verwachten.
Vermogen: welk vermogen moet de installatie nu en in de toekomst kunnen leveren?  

Je hoeft het niet alleen te doen

Het is goed om bovenstaande vragen voor jezelf te beantwoorden. Je krijgt hiermee inzicht in je eigen keuzes en de vragen die er voor jou toe doen. Weet ook dat je het niet alleen hoeft te doen. Laat je adviseren bij het zoeken naar antwoorden op de vele vragen die bij mestverwerking spelen.

Praktische tips over continuïteit en veiligheid?

Op de website www.Interpolis.nl/agro vind je praktische tips die je bij je bedrijfsvoering helpen. Bijvoorbeeld over het onderhoud of het plaatsen van een mestzak of mestsilo. Kies eerst je sector, landbouw/veehouderij, kijk daarna bij het onderdeel ‘blijf in bedrijf’ en ‘onderhoud’.

Wil je een beter inzicht in jouw bedrijfsrisico’s? Interpolis helpt je graag

Wij beschikken over een groot netwerk waarin we kennis en ervaringen uitwisselen. Dit doen we actief door in gesprek te gaan met bedrijven en ondernemers die precies weten wat er speelt in de sector. Wij brengen hier de kennis en ervaring in die we hebben opgedaan in onze lange geschiedenis waarin we agrarische bedrijven verzekeren. Met al deze kennis en ervaring, helpen wij ondernemers wereldwijd bij het verkrijgen van inzicht en bij het beperken van risico’s op hun bedrijf.

Van zwarte buis tot veiligheidsvoerhek

AJF Skarsterlân op excursie bij Spinder

Stalinrichting, je staat er misschien niet altijd bij stil. Toch bepalen ligboxen, boxbedekking en bijvoorbeeld waterbakken voor een groot deel het zo belangrijke koecomfort. AJF Skarsterlân volgde tijdens een dagexcursie bij Spinder de weg van ‘zwarte buis’ tot comfortabel eindresultaat: gezonde en in productie gestegen koeien in de nieuwe stal bij Mts Kloosterman-Deinum

Van kip tot koe

Na ontvangst met koffie en koek werd door Rudmer Hilverda, medewerker verkoop, een korte inleiding over het bedrijf en zijn ontstaan verzorgd. Aan de basis van het bedrijf ligt de ‘kippenbril’ welke in de jaren 60 van de vorige eeuw door oprichter Tjip Spinder met gevoel voor metaal en kwaliteit werd geproduceerd. Begin jaren 70 werd met de komst van ligboxstallen de focus van het bedrijf verlegd van kip naar koe: het ontstaan van Stalinrichting BV werd een feit.

Kwaliteit uit eigen huis

Tijdens een rondleiding door de fabriek en magazijnen van Spinder Stalinrichting werd door de achttien leden van AJF Skarsterlân het productieproces gevolgd. De buizenlasersnijmachine, diverse lasrobots en zeker ook het CNC gestuurde buigen van ligboxen waren een bezienswaardigheid.

Anno 2015 richt Spinder zich met circa 50 medewerkers volledig op ontwikkeling en productie van stalinrichting voor de melkveehouderij. Hierbij staan kwaliteit en leverbetrouw-baarheid hoog in het vaandel. Om dit te kunnen garanderen wordt alles in eigen beheer ontwikkeld en geproduceerd in Harkema.

Koecomfort als uitgangspunt

Dieren die zich beter voelen, presteren beter. Daarom betekent comfort voor Spinder veel meer dan gemak. Hoe comfortabel is jouw stal? Koecomfort ‘meten’ is geen exacte wetenschap, maar kijken naar het gedrag van de koeien. Ligt bijvoorbeeld tweederde van een koppel koeien na het melken en staat eenderde aan het voerhek dan is het ligboxcomfort uitstekend.

Van veertig tot tweeduizend koeien

Hoewel door schaalvergroting in de melkveehouderij de projecten alsmaar groter worden, levert Spinder naast haar standaard pakket ook stalinrichting als maatwerk. Verkoop aan veehouders in binnen- en buitenland levert een breed pakket aan wensen: van nieuwe grupstalinrichting voor amper veertig koeien tot projecten van tweeduizend ligboxen in Kazachstan. Het behoort bij Spinder allemaal tot de mogelijkheden.

1.000 liter meer melk

Na de lunch werd het melkvee-bedrijf van Mts Kloosterman-Deinum in Veenwouden bezocht. De sinds vorig jaar in gebruik genomen serrestal huisvest circa 190 melk- en kalfkoeien en daarnaast nog jongvee. Dat huisvesting en koecomfort veel invloed heeft wordt hier duidelijk: maar liefst 1.000 liter per koe ‘erbij’ in één jaar tijd. De nieuwe stal biedt licht, lucht, ruimte en veel (lig)comfort, diverse zaken waar het in de vorige stal, gebouwd in 1973, aan ontbrak. Vooral over de investering in ligcomfort door de aankoop van golfschoftbomen en Profit ligboxen met waterbedden zijn de maten dik tevreden: “Wij willen niet meer terug.”

DSC01517HPIM0519DSC01524

 

Minder antibiotica, meer Vetrinol!

Een hoog celgetal bij de koe verlagen zonder gebruik te maken van antibiotica? Het product ‘Vetrinol’, ontwikkeld door InQpharm, bewijst dat het kan. Het wereldwijd gevestigde bedrijf InQpharm wil de gezondheid van melkkoeien verbeteren door middel van natuurlijke medicatie. Hun succesvolle product Vetrinol, voornamelijk bestaande uit gepatenteerde knoflookextracten, verlaagt zonder wachttijd een hoog celgetal bij maar liefst 80% van de koeien.

Melkveehouder Martin Brandsma (30) gebruikt Vetrinol al sinds de beginjaren. “In het begin was ik vrij sceptisch over het natuurlijke product”, vertelt Brandsma. “Toen ik het effect ging bekijken op de melkcontrole stond ik er versteld van.” Inmiddels is Martin overtuigd van de toegevoegde waarde van Vetrinol op zijn bedrijf. Samen met zijn vader en oom melkt hij 175  koeien in het Friese Scherpenzeel. Naast zijn werkzaamheden op het melkveebedrijf, werkt Brandsma inmiddels ook bij InQpharm: “Vanwege mijn overtuiging van Vetrinol, leek het mij een uitdaging om dit product ook bij andere melkveehouders onder de aandacht te brengen”, aldus de jonge melkveehouder.

Immuunsysteem

Het gebruik van Vetrinol balanceert en versterkt het immuunsysteem van koeien. “Met een gezond immuunsysteem kan de koe zijn uierontsteking zelf oplossen”, legt Brandsma uit. Vetrinol bevat een gepatenteerd knoflookextract met een speciaal gewonnen mix van organozwavelverbindingen. De kuur van Vetrinol duurt drie dagen, waarbij het product één keer per dag via de mond moet worden toegediend. “Een voordeel van Vetrinol is dat er, omdat het een natuurlijk product is, geen wachttijd op zit. Melkveehouders hoeven de melk dus niet vast te houden”, aldus Brandsma.

Twijfelgevallen

“Bij koeien met een hoog celgetal zit een ontsteking in de uier. Veel melkveehouders wachten met het toedienen van antibiotica en kijken hoe de ontsteking zich ontwikkelt. Als de ontsteking erger wordt, dan is er een kans dat antibiotica ook niet meer werkt”, vertelt Martin. Om dit te voorkomen behandelt de jonge melkveehouder zijn twijfelgevallen ook met Vetrinol. “Daardoor loop ik nooit achter de feiten aan.”

Onderzoeken

Wetenschappelijk onderzoek heeft bewezen dat 80% van de dieren positief reageert op Vetrinol. “Bij die 80% zien wij een daling van het celgetal bij de eerste melkcontrole van 59% en bij de tweede melkcontrole zelfs een daling van 76%”, vertelt Martin. Ook zijn er praktijktesten uitgevoerd bij melkveehouders in Nederland. Ervaring uit deze praktijktesten heeft aangetoond dat Vetrinol kan leiden tot een sterke gezondheid en lagere kosten door het verminderde antibioticagebruik.

Minder antibiotica

Door het verlagen van het celgetal met Vetrinol, wordt het antibioticagebruik sterk verminderd. Toch wil InQpharm antibiotica niet wegcijferen: “Antibiotica heeft een belangrijke en doelgerichte rol binnen de diergezondheid. Wat wij willen bereiken is een verantwoord gebruik van antibiotica. De inzet van Vetrinol draagt eraan bij om alleen antibiotica te gebruiken op het moment dat het echt nodig is”, legt de jonge ondernemer uit.

Begeleiding

Naast het aanprijzen van het product, begeleidt Brandsma de melkveehouders die Vetrinol gebruiken ook. “Ik help de boer met het selecteren van de koeien. Samen kijken we hoeveel koeien er een verhoogd celgetal hebben en bij welke we Vetrinol kunnen toepassen. Bij de melkcontrole kijk ik samen met de melkveehouder wat het product heeft gedaan. Welke koeien reageren goed en welke niet?”, vertelt Martin. “Ik probeer altijd te onderzoeken waarom het product niet is aangeslagen. Als bijvoorbeeld blijkt dat de koeien al meerdere antibioticakuren hebben gehad, dan werkt Vetrinol ook niet meer.”

Jonge melkveehouders

Martin verwacht dat Vetrinol vooral de jonge melkveehouders aanspreekt. “Doelgericht met antibiotica omgaan wordt steeds belangrijker”, zegt Brandsma. “De resultaten van Vetrinol laten zien dat antibiotica voorkomen kan worden door de inzet van Vetrinol. Jonge boeren staan meer open voor dit soort innovaties.”

Nederlandse eiwitteelt de toekomst?

De Nederlandse veehouderij kan tegenwoordig niet meer zonder buitenlandse soja. Soja is vanwege het hoge eiwitgehalte en een goede aminozuursamenstelling heel geschikt als veevoer voor melkvee, kippen en varkens. Hoe gewild soja ook is, het sojagebruik van de Nederlandse veehouderij blijft één van de hete hangijzers in de discussie over de wereldwijde footprint van onze agrarische sector.

Tekst: Wolter Neutel
Illustratie: Henk van Ruitenbeek

Ooit begon de sojahandel voor de veehouderij met sojaschroot, een bijproduct van de productie van sojaolie. Het sojaschroot bleek een gunstige voederwaarde voor de veehouderij, waardoor de prijs van sojaschroot enorm steeg. Inmiddels vormt sojaolie nog slechts de helft van de waarde van soja en sojaschroot dus de andere helft. Daarmee veranderde sojaschroot van restproduct naar één van de hoofdproducten waarvoor soja wordt geteeld.

Nederlandse soja-import is niet per definitie slecht: het klimaat in Zuid-Amerika is erg geschikt voor sojateelt en in Nederland zijn we weer goed in andere dingen. Door beide datgene te doen waar we goed in zijn, zorgen we samen voor de meest efficiënte voedselproductie. Maar de uitbreidende sojateelt heeft wel negatieve bijeffecten: in twintig jaar is het wereldwijde soja-areaal verdubbeld. Dit leidt tot ontbossing, verlies aan biodiversiteit en sociaaleconomische problemen voor de oorspronkelijke bewoners van productiegebieden. Ook zorgt grootschalige soja-import voor een onderbreking van de kringloop: na het voeren van onze dieren blijft de mest in Nederland achter.

Geen ideale situatie. Doordat de soja decennia lang goedkoop was heeft de ontwikkeling van alternatieven stilgelegen. Inmiddels wordt gezocht naar alternatieven die Nederlandse veehouders minder afhankelijk maken van buitenlandse grondstoffen. Zo wordt er onder andere geëxperimenteerd met lokale sojateelt, maar is er ook aandacht voor de teelt van lokale eiwitgewassen zoals lupine, erwten, koolzaad(schroot) en natuurlijk grasklaver. Veevoerfabrikanten en de WUR doen onderzoek en proeven om het rendement van regionaal geteelde eiwitbronnen te verhogen. Met succes, de opbrengsten stijgen jaar na jaar. De hectareopbrengst is momenteel met 2,7 ton vergelijkbaar met die van Brazilië. Lupine en soja zijn daarnaast geschikte rotatiegewassen, ze binden stikstof uit de lucht aan zich, wat de bodemvruchtbaarheid ten goede komt.

Mocht het voor een brede groep boeren aantrekkelijk worden om eiwitproducten te telen in Nederland, dan snijdt het mes aan twee kanten: de Nederlandse landbouw wordt minder afhankelijk van het buitenland en verkleint tegelijk zijn footprint voor de gevolgen van sojateelt in het buitenland.

NAJK en Jongeren Milieu Actief (JMA) hebben de handen ineengeslagen om met dit thema aan de slag te gaan. Gezamenlijk lichten zij onder de noemer ‘Een duurzame toekomst boer je zelf!’ leerlingen van AOC’s voor over de voor- en nadelen van het Nederlandse sojagebruik. Meer informatie over dit project is te lezen op de website van NAJK.

“CRV is een verlengstuk van ons bedrijf”

Gerard en Geertje Heuthorst zijn gedreven koeienboeren, die blijven werken aan de prestaties van hun veestapel. Daarin is CRV een belangrijke partner. “CRV vernieuwt en dat zien we terug in nieuwe kengetallen en betere genomics fokwaarden”, verklaren ze.

Tekst: Wichert Koopman

Op een leeftijd dat menig collega het rustiger aan gaat doen, bouwden Gerard en Geertje Heuthorst uit Doetinchem een nieuwe stal om meer koeien te kunnen melken. “We hebben nog veel plezier in het boeren en niets meer ondernemen is voor ons geen optie”, motiveert Gerard de beslissing om, ondanks dat er nog geen zicht is op opvolging, het bedrijf te blijven ontwikkelen. “We wilden makkelijker kunnen werken en de koeien nog beter laten presteren. Een nieuwe stal bouwen was daarvoor een belangrijke voorwaarde.”

Partner in netwerk

De prestaties van hun veestapel tonen dat de veehouders gedreven en vakbekwame koeienboeren zijn. Het koppel van 125 koeien realiseert een rollend jaargemiddelde van 9.557 kilo melk met 4,21% vet en 3,50% eiwit. De tussenkalftijd is 385 dagen en het inseminatiegetal is 1,9 bij de koeien en 1,4 bij de pinken.

CRV is voor maatschap Heuthorst een belangrijke partner als het gaat om het verbeteren van de prestaties van de veestapel. “Als ondernemer bouw je een netwerk op van mensen en organisaties die je ondersteunen in de bedrijfsvoering. Voor ons is CRV een waardevol onderdeel van dit netwerk”, geeft Gerard aan. “De organisatie levert ons onder andere een schat aan betrouwbare data van onze koeien, bijvoorbeeld via de melkcontrole. Daarvoor worden steeds nieuwe en betere kengetallen ontwikkeld. Deze cijfers zijn voor ons onmisbaar in het management van onze veestapel. Wij zien CRV dan ook als een verlengstuk van ons bedrijf.”

Vooruitstrevend fokbeleid

De hoogproductieve koeien die de nieuwe stal van de maatschap bevolken, stammen zonder uitzondering af van stieren van CRV. “Er is een groot aanbod van sperma van verschillende organisaties, maar belangrijker dan de laagste prijs en een mooi verhaal van een vertegenwoordiger vinden wij het fokprogramma achter het rietje”, verklaart Gerard. “We weten dat CRV een vooruitstrevend fokbeleid voert en hebben de zekerheid dat de cijfers betrouwbaar zijn. Voor ons is dat heel belangrijk.”

Aan de vernieuwingen in het fokprogramma leveren de veehouders zelf een actieve bijdrage. Ze zijn deelnemer aan het programma FokkerijData Plus, waarmee ze voor een aantrekkelijk tarief genomics fokwaarden krijgen bij al hun dieren. Als tegenprestatie stelt de maatschap informatie over de veestapel beschikbaar aan CRV. Zo worden alle gegevens over de klauwgezondheid geregistreerd in DigiKlauw. Deze data worden onder andere gebruikt voor de verdere verbetering van de genomics techniek en de ontwikkeling van nieuwe fokwaarden. “CRV vernieuwt”, merkt Gerard. “En dat zien we terug bij ons in de stal. Daarom kiezen wij voor CRV.”

“Ik wil met bemesting invloed uitoefenen op de resultaten van mijn kuilmonster”

In het Gelderse Joppe runt Erik Smale (28) met zijn ouders een melkveebedrijf met 150 koeien en 110 hectare grond. Bemesting is een belangrijk speerpunt op het bedrijf van Smale. Samen met zijn vader stippelt de jonge ondernemer elk seizoen het bemestingsplan nauwkeurig uit.

Tekst en beeld: Ellen van den Manacker
De bodemvruchtbaarheid is één van de eerste aspecten waar Smale naar kijkt in zijn bemestingsplan. “Bodemvruchtbaarheid is voor mij heel belangrijk”, geeft Erik aan. “Gras groeit niet op kunstmest of organische mest. Gras heeft een bodemleven nodig om de mest om te zetten naar voedingsstoffen voor de plant.” De bodemvruchtbaarheid van zijn percelen houdt de jonge melkveehouder nauwlettend in de gaten. “Naast bodemanalyses, ga ik ook regelmatig zelf met een schop het land in om een bodemconditiescore uit te voeren”, vertelt Erik. NUTRINORM_SLOGAN_25_FC_W

Onwetendheid

Smale ziet dat de aandacht van melkveehouders vaker gaat naar de gezondheid van de koeien, dan naar de status van het land. “Cijfers over de KringloopWijzer laten zien dat melkveehouders meer aandacht hebben voor de koeien dan voor de bodem”, vertelt Smale. “Als melkveehouders niet weten wat er van hun land afkomt, dan weten ze ook niet waar ze moeten sturen in de productie.” Met een secure bemesting kunnen veehouders resultaatgericht werken naar een optimale opbrengst. Erik: “Ik heb bij de bemesting al invloed op mijn kuilkwaliteit en daarmee dus het rantsoen.”

Drijfmest

Voor Erik is het een uitdaging om zodanig met zijn bemesting te spelen dat hij het optimale resultaat van zijn land haalt. “Ik wil mijn drijfmest maximaal benutten.” De kwaliteit van zijn drijfmest, en daarmee de voerefficiëntie, houdt de jonge ondernemer goed in de gaten door te kijken, te ruiken en te zeven. “Als het rantsoen goed verteerd is, heb ik kwalitatieve drijfmest die geschikt is voor het land. Gezonde mest op de bodem zorgt voor een mooi gewas.” Door mestmonsters weet Smale precies wat er in zijn drijfmest zit. “Op basis van de mestmonsters bereken ik per perceel hoeveel drijfmest erop moet. Daar pas ik vervolgens de kunstmestgift op aan”, aldus Erik. Op het gebied van kunstmest strooit de familie Smale kleine proporties. “Men strooit al gauw te veel kunstmest op het land”, vindt Erik. “We willen niet zoveel kunstmest gebruiken. We hebben oud grasland, laat het maar uit de bodem komen.”

Bodemtemperatuur

“Bij drijfmest is het belangrijk dat de bodemtemperatuur in het voorjaar voldoende is”, legt Erik uit. Voldoende draagkracht van de bodem en een bodemtemperatuur van minimaal acht graden bepalen het moment van bemesten bij de familie Smale. “Wij beginnen pas met bemesten medio maart.” Om niet afhankelijk te zijn van een volle mestput, heeft Smale geïnvesteerd in voldoende mestopslag. “De put mag niet bepalen wanneer wij moeten bemesten. Onze mestopslag is bijna 5.000 kuub”, aldus de melkveehouder.

Simpele tool

Naast zijn werkzaamheden op het melkveebedrijf, werkt Erik drie dagen in de week bij Boerenverstand. Voor deze organisatie zocht hij afgelopen jaar een simpele tool voor het berekenen van de bemesting na de eerste snede. Hier kwam hij onder andere de NutriNorm Bemestingsplanner tegen. “Dit is een uitgebreide en gratis tool waarmee melkveehouders per perceel een bemestingsplan kunnen maken”, vertelt Smale. De bemestingsplanner is gekoppeld aan de databank van BLGG, waardoor de bodemanalyses automatisch worden geïmporteerd. “Dat scheelt invoertijd en geeft minder kans op fouten”, legt Erik uit.

Nuttig

Het inzetten van een rekentool vindt Smale zinvol. “Het is heel nuttig om daar als jonge veehouder mee aan de slag te gaan.” Erik geeft daarbij aan dat het belangrijk is om het rekensommetje ook zelf te kunnen maken. “Een typefout is zo gemaakt. Dan kloppen de resultaten niet meer. Bij niet logische uitslagen moet er wel een lampje gaan branden”, aldus de ondernemer.

Politieke dwaling | Wim Bos

Ik was erbij, net als jullie allemaal. We zijn allen getuige van de grootste politieke dwaling van de eenentwintigste eeuw, genaamd fosfaatrechten. Hoe onbetrouwbaar kun je zijn als overheid door regelgeving te lanceren zonder spelregels en zonder dat er een afspraak is overschreden. De staatssecretaris van Economische Zaken zet een hele sector, die sterk bijdraagt aan de Nederlandse economie, op 10-0 achterstand in de internationale concurrentiestrijd. Het fosfaatplafond is nationaal niet eens overschreden. Daarnaast wordt de export en verbranding van fosfaat niet afgetrokken van de totale nationale fosfaatproductie en worden de bemestingsnormen van stikstof en fosfaat alleen maar aangescherpt tot ver onder het gezonde voedingsniveau van bodem en plant. Met de derogatie moet het ook maar eens afgelopen zijn. Gewoon standaard 250 kilogram stikstof uit dierlijke mest, dat is een must voor een gezond gewas en een gezonde bodem. Het is flauwekul dat het oppervlaktewater en grondwater vervuild worden wanneer op een goede manier landbouw bedreven wordt. Ik kan alleen maar tot de conclusie komen dat bodem, bodemleven, gewassen, dieren en boeren lijden onder de regelzucht van ambtenaren en NGO’s. Tegen onze belangenbehartigers wil ik zeggen: sla eens hard met de vuist op tafel. Genoeg is genoeg, grondgebonden is grondgebonden.

In het hooi met… Natuur & Milieu

In de lobby over het fosfaatoverschot streed Natuur & Milieu ook mee. De onafhankelijke milieuorganisatie wil schoner oppervlaktewater en meer natuur in landbouwgebieden. De oplossing ligt volgens hen bij de melkveehouderij. Meer grondgebondenheid en minder koeien is het standpunt waarmee Natuur & Milieu de Tweede Kamer probeerde te verleiden. In het hooi met… Sijas Akkerman, hoofd voedsel bij Natuur & Milieu. 

Tekst: Ellen van den Manacker
Beeld: Liesbeth Schuurman

Het lijkt alsof de fosfaatrechten als donderslag bij heldere hemel kwamen…

“Voor melkveehouders die vakbladen lezen en ontwikkelingen in de sector volgen, kunnen de fosfaatrechten geen verrassing zijn. Brancheorganisaties hebben de melkveehouders met de afschaffing van het melkquotum een veel te rooskleurig beeld voorgeschoteld, dat denk ik wel. Groeien voor de wereldmarkt was de hoofdboodschap. Echter produceren we op dit moment al 5% meer melk dan de wereld nodig heeft.”

Waarom is de lobby over het fosfaatoverschot belangrijk voor Natuur & Milieu?

“De  milieu-impact van de melkveehouderij is enorm. Twee derde van alle sloten, kanalen en meren in landbouwgebieden zijn vervuild met nitraat en fosfaat. Als melkveehouders hun koeienmest via de bemestingsnormen kwijt kunnen op eigen land, dan spoelt het nitraat niet uit in het oppervlaktewater en zou er geen probleem zijn. Kennelijk werkt het niet zo. Meer dan een derde van de mest verdwijnt illegaal, blijkt uit cijfers. Boeren weten niet meer waar ze heen moeten met hun mestoverschot. Het werd tijd voor de overheid om in te grijpen.”

En ook jullie grepen in…

“We moeten met elkaar zorgen voor schoon oppervlaktewater. Melkveehouders die hun koeien buiten laten lopen, zoveel mogelijk zelf voer telen en de mest kwijt kunnen op eigen grond, die moeten de ruimte krijgen om zich te ontwikkelen. Uit cijfers van het CBS blijkt dat er na 2 juli minimaal drie miljoen kilo fosfaat moet worden afgeroomd. Wij vinden dat die afroming moet plaatsvinden bij intensieve bedrijven.”

Hoe moeten intensieve melkveehouders hun bedrijf dan rendabel houden?

“Veel produceren voor een zo laag mogelijke prijs gaat melkveehouders in Nederland uiteindelijk niet helpen. Intensieve veehouders moeten samen met hun coöperatie kijken waar ze met dezelfde of minder melkproductie meer uit hun product kunnen halen door waarde aan dat product toe te voegen, denk bijvoorbeeld aan het maken van duurzame yoghurt of kaas.”

Welke haken en ogen zitten er aan fosfaatrechten?

“Het is complex voor boeren en moeilijk te controleren. Uiteindelijk willen we naar een evenwichtsbemesting op elk bedrijf. Dat zou bedrijfsspecifiek bekeken moeten worden, maar dat is heel ingewikkeld. Daarom wil de overheid op alle melkveebedrijven de KringloopWijzer introduceren. Ik vind de KringloopWijzer nog te beperkt. De wijzer pakt maar een klein stuk van de kringloop mee. Fosfaatverliezen buiten het bedrijf worden er bijvoorbeeld niet in meegenomen. Extensieve boeren die veel weiden komen er ongunstig uit. Ik vind dat melkveehouders die grondgebonden produceren niet verplicht aan de KringloopWijzer hoeven om hun fosfaatproductie te verantwoorden.”

Mestverwerking ziet u niet als een oplossing?

“Dat klopt. De mestverwerkingstechnologie is nog lang niet uitontwikkeld en er zijn te weinig installaties in Nederland om de mest te verwerken. Daarnaast draagt het nu nog onvoldoende bij aan de sluiting van de kringloop. Misschien dat we over drie of vier jaar verder zijn. Dan ben ik vooral voorstander van het sluiten van kringlopen door voer-mestcontracten.”

Ook de ammoniakuitstoot zit aan zijn max. Lossen fosfaatrechten dit probleem op?

“Nee, daarvoor zijn duurzame stallen nodig. 6,3% van de stallen in de melkveehouderij zijn in 2015 integraal duurzaam. Dat is in mijn ogen veel te weinig. Terwijl er verschillende subsidieregelingen zijn om duurzame stallen tegen een rendabele prijs te realiseren, neem bijvoorbeeld de MIA- en Vamilregeling.”